9
Rijden
129
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N.
Neutral (neutraalstand). R.Reverse (achteruitversnelling). 1 2 3 4 5 6. Versnellingen bij handmatigschakelen.
AUTO.
Gaat branden als u kiest voor
automatische bediening en gaat uit
als u kiest voor handbediening.
Starten van de auto
) Selecteer de stand N. )
Houd het rempedaal ingetrapt.
)
Start de motor.
Op het displa
y van hetinstrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding N.
) Selecteer de automatische bediening (stand A), de handbediening (stand AM) of
de achteruitversnelling (stand R).R ) Zet de handrem vrij. )
Laat het rempedaal geleidelijk los. )
Geef gas.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTO
en 1, 1of R.
Automatische bediening
)
Selecteer de stand A.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding AUTOen de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
- optimaal brandsto
fverbruik,
- rijstijl,
- profiel van de weg,
- belading van de auto.
Tr a p o m
flink te accelereren (bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre) het gaspedaal krachtig
in, tot voorbij het zware punt.
Tijdens het starten van de motor moethet rempedaal worden ingetrapt.
Selecteer tijdens het rijden nooit deneutraalstand N.
De aanduiding N
op het display knippertals u de motor probeer t te star ten zonder dat de selectiehendel in de stand Nstaat.
Als bij het starten van de motor hetrempedaal niet wordt ingetrapt,wordt een melding op het display weergegeven.
De stand kan op elk gewenst moment worden veranderd door de selectiehendel in de stand Aof juist in de stand AM
te zetten (al naar gelang welke stand is ingeschakeld).