stop start CITROEN C4 CACTUS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: C4 CACTUS, Model: CITROEN C4 CACTUS 2019Pages: 256, PDF Size: 7.74 MB
Page 112 of 256

110
Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12 V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden aan
deze accu uitsluitend uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12 V-accu.
Snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviesfunctie
Met dit systeem kan de door de camera
gedetecteerde snelheidslimiet worden
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Het systeem maakt tevens gebruik van de
informatie over snelheidslimieten die is
opgeslagen in de kaartgegevens van het
navigatiesysteem. Om er zeker van te zijn dat de informatie
over snelheidslimieten afkomstig van het
navigatiesysteem actueel is, dient u de
kaartgegevens geregeld te updaten.
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor
vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De weergave van de snelheidslimiet in het
instrumentenpaneel wordt bijgewerkt als u een
snelheidslimietbord bedoeld voor auto's (lichte
voertuigen) passeert.
De eenheid van de snelheidslimiet (km/h
of mph) is afhankelijk van het land waarin
u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u rijdt; anders
werkt het systeem niet correct. Het automatisch snelheidslimietherkennin
gssysteem is een hulpsysteem; het geeft
niet altijd de juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven
de weg hebben altijd prioriteit boven
de door het systeem weergegeven
snelheidslimieten.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van het
voertuig aanpassen aan het weer en het
verkeer.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode
geen snelheidslimietbord wordt
gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden.
Voor een correcte werking van het
systeem: reinig regelmatig het gebied vóór
de camera.
De binnenkant van de voorruit kan ook
rondom de camera beslagen worden. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Rijden
Page 131 of 256

129
Zoeken naar een parkeerplek
F Zorg dat u tijdens het rijden een afstand van 0,50 tot 1,50 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt en rijd hierbij
niet harder dan 30
km/h tot het systeem een
beschikbare parkeerplek vindt.
Het zoeken naar een parkeerplek wordt gestopt
als de afstand tussen de geparkeerde auto's
en uw auto kleiner of groter is. De functie
wordt automatisch uitgeschakeld vanaf een
rijsnelheid van 50
km/h.
Voor "fileparkeren" moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 0,60
m.
Voor "haaks parkeren" moet de breedte
van de parkeerruimte minimaal gelijk zijn
aan de breedte van uw auto plus 0,70
m.
Als de funtie Park Assist via het menu
Auto /Rijverlichting van het het
touchscreen uitgeschakeld is, wordt deze
automatisch ingeschakeld zodra het
systeem geactiveerd wordt. Wanneer het systeem een beschikbare
parkeerplek vindt, wordt er "
OK" op de
parkeer weergave getoond in combinatie met
een geluidssignaal.
Manoeuvre voorbereiden
F Rijd heel langzaam tot het verzoek wordt weergegeven om de auto tot stilstand
te brengen: " Stop de auto " en het
"STOP"-paneel in combinatie met een
geluidssignaal.
Nadat de auto tot stilstand is gebracht, wordt er een
pagina met instructies weergegeven op het scherm.
F Volg de instructies om de manoeuvre voor te bereiden.
Op het scherm verschijnt dit
symbool om te bevestigen dat u de
instructies hebt gevolgd.
De start van de manoeuvre wordt aangeduid
door de weergave van deze pagina, met de
melding " Manoeuvre wordt uitgevoerd " in
combinatie met een geluidssignaal.
Achteruitrijden wordt aangeduid door
deze melding: " Stuurwiel loslaten,
achteruitrijden ".
De achteruitrijcamera en Park Assist worden
automatisch ingeschakeld, zodat u de directe
omgeving van de auto tijdens de manoeuvre in
de gaten kunt houden.
6
Rijden
Page 140 of 256

