display CITROEN C4 2021 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2021, Model line: C4, Model: CITROEN C4 2021Pages: 244, PDF Size: 6.97 MB
Page 4 of 244

2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelDigitaal instrumentenpaneel 9
Head-up display 10
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 11
Meters 18
Handmatige controle 22
Kilometerteller 22
Dimmer verlichting 23
Boordcomputer 23
BLUETOOTH audiosysteem met touchscreen 24
10 inch touchscreen 25
Op afstand bedienbare functies
(elektrische auto)
26
2Toegang tot de autoElektronische sleutel met afstandsbediening en
ingebouwde fysieke sleutel 28
Proximity Keyless Entry and Start 30
Centrale vergrendeling 32
Noodprocedures 33
Portieren 35
Achterklep 36
Alarm 36
Elektrische ruitbediening 38
Schuif-/kanteldak 39
3Ergonomie en comfortVoorstoelen 42
Het stuurwiel verstellen 44
Verwarmd stuurwiel 44
Spiegels 45
Achterbank 46
Verwarming en ventilatie 47
Handbediende airconditioning 49
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
50
Ontwasemen - ontdooien voorruit en voorste
zijruiten
52
Voorruitverwarming 53
Ontwasemen - ontdooien achterruit 53
Voorverwarming/voorkoeling airco (Elektrisch) 54
Voorzieningen in het interieur 54
Plafonnier 57
Sfeerverlichting interieur 58
Voorzieningen in de bagageruimte 58
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 60
Richtingaanwijzers 61
Automatisch inschakelen van de koplampen 62
Hoogteverstelling van de koplampen 62
Follow me home- en instapverlichting 63
Automatische verlichtingssystemen - Algemene
aanbevelingen
63
Grootlichtassistent 64
Statische bochtverlichting 65
Ruitenwisserschakelaar 65
Intervalstand ruitenwissers 66
Automatische stand ruitenwissers 66
Ruitenwisserbladen vervangen 68
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 69
Alarmknipperlichten 69
Claxon 70
Geluidssignaal voor voetgangers (elektrisch) 70
Noodoproep of pechhulpoproep 70
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 72
Veiligheidsgordels 74
Airbags 76
Kinderzitjes 79
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
81
ISOFIX-kinderzitjes 82
i-Size-kinderzitjes 84
Kinderzitjes plaatsen 84
Kinderbeveiliging 87
6RijdenRijadviezen 88
Starten / afzetten van de motor met de sleutel 90
Starten/afzetten van de motor met Keyless entry
and start
91
Handbediende parkeerrem 94
Elektrische parkeerrem 94
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 97
Automatische transmissie 97
Keuzeschakelaar 100
Rijstanden 101
Hill Start Assist 102
Schakelindicator 102
Stop & Start 103
Bandenspanningscontrolesysteem 105
ConnectedCAM Citroën 106
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
107
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
109
Page 6 of 244

4
Overzicht
Presentatie
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen
slechts als voorbeeld. De aanwezigheid en
locatie van bepaalde elementen kunnen
variëren, afhankelijk van de uitvoering of het
uitrustingsniveau.
Cockpit
1.Plafonnier/leeslampjes vóór
Toetsen noodoproep en pechhulpoproep
Schuif-/kanteldak
Waarschuwingslampjes voor
veiligheidsgordels en airbag vóór aan
passagierszijde
2. Binnenspiegel
3. Head-up display
4. Instrumentenpaneel
5. Zekeringkast
6. Elektrische ruitbediening
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
7. Ontgrendeling motorkap
8. Smart Pad Support Citroën
9. Dashboardlade
10. Dashboardkastje
1.Touchscreen 2.
Toegang tot het menu Rijverlichting of
Auto
Toegang tot de menu's van het touchscreen
Aan/uit en volumeregeling touchscreen
3. Alarmknipperlichten
4. Centrale vergrendeling
5. Motor aan-/afzetten
6. Airconditioning
Stoelverwarming
7. USB-aansluitingen (type A/type C)
8. Opbergruimte of draadloze smartphonelader
9. Versnellingspook of selectiehendel
10. Selectie van de rijstand
11 . Toegang tot het menu Energie
12. Elektrische parkeerrem
Schakelaars op en rondom het stuurwiel
1.Schakelaars verlichting/richtingaanwijzers /
Selecteren weergavemodus
instrumentenpaneel
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeier/
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Bediening voor snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer/Adaptieve cruise control
A. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen
Weergeven en instellen van de
afstandsinstelling tot de voorligger (Adaptieve
cruise control)
B. De snelheidsregelaar in-/uitschakelen
Page 7 of 244

