ESP CITROEN C4 CACTUS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: C4 CACTUS, Model: CITROEN C4 CACTUS 2019Pages: 256, PDF Size: 7.74 MB
Page 21 of 256

19
Voet op
rempedaalPermanent.
Geen of onvoldoende druk op het
rempedaal.Bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak moet de
selectiehendel in stand N staan om de motor te starten.
Bij een automatische transmissie, draaiende motor en
vóór het vrijzetten van de parkeerrem de selectiehendel
uit stand P halen.
Knipperlicht.Als u de auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak op een helling te lang
probeert tegen te houden door het gaspedaal
in te trappen, raakt de koppeling over verhit.Gebruik het rempedaal en/of de parkeerrem.
Automatische
ruitenwissers Permanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampje
Status
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
1
Instrumentenpaneel
Page 22 of 256

20
Meters
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
-
d
e kilometerteller geeft de resterende
kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan of de afgelegde afstand
sinds de vorige verstreken onderhoudsdatum,
voorafgegaan door het teken “-”.
-
e
en waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of
verstreken is.
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus OorzaakActies/Opmerkingen
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden
bij het aanzetten van
het contact.De afstand tot de
eerstvolgende beurt
is tussen de 3000 en
1000
km.
Brandt permanent, bij
het aanzetten van het
contact. De onderhoudsbeurt
moet binnen 1000
km
worden uitgevoerd. Laat spoedig een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
+
Onderhoudssleutel
knippertKnippert en brandt vervolgens
permanent, bij het aanzetten
van het contact.
(Bij BlueHDi-uitvoeringen met
dieselmotor, in combinatie
met het waarschuwingslampje
Service).Het tijdsinter val
tot de volgende
onderhoudsbeurt is
overschreden. Laat zo spoedig
mogelijk een
onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
De weergegeven afstand (in kilometers of
mijlen) wordt berekend op basis van het
aantal afgelegde kilometers en de verstreken
tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden
weergegeven als het einde van het
onderhoudsinterval in tijd nadert.Op nul zetten van de
onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert:
F
zet
het contact af,
F
h
oud de knop op het uiteinde van de
lichtschakelaar ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller begint
terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5
minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden geregistreerd.
Instrumentenpaneel
Page 23 of 256

21
F Selecteer in het menu Rijverlichting/Auto het tabblad
" Snelkoppelingen " en daarna
" Diagnose ".
De onderhoudsinformatie wordt weergegeven
op het scherm.
Motorolieniveaumeter
(afhankelijk van de uitvoering)
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
wordt bij het aanzetten van het contact eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is, verschijnt
een melding op het instrumentenpaneel, gaat
het lampje Ser vice branden en klinkt een
geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .
Storing in motorolieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de motorolieniveaumeter niet werkt, wordt
het motorolieniveau niet meer gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet u het
motorolieniveau controleren met de peilstok in
de motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus .Opvragen van
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven op het touchscreen.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
Deze actieradiusindicatoren zijn uitsluitend
aanwezig bij auto's met een BlueHDi-
dieselmotor.
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue
®-
reser voir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
1
Instrumentenpaneel
Page 69 of 256

67
Ruitensproeiers voorruit
Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar
naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen
de ruitenwissers nog één keer.Uw auto is uitgerust met een innovatief
ruitensproeiersysteem voor de voorruit.
De ruitensproeier vloeistof wordt via het
ruitenwisserblad op de voorruit gesproeid,
zodat het zicht van de bestuurder en dat
van de passagiers niet wordt belemmerd. Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
ruitensproeiervloeistofreservoir leeg is;
kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als
er geen risico is van bevriezing van de
vloeistof op de voorruit; hierdoor zou het
zicht namelijk kunnen afnemen. Gebruik
's winters altijd een ruitensproeiervloeistof
die voldoende tegen vorst beschermd is.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of vervangen. De stand
kan tevens 's winters worden gebruikt om de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
F
A
ls de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F
Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
na de werkzaamheden weer in de ruststand
te zetten.
Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
v
oorzichtig met de ruitenwissers om te
gaan,
-
d
e wisserbladen regelmatig te reinigen
met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om
een stuk karton tegen de voorruit te
houden,
-
d
e wisserbladen te ver vangen zodra ze
tekenen van slijtage vertonen.
4
Verlichting en zicht
Page 72 of 256