138
Indien uw auto is voorzien van het Stop
& Start-systeem, tank dan nooit wanneer
de motor zich in de STOP-stand bevindt;
zet in dat geval altijd het contact af met
de sleutel of met de knop "START/STOP"
bij een auto met het Keyless entry and
start-systeem.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken. Hiermee wordt schade
aan de motor, ontstaan door het tanken van de
verkeerde brandstof, voorkomen.
Werking
Het vullen van de brandstoftank met behulp
van een jerrycan (die dan wel gevuld moet zijn
met diesel) is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht, druk deze
niet tegen de klep van de tankbeveiliging en
giet voorzichtig om er voor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u voordat u naar
het buitenland afreist bij het CITROËN-
netwerk te informeren of uw auto geschikt
is om in het desbetreffende land te kunnen
tanken.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Praktische informatie
Page 145 of 256

143
Maximale daklast op de allesdragers, bij
een maximale laadhoogte van 40 cm:
80
kg.
Deze waarde kan worden gewijzigd,
raadpleeg de in de handleiding van
de allesdragers vermelde maximaal
toegestane last.
Pas bij een belading hoger dan 40
cm
de rijsnelheid aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de allesdragers en
de bevestigingspunten op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het ver voeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto.
Motorkap
Openen
F Open het linker voorportier. F
T
rek de hendel aan de onderzijde van het
portierkader naar u toe.
F Duw de hendel omhoog en til de motorkap op.
F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen. Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg er voor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
7
Praktische informatie
Page 149 of 256

147
Niveau AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de auto niet meer kan
starten – conform de voorschriften – dient u het
reser voir bij te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
®, het SCR-
systeem en in het bijzonder het bijvullen ervan.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen) en
of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12 V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (Diesel)
Als het roetfilter ver vuild begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het blijven branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
7
Praktische informatie
Page 153 of 256

151
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reser voir leeg is geraakt,
dient u ongeveer 5
minuten te wachten
voordat u het contact weer aanzet, zonder
het bestuurderspor tier te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van
het Keyless entr y en star t-systeem in
het interieur te houden .
Zet ver volgens het contact aan en start na
10
seconden wachten de motor.
Toegang tot het AdBlue®
reservoir via de achterklep
Het AdBlue®-reser voir moet bij elke periodieke
onderhoudscontrole worden gevuld door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vanwege de inhoud van het reser voir kan
het echter noodzakelijk zijn om het reser voir
tussentijds bij te vullen zodra dit door een
waarschuwing (waarschuwingslampjes en
melding) wordt aangeduid.
Dit kunt u laten uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als u zelf het reser voir wilt bijvullen, lees
dan de volgende procedure aandachtig.
De verpakking in flacons met een
antidruppelsysteem vergemakkelijkt het
bijvullen.
F Zet het contact uit en haal de sleutel uit het contactslot.
Of
F D ruk bij Keyless entry and start op de knop
" START/STOP " om de motor af te zetten.
F
W
anneer u via de bagageruimte werkt,
til dan de vloerbekleding op en ver wijder
vervolgens het reservewiel en/of de
opbergbak (afhankelijk van de uitvoering).
F
D
raai de zwarte dop een kwartslag linksom
zonder er druk op uit te oefenen en
verwijder deze.
F
D
raai de blauwe dop linksom.
Toegang tot het
AdBlue®-reservoir via de
brandstofvulklep
Een blauwe dop achter de brandstofvulklep
duidt de toegang tot het AdBlue®-reservoir aan.
Lees de volgende procedure aandachtig om
correct bij te vullen.
F
Z
et het contact af en haal de sleutel uit het
contactslot.
Of
F
D
ruk bij Keyless entry and start op de knop
" START/STOP " om de motor af te zetten.
F
P
ak flacons met een antidruppelsysteem
van AdBlue
®. Controleer de
houdbaarheidsdatum en lees vervolgens
aandachtig de gebruiksaanwijzing op het
etiket voordat u de inhoud van de flacon in
het AdBlue
®-reser voir van uw auto giet.
F
V
oer na het bijvullen dezelfde handelingen
in omgekeerde volgorde uit.
7
Praktische informatie
Page 174 of 256