5
Overzicht
Schakelaars op en rondom het stuurwiel
1.Schakelaars verlichting/richtingaanwijzers /
Selecteren weergavemodus
instrumentenpaneel
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeier/
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Bediening voor snelheidsregelaar/
snelheidsbegrenzer/Adaptieve cruise control
A. Ingestelde snelheid verhogen/verlagen
Weergeven en instellen van de
afstandsinstelling tot de voorligger (Adaptieve
cruise control)
B. De snelheidsregelaar in-/uitschakelen C.
De snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar
starten/onderbreken met de snelheid
opgeslagen
Bevestiging van herstarten van de auto na
automatische stop (Adaptieve cruise control
met Stop & Start-functie)
D. De snelheidsbegrenzer in-/uitschakelen
E. De snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar
activeren met de snelheid opgeslagen
De door het
verkeersbordherkenningssysteem
weergegeven snelheid gebruiken als
ingestelde snelheid
5. Claxon/airbag vóór aan bestuurderszijde
6. Bediening audiosysteem
F. Selecteren van de vorige/volgende media
G. Volume verlagen/verhogen
H. Toegang tot het menu Telefoon
Gesprekken beheren
I. Gesproken commando's
Bedieningselementen zijkant
1. Hoogteafstelling van de koplampen
2. Active Lane Departure Warning System
3. Alarm
4. Voorruitverwarming
5. Verwarmd stuurwiel
6. Voorverwarming/voorkoeling airco
7. Instellen
head-up display
Page 12 of 244

10
Instrumentenpaneel
Schakelaar
1. Inschakelen
2. Uitschakelen (lang indrukken)
3. Lichtsterkte aanpassen
4. Weergavehoogte aanpassen
Inschakelen/uitschakelen
► Druk bij draaiende motor op een willekeurige
toets om het systeem in te schakelen en het
projectiescherm uit te klappen.
► Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem
uit te schakelen en het projectiescherm in te
klappen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact en wordt hersteld
als de motor opnieuw wordt gestart.
– "Meters " (Benzine of diesel): digitale
snelheidsmeter , stand selectiehendel,
actieradius, kilometerteller,
brandstofniveaumeter, toerenteller en
koelvloeistoftemperatuurmeter.
–
"Boordcomputer" (benzine of
diesel): digitale snelheidsmeter, stand
selectiehendel, actieradius, kilometerteller,
brandstofniveaumeter, actuele informatie en
geselecteerd traject (1 of 2).
–
"Rijden": digitale snelheidsmeter, stand
selectiehendel, actieradius, kilometerteller,
informatie over actieve rijhulpsystemen en: •
Brandstofniveaumeter (benzine of diesel).
•
Indicator laadniveau tractiebatterij
(elektrisch).
–
"Navigatie": digitale snelheidsmeter, stand
selectiehendel, actieradius, kilometerteller,
informatie over huidige routebegeleiding (kaart
en instellingen) en: •
Brandstofniveaumeter (benzine of diesel).
•
Indicator laadniveau tractiebatterij
(elektrisch).
–
"Persoonlijk 1"/"Persoonlijk 2" (elektrisch):
digitale snelheidsmeter, stand selectiehendel,
actieradius, kilometerteller, indicator
laadniveau tractiebatterij en door de bestuurder
geselecteerde informatie.
Een "Persoonlijke" weergavemodus
configureren
Met 10 inch touchscreen
► Druk op Instellingen in de balk van
het touchscreen.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
►
Selecteer "
Persoonlijk 1" of "Persoonlijk 2".
►
Selecteer het type weer te geven informatie
met de bladerpijlen: •
"Media".
•
"Boordcomputer".
•
"Stroom".
•
"Thermal Comfort Consumption ".
►
Bevestig om de instelling op te slaan en af te
sluiten.
De informatie wordt meteen op het
instrumentenpaneel weergegeven als de
bijbehorende weergavemodus is geselecteerd.
Het type informatie dat in de modus
"Persoonlijk 1" is geselecteerd, is niet
beschikbaar in de modus " Persoonlijk 2".
Head-up display
Systeem dat bepaalde informatie op een
transparant scherm projecteert, in het directe
gezichtsveld van de bestuurder zodat deze zijn
ogen niet van de weg hoeft af te wenden.
Informatie op het display
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer:
A.De rijsnelheid.
B. Informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer. indicatie van gevarenzones (met
online navigatie) en, afhankelijk van de
uitvoering, informatie van de functie voor
verkeersbordherkenning.
C. Indien de auto met deze systemen is
uitgerust: informatie van de Distance Alert,
informatie van Lane Positioning Assist, en
waarschuwingen van het automatische
noodremsysteem.
D. Indien de auto met dit systeem is uitgerust:
informatie van het navigatiesysteem.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie
over navigatie.
Page 13 of 244