70
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door op de schakelaar te
drukken.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene
ledlampje en een geluidssignaal
bevestigen dat de oproep naar
de Oproep naar Urgence met
lokalisering service*.
Door nogmaals op deze knop te drukken wordt
de opdracht geannuleerd en gaat de groene
LED uit.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje
uit.
"Oproep naar Urgence met lokalisering"
lokaliseert onmiddellijk uw auto, spreekt u
toe in uw landstaal** en roept indien nodig
de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel
is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk
is geweigerd, wordt de oproep meteen
doorgestuurd naar de hulpdiensten (112),
zonder lokalisatie.
Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Oproep naar Urgence met lokalisering
Veiligheid
Page 73 of 256

71
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Oproep naar Urgence met lokalisering",
"Oproep naar Assistance met lokalisering"
en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact gaat het
groene lampje 3 seconden branden. Dit duidt
op een goede werking van het systeem.
Voor alle landen uitgezonderd Rusland,
Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje knippert en dooft ver volgens:
er is een storing in het systeem.
Het rode lampje blijft branden: de noodbatterij
moet worden vervangen.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje blijft branden: er is een storing
in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen. *
I
n overeenstemming met de algemene
gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem In beide gevallen kan er mogelijk geen
noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Oproep naar Assistance met lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Oproep naar Urgence met lokalisering",
"Oproep naar Assistance met lokalisering"
en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken. Druk langer dan 2
seconden op
deze toets voor het aanvragen van
hulp bij het stranden van de auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Geolokalisatie
Druk om de geolokalisatie weer in te
schakelen nogmaals gelijktijdig op de toetsen
"Oproep naar Urgence met lokalisering" en
"Oproep naar Assistance met lokalisering" en
ver volgens op "Oproep naar Assistance met
lokalisering" om te bevestigen. U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Oproep naar Urgence
met lokalisering" en "Oproep naar Assistance
met lokalisering" te drukken en ver volgens op
"Oproep naar Assistance met lokalisering" te
drukken om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het CITROËN-
netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen en met name ter
verbetering van de telematicadiensten
behoudt de fabrikant zich het recht
voor om op elk willekeurig moment het
telematicasysteem in de auto te wijzigen.
5
Veiligheid
Page 77 of 256

75
Off road (modder, nat gras
enz .)
In deze stand wordt bij het wegrijden veel
wielslip toegestaan bij het wiel met de minste
grip, zodat de modder van de band wordt
ver wijderd en het wiel ver volgens weer grip
krijgt. Tegelijkertijd wordt zo veel mogelijk
koppel naar het wiel met de meeste grip
overgebracht.
Tijdens het verplaatsen verdeelt het systeem
de wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 50 km/h)
F
Z
et de draaiknop in deze stand.
Zand
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen toegestaan, zodat
de auto vooruit komt en het risico van ingraven
wordt beperkt.
(regeling actief tot 120 km/h)
F
Z
et de draaiknop in deze stand.
Activeer op zand geen andere standen
omdat de kans bestaat dat de auto vast
komt te zitten. U kunt de ASR en het ESP
uitschakelen door de draaiknop
in de stand "
OFF" te draaien.
De systemen ASR en DSC grijpen niet
meer in op de werking van de motor en het
remsysteem als de auto uit de koers raakt.
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het
contact opnieuw wordt aangezet.
Rijadviezen
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor
het gebruik op verharde wegen, maar u
kunt er ook mee uit de voeten op minder
goed begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto,
en is niet ontworpen voor de volgende
omstandigheden:
- h et rijden in terreinen die de
onderzijde van de auto zouden kunnen
beschadigen of waarin onderdelen
(brandstofleiding, brandstofkoeler, ...)
geraakt zouden kunnen worden door
stenen of andere objecten,
-
h
et rijden in terrein met steile hellingen
en weinig grip,
-
h
et door waden van beekjes en
stroompjes, enz.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners er voor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
Voor een nog betere bescherming beperken de
spankrachtbegrenzers de kracht waarmee de
gordels tegen het lichaam van de inzittenden
getrokken wordt.
5
Veiligheid
Page 78 of 256