172
F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tart de motor bij een lege accu en laat de
motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en neem
dan de kabels in omgekeerde volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen. Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting,
e n z .) .
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
Storingen verhelpen
Page 175 of 256

173
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Accupoolklem met snelsluiting
Aansluiten van de pluspool (+)De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
Na opnieuw aansluiten van de accu
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
F
Z
odra de accu is geladen, dient u de
acculader B uit te schakelen voordat u de
kabels van de accu A loskoppelt.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12 V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, zonnedak);
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit;
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Loskoppelen van de plusklem (+)
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen. F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool ( +).
F
D
ruk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
8
Storingen verhelpen
Page 176 of 256

174
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
resetten van bepaalde systemen, zoals:
-
d
e afstandsbediening of elektronische
sleutel (afhankelijk van de uitvoering);
-
d
e elektrische ruitbediening;
-
d
e datum en de tijd;
-
de
voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het sleepoog.
Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat
van de bagageruimte.
Toegang:
F
o
pen de bagageruimte,
F
t
il de vloerplaat op en ver wijder deze,
F
n
eem het sleepoog uit de houder. Algemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur wiel van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem los te zetten,
-
a
ls het niet mogelijk is de auto met een
automatische transmissie te slepen, bij
draaiende motor,
-
b
ij takelen met slechts twee wielen op
de grond,
-
b
ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang enz.
Storingen verhelpen
Page 208 of 256

26
Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.De videobedieningscommando's zijn
alleen toegankelijk via het touchscreen.
Druk op Radio Media om de
hoofdpagina weer te geven.
Selecteer " Bron".
Selecteer Video om de video te
starten.
Verwijder de USB-geheugenstick,
druk op de pauzetoets om de
video te stoppen en ver wijder de
geheugenstick.
Bluetooth® streaming audio
Streaming audio biedt de mogelijkheid om naar
door de smartphone verzonden audiostreams
te luisteren.
Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en
stel eerst het volume van het externe apparaat
in (op een hoog volume).
Stel ver volgens het volume van het
audiosysteem in.
Als de weergave niet automatisch begint, kan
het zijn dat u de audioweergave moet starten
via de telefoon.
Bediening verloopt via het externe apparaat of
via de aanraaktoetsen van het systeem. Als de streaming audio eenmaal is
gestart, wordt uw telefoon als een
geluidsbron beschouwd.
Apple®-speler aansluiten
Sluit een Apple®-speler met behulp van een
geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via het audiosysteem in
de auto.
De beschikbare indeling is die van het
aangesloten apparaat (artiesten/albums/
genres/playlists/audiobooks/podcasts).
De standaardindeling is de indeling per
artiest. Om dit te veranderen moet u terug
naar het eerste niveau in de structuur
om vervolgens een andere indeling
te selecteren (bijvoorbeeld playlists).
Bevestig uw keuze voordat u in de
structuur weer afdaalt naar de gewenste
track.
De softwareversie van de autoradio kan
incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple
®-speler.
Informatie en tips
Het systeem is geschikt voor externe
USB-geluidsdragers, BlackBerry's®
of apparatuur van Apple® die op de
USB-aansluitingen kunnen worden
aangesloten/De kabel is niet meegeleverd.
Toestelbeheer vindt plaats via de
regelingen van de autoradio.
Andere randapparatuur, die bij het
aansluiten niet door het systeem wordt
herkend, moet met een kabel (niet
meegeleverd) op de jack-plug worden
aangesloten of via Bluetooth streaming
worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik geen USB-verdeelstekker
om beschadiging van het systeem te
voorkomen.
De autoradio speelt bestanden met de extensie
".wma", ".aac", ".flac", ".ogg" en ".mp3" met een
bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.
Ook bestanden met een VBR (Variabele
bitrate) kunnen worden afgespeeld.
Andere typen audiobestanden (.mp4 enz.)
kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie ".wma" moeten van
het type WMA 9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates)
zijn 32, 44 en 48
kHz.
CITROËN Connect Nav