11
Instrumentenpaneel
1Schakelaar
1. Inschakelen
2. Uitschakelen (lang indrukken)
3. Lichtsterkte aanpassen
4. Weergavehoogte aanpassen
Inschakelen/uitschakelen
► Druk bij draaiende motor op een willekeurige
toets om het systeem in te schakelen en het
projectiescherm uit te klappen.
►
Houd de toets
2 ingedrukt om het systeem
uit te schakelen en het projectiescherm in te
klappen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact en wordt hersteld
als de motor opnieuw wordt gestart.
In hoogte verstellen
► Stel het display bij draaiende motor op de
gewenste hoogte af met de knoppen 4
:
•
omhoog om het display hoger af te stellen,
•
omlaag om het display lager af te stellen.
Lichtsterkte aanpassen
► Stel bij een draaiende motor de lichtsterkte
van het informatiedisplay in met de toetsen 3
:
•
op de "zon" om de lichtsterkte te verhogen,
•
op de "maan" om de lichtsterkte te verlagen.
Leg nooit voorwerpen rondom het
projectiescherm (of in de uitsparing), om
te voorkomen dat het bewegen en de goede
werking van het scherm gehinderd worden.
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer,
enz.) kan de informatie op het head-up
display tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen van
de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
microvezeldoekje) om het projectiescherm
te reinigen. Gebruik nooit een droge doek,
een schuurspons, of een schoonmaak- of
oplosmiddel, om te voorkomen dat er krassen
ontstaan op het scherm of dat de anti-
reflecterende laag beschadigd raakt.
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde
of uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren
branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten doven
als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Page 21 of 244

19
Instrumentenpaneel
1Als u zelf onderhoud aan uw auto hebt
uitgevoerd:
►
Zet het contact af.
► Houd de knop op het uiteinde van de
lichtschakelaar ingedrukt.
►
Zet het contact aan zonder de motor te
starten; er wordt een tijdelijk displayvenster
weergegeven en de teller begint terug te tellen.
►
Als =0 wordt weergegeven, laat dan de knop
op de lichtschakelaar los; het symbool van de
sleutel verdwijnt.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het
resetten van de onderhoudsindicator niet
geregistreerd.
Herinnering onderhoudsinformatie
U kunt service-informatie weergeven door
op de toets "Check" in het menu
Rijverlichting
/
Auto van het touchscreen te
drukken.
Koelvloeistof-
temperatuurmeter
Afhankelijk van het type instrumentenpaneel is deze informatie alleen beschikbaar in het
aanpasbare deel van het instrumentenpaneel.
Bij draaiende motor:
– In zone A is de temperatuur in orde.
–
In zone
B is de temperatuur te hoog. Het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
waarschuwingslampje STOP
branden rood op
het instrumentenpaneel, er wordt een melding
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de
motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust
met een systeem waarbij het roetfilter
(FAP) wordt gecombineerd met het SCR-
emissieregelsysteem (Selective Catalytic
Reduction) voor de nabehandeling van de
uitlaatgassen. Deze kunnen niet functioneren
zonder AdBlue
®-vloeistof.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken (tussen 2400 en
0 km), gaat bij het aanzetten van het contact
een verklikkerlampje branden en wordt een
melding weergegeven die aangeeft hoeveel
kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het
opnieuw starten van de motor automatisch wordt
geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is. De motor kan weer worden
gestart nadat AdBlue
® is bijgevuld tot het
minimale niveau.
Handmatige weergave van de
actieradius
Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt
niet automatisch weergegeven.
Page 24 of 244