76
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F G eleid de gordel tijdens het oprollen.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel.
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F H oud de gordel tijdens het oprollen vast.
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel(s) niet
vastgemaakt/losgemaakt
1.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel(s) vóór niet
vastgemaakt/losgemaakt op het instrumentenpaneel.
2.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel linksvoor.
3.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel rechtsvoor.
4.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter.
5.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter.
6.Waarschuwingslampje veiligheidsgordel linksachter.
Bij een rijsnelheid van 20 km/h of hoger
k nipperen de betreffende waarschuwingslampjes
gedurende twee minuten, in combinatie met
een geluidssignaal. Na deze 2
minuten blijft
het betreffende waarschuwingslampje branden
zolang de bestuurder of voorpassagier de gordel
niet heeft vastgemaakt.
Waarschuwingslampje(s)
veiligheidsgordels vóór
Bij het aanzetten van het contact gaat
waarschuwingslampje 1 op het instrumentenpaneel
branden en de desbetreffende waarschuwingslampjes
( 2 en 3 ) in de veiligheidsgordel van de passagier en op
het waarschuwingsdisplay van de frontairbag branden de
lampjes rood als de bestuurder en/of de voorpassagier zijn
gordel niet heeft vastgemaakt of weer heeft losgemaakt.
Waarschuwingslampje(s)
veiligheidsgordels achter
Het desbetreffende waarschuwingslampje ( 4
t /m 6 ) in de veiligheidsgordel van de passagier
en de lampjes op het waarschuwingsdisplay
van de frontairbag branden rood als een van de
achterpassagiers zijn gordel heeft losgemaakt.
Veiligheid
Page 79 of 256

77
Instructies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Wissel de gespen van de veiligheidsgordels
onderling niet om; de gordels zijn dan niet
voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die er voor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder dat
de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om te garanderen dat de
werkzaamheden volgens de voorschriften
worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold. Aanbevelingen voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12
jaar of kleiner dan
1,50
m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het afgaan van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
5
Veiligheid
Page 86 of 256

84
AR
BG НИКОГА
НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини
С
МЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CS NIKDY
neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí
n
ebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁ ŽNÉHO ZR ANĚNÍ.
DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT
K VÆSTET eller DR ÆBT.
DE Montieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen der Fahrtrichtung,
das Kind könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.
EL Μη
χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από
Μ
ΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ
EN NEVER use a rear ward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur
ES NO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la marcha en un asiento protegido mediante un
AIRBAG
frontal ACTIVADO, ya que podría causar lesiones GR AVES o incluso la MUERTE del niño.
ET Ärge MITTE KUNAGI paigaldage "seljaga sõidusuunas" lapseistet juhi kõr valistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD. Tur vapadja
avanemine võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.
FI ÄLÄ KOSK A AN aseta lapsen tur vaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVAT Y YNY. Sen
laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAK AVAN LOUKK A ANTUMISEN.
FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l'arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE
frontal
ACTIVÉ. Cela peut provoquer la MORT de l'ENFANT ou le BLESSER GR AVEMENT.
HR NIK ADA
ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZR AČNIM JASTUKOM. To bi
m
oglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HU SOHA
ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést AKTIVÁLT (BEK APCSOLT) FRONTLÉGZSÁKK AL védett ülésen. Ez a
g
yermek HALÁLÁT vagy SÚLYOS SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale
ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GR AVI al bambino.
LT NIEK ADA
neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO
P
AGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TR AUMUOTAS.
Veiligheid