22
Instrumentenpaneel
Dimmer verlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen aan
het licht van de omgeving.
Met touchscreen met
Bluetooth-audiosysteem
► Druk op het menu Instellingen.
► Selecteer "Display".
► Stel de helderheid in met de
toetsen.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Selecteer "Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
► Druk nog een keer op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Met 10 inch touchscreen
► Druk op deze toets om het menu
"Instellingen " te selecteren.
► Selecteer "OPTIES".
► Selecteer "Schermconfig.".
► Selecteer het tabblad " Lichtsterkte".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen
te drukken of de cursor te verplaatsen.
► Druk op deze toets om op te slaan en
af te sluiten.
De indicator verandert van kleur afhankelijk van
hoe energie van de tractiebatterij wordt gebruikt:
Blauw: energieverbruik
Groen: terugwinning van energie
Deze indicator geeft niet het actuele
laadniveau van de tractiebatterij weer.
Verbruiksmeter thermische
comfortfuncties (elektrisch)
(Afhankelijk van de uitvoering)
Deze meter toont het verbruik van de
elektrische energie van de tractiebatterij door de
voorzieningen voor het thermische comfort in het
interieur.
De betreffende voorzieningen zijn de
verwarmings- en airconditioningssystemen.
Deze systemen kunnen worden gebruikt:
–
Als de auto niet wordt opgeladen, wanneer het
lampje READY
brandt.
–
Als de auto wordt opgeladen, wanneer het
contact is aangezet (stand "Lounge").
W
anneer de ECO-modus is geselecteerd,
worden de prestaties van bepaalde
uitrustingselementen beperkt. De verbruiksmeter
van de thermische comfortfuncties gaat dan naar
de zone "ECO".
Als u het interieur snel wilt verwarmen of koelen, dan kunt u tijdelijk de maximale
stand van de verwarming of airconditioning
selecteren.
Wanneer de verwarming op de hoogste
stand staat, bevindt de verbruiksmeter van
de thermische comfortfuncties zich in de
zone MAX. Wanneer de airconditioning op
de hoogste stand staat, blijft de meter in de
zone ECO.
Bij overmatig gebruik van de thermische
comfortfuncties, vooral bij lage snelheden,
kan de actieradius van de auto aanzienlijk
afnemen.
Optimaliseer de instellingen van de
uitrustingselementen zodra het gewenste
comfortniveau is bereikt en stel ze indien
nodig af wanneer u de auto start.
Wanneer de verwarming langere tijd niet
is gebruikt, kunt u een bepaalde geur
ruiken gedurende de eerste minuten dat de
verwarming weer is ingeschakeld.
Handmatige controle
Met deze functie kunnen bepaalde indicatoren
worden gecontroleerd en kan het logboek met
waarschuwingen worden weergegeven.
Deze is toegankelijk via de toets " Check"
in het menu Rijverlichting / Auto van het
touchscreen.
De volgende gegevens worden op het
instrumentenpaneel weergegeven:
–
Onderhoudsinterval.
–
Bandenspanning.
–
Actieradius met de
AdBlue® voor het SCR-
systeem (BlueHDi-dieselmotor).
–
Actuele waarschuwingen.
Deze informatie verschijnt ook
automatisch elke keer wanneer u het
contact aanzet.
Kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale kilometerstand
van de auto aan.
Als het contact is aangezet, wordt altijd de
totale afstand weergegeven. Deze waarde
wordt nog 30 seconden na het afzetten van het
contact weergegeven. Ook wordt deze waarde
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend, en als de auto wordt vergrendeld of
ontgrendeld.
Voor reizen in het buitenland kan de
eenheid van de afstand (km of mijl)
worden aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële eenheid
van het land (km/h of mph).
U kunt bij stilstaande auto deze eenheid
wijzigen via het configuratiemenu van het
scherm.
Page 25 of 244

23
Instrumentenpaneel
1Dimmer verlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen aan
het licht van de omgeving.
Met touchscreen met
Bluetooth-audiosysteem
► Druk op het menu Instellingen.
► Selecteer "Display".
► Stel de helderheid in met de
toetsen.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Met 10 inch touchscreen
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Schermconfig.".
►
Selecteer het tabblad " Lichtsterkte
".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen
te drukken of de cursor te verplaatsen.
► Druk op deze toets om op te slaan en
af te sluiten. U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Boordcomputer
Toont informatie over de huidige rit (actieradius, brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, enz.).
Weergave van informatie op
het instrumentenpaneel
► Wanneer u op de toets op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar drukt, worden de
volgende tabbladen na elkaar weergegeven:
–
Actuele informatie:
•
Actieradius (benzine of diesel).
•
Huidig brandstofverbruik. •
T
ijdteller Stop & Start-systeem (benzine of
diesel).
–
T
raject "1" en daarna "2":
•
Gemiddelde snelheid.
•
Gemiddeld brandstofverbruik.
•
Afgelegde afstand.
Traject resetten
► Druk langer dan 2 seconden op de
knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar wanneer het gewenste
traject wordt weergegeven.
T
raject "1" en "2" zijn onafhankelijk en ze worden
op dezelfde manier gebruikt.
Begrippen
De actieradius
(km of mijl)Afstand die u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt afleggen
(gebaseerd op het gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door een
verandering in rijstijl of van het reliëf op de
route, waardoor het actuele brandstofverbruik
aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30
km bedraagt,
worden streepjes weergegeven.
Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof
wordt de actieradius opnieuw berekend en
weergegeven als deze meer dan 100
km
bedraagt.
Page 58 of 244

56
Ergonomie en comfort
► Steek een 12V-accessoire (met een
maximaal nominaal vermogen van 120 W) met
een geschikte adapter in de aansluiting.
Houd rekening met het maximale
vermogen om te voorkomen dat het
accessoire beschadigd raakt.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door CITROËN is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische systemen van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Draadloze smartphonelader
Met dit systeem kunt u apparaten zoals een
smartphone draadloos opladen volgens
het principe van magnetische inductie, in
overeenstemming met de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de norm Qi of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Er kan ook een mat worden gebruikt, mits deze
door de fabrikant is goedgekeurd.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij het Keyless entry and start-systeem kan de
werking van de lader kort worden onderbroken
als er een portier wordt geopend of als het
contact wordt uitgeschakeld.
Opladen
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een
apparaat in het midden plaatsen.
Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het
controlelampje van de lader groen branden.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen.
Het systeem is niet bedoeld om
meerdere apparaten tegelijkertijd op te
laden.
Zorg dat er geen metalen voorwerpen
(zoals munten, sleutels of
afstandsbediening van de auto) in het
laadgedeelte liggen tijdens het opladen van
een apparaat - kans op oververhitting of
onderbreking van het opladen!
Controle van de werking
De status van het controlelampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van
controlelampje Betekenis
Uit Motor afgezet.
Geen geschikt apparaat
gevonden.
Laden voltooid.
Groen,
permanent Detectie van een
compatibel apparaat.
Laden bezig.
Knipperend
oranje Detectie van een
vreemd voorwerp in het
oplaadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd op het
laadgedeelte.
Page 62 of 244

60
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Automatische verlichting / dagrijverlichting
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of groot licht
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te
schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
In de stand "AUTO" of als alleen de
parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u een
lichtsignaal met het grootlicht geven door de
lichtschakelaar naar u toe te trekken.
Display
Het branden van het betreffende controlelampje
op het instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit
waarschuwingslampje permanent
branden, wordt er een melding weergegeven en
klinkt er een geluidssignaal.
Mistachterlicht
Deze functie werkt alleen als het dimlicht
of groot licht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren / naar achteren om
deze functie in of uit te schakelen.
W
anneer de lampen automatisch worden
uitgeschakeld (" AUTO"), blijven de mistlamp en
de parkeerlichten branden.
Mistlampen vóór/
mistachterlicht
Deze verlichting werkt als het
parkeerlicht, dimlicht of grootlicht is
ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:
• een keer om de mistlampen vóór in te
schakelen,
•
twee keer om het mistachterlicht in te
schakelen.
►
Draai in de tegengestelde richting voor
uitschakelen.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met stand " AUT
O") of
als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld,
blijven de mistverlichting en de parkeerlichten
branden.
►
Draai de ring naar achteren om de
mistlampen uit te schakelen; de parkeerlichten
worden dan ook uitgeschakeld.
Het inschakelen van de mistverlichting is
verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag
alleen worden ingeschakeld bij mist of
sneeuwval (de regels kunnen per land
verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te
schakelen zodra deze niet meer nodig is.
Uitschakelen van de verlichting bij het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve
de parkeerlichten en dimlichten als de
automatische "follow me home"-verlichting is
geactiveerd.
De verlichting inschakelen na het
afzetten van het contact
Als u de lichtschakelaar weer wilt activeren,
draai de ring in de stand AUTO en vervolgens
in de gewenste stand.
Als het bestuurdersportier is geopend, hoort u
een tijdelijk geluidssignaal dat de bestuurder
waarschuwt dat de lampen nog branden.
De verlichting gaat automatisch na enige tijd
uit; hoe lang dit duurt is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu (overgang naar de
eco-mode).
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.