stop start CITROEN C5 AIRCROSS 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2020Pages: 292, PDF Size: 8.72 MB
Page 54 of 292

52
Panoramisch schuif-/
kanteldak
Het panoramische schuif-/kanteldak bestaat uit
een beweegbaar glazen deel dat over het dak
schuift en een zonnescherm dat onafhankelijk
kan worden geopend. Als het schuif-/kanteldak
wordt geopend, opent automatisch het
zonnescherm.
F
G
ebruik de knoppen in de dakconsole om
het panoramische schuif-/kanteldak en het
zonnescherm te bedienen. A.
Bediening zonnescherm
B. Bediening schuif-/kanteldak
Het schuif-/kanteldak of zonnescherm kan
worden bediend wanneer het contact is
aangezet (als de accu voldoende is geladen), bij
een draaiende motor, in de STOP-stand van het
Stop & Start-systeem en tot 45
seconden na het
afzetten van het contact of na het vergrendelen
van de auto.
Voor het bedienen van de knoppen van het
dak en zonnescherm moet u controleren
of geen voor werpen of personen de
verplaatsing kunnen belemmeren.
Let vooral op kinderen tijdens het bedienen
van het dak of het zonnescherm.
Als er iets of iemand bekneld raakt tijdens
de beweging van het dak of zonnescherm,
moet u
de bewegingsrichting van het dak
of zonnescherm omdraaien. Druk daar voor
op de desbetreffende knop.
De bestuurder moet zich er van
vergewissen dat de passagiers het dak en
het zonnescherm correct bedienen.
Antiklemvoorziening
Als het dak of zonnescherm tijdens het sluiten
op een obstakel stuit, wordt de beweging
automatisch omgedraaid.
De antiklemvoorziening van het dak werkt
doeltreffend tot een snelheid van 120
km/h.
Voorzorgsmaatregelen
Steek tijdens het rijden niet uw hoofd of
armen uit het geopende dak – Kans op
ernstig letsel!
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of ver voerde lading
de beweging van het dak niet kunnen hinderen.
Leg geen zware voor werpen op het beweegbare
glazen deel van het schuif-/kanteldak.
Als het dak door regen of het wassen van
de auto nat is geworden, wacht dan tot
het volledig droog is alvorens het dak te
bedienen.
Open het dak niet als het met sneeuw of
ijs is bedekt – Kans op beschadiging!
Gebruik alleen kunststof ijskrabbers om
het dak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets
tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet
de ruit weer worden geopend. Druk daar voor op de
desbetreffende schakelaar.
Als bestuurder de elektrische ruit aan
passagierszijde bedient, is het belangrijk om ervoor
te zorgen dat niets het correct sluiten van de ruit
verhindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn dat de
passagiers op de juiste manier gebruik maken van
de elektrische ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de buurt van
de auto tijdens het sluiten van de ruiten met de
elektronische sleutel of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Toegang tot de auto
Page 59 of 292

57
Met de knoppen M/1/2
F N eem plaats op de stoel en zet het contact
aan.
F
Z
et de stoel en de buitenspiegels in de
gewenste stand.
F
D
ruk op knop M en vervolgens binnen
4
seconden op knop 1 of 2.
Het opslaan wordt bevestigd door een
geluidssignaal.
Het opslaan van een andere stand annuleert de
vorige, in het geheugen opgeslagen stand.
Oproepen van een opgeslagen
zitpositie
Contact aan of draaiende motor
F D ruk op knop 1 of 2 om de desbetreffende
zitpositie op te roepen.
Een geluidssignaal geeft aan dat de
opgeslagen zitpositie is ingenomen.
U kunt de huidige beweging onderbreken
door te drukken op knop M , 1
of 2 of door een
stoelschakelaar te gebruiken.
U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het
rijden.
Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is
tot ongeveer 45
seconden na het afzetten van
het contact mogelijk.
Stoelverwarming
F Druk op de toets voor uw stoel.
F E lke keer dat u op de toets drukt, wijzigt
de sterkte van de ver warming; het
bijbehorende aantal lampjes gaat branden
(zwak/gemiddeld/sterk).
F
D
ruk nogmaals op de toets tot alle lampjes
uit zijn.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelver warming zo snel mogelijk
in een lagere stand.
Schakel de functie uit zodra de
temperatuur van de stoelen en het
interieur op een aangenaam niveau
is gekomen. Dit vermindert het
stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt.
Langdurig gebruik wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen waar van de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.) kunnen
brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen zoals
kussens of stoelhoezen wordt gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om beschadiging van het
verwarmingselement in de stoel te voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om de
stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.
Multipoint-massagefunctie
Systeem waarbij kan worden gekozen uit
verschillende massagesoorten en waarbij
de intensiteit van de massage kan worden
ingesteld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
3
Ergonomie en comfort
Page 65 of 292

63
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u
een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).
F
L
aat de airconditioning controleren
volgens de aanbevelingen in het
garantie- en onderhoudsboekje om het
systeem in per fecte staat te houden.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.Handbediende airconditioning
Druk op de toets van het menu
Airconditioning onder het touchscreen
om de pagina met de bedieningstoetsen
van het systeem weer te geven.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Regeling temperatuur
F Druk op een van de pijlen 6 om de waarde
te verlagen (blauw) of te verhogen (rood).
De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
Druk voor maximale koeling of ver warming
van de passagiersruimte op de toets
"omlaag" of "omhoog" van de temperatuur
totdat LO of HI wordt weergegeven.
Regeling luchtopbrengst
F Druk op een van de toetsen 5 om de
aanjagersnelheid te verhogen ( +) of te
verlagen ( -).
Het symbool van de luchtopbrengst
(ventilator) wordt geleidelijk opgevuld als de
aanjagersnelheid toeneemt.
Door de aanjagersnelheid in de laagst
mogelijke stand te zetten wordt de aanjager
volledig uitgeschakeld.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
1.
Automatisch programma "Zicht".
2. Recirculatie van de interieurlucht.
3. Ontwasemen – ontdooien achterruit
4. Uitschakelen van het systeem.
5. Regeling luchtopbrengst.
6. Regeling temperatuur.
7. Regeling luchtverdeling.
8. Airconditioning aan/uit.
9. Maximale stand van de airconditioning
3
Ergonomie en comfort
Page 70 of 292

68
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en voorste zijruiten
Automatisch programma
"zicht "
Selecteer dit programma om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
F
D
ruk op deze toets om de functie
in of uit te schakelen.
Als het lampje brandt, is de functie
ingeschakeld.
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer en stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
De luchtopbrengst kan handmatig worden
gewijzigd zonder dat het automatische
programma "zicht" wordt uitgeschakeld.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-stand niet
beschikbaar is. Verwijder in winterse omstandigheden
alle sneeuw of ijs van de camera op de
voorruit voordat u
wegrijdt.
Anders kan de werking van de systemen
die verbonden zijn met de camera negatief
worden beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij koud weer ver warmt deze functie de
onderzijde van de voorruit en het gedeelte
langs de voorruitstijlen.
Zonder dat u
daar voor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze
functie er voor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit als ze
zijn vastgevroren en helpt de functie een
opeenhoping van sneeuw door de werking van
de ruitenwissers te voorkomen.
Inschakelen/uitschakelen
F Druk bij draaiende motor op deze toets om de functie in/uit te schakelen (bevestigd
door het branden/doven van het lampje).
Deze functie is actief zodra de
buitentemperatuur lager is dan 0°C. De functie
wordt automatisch uitgeschakeld als de motor
wordt afgezet.
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Aan/uit
F Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering) te
ontwasemen/ontdooien (bevestigd
door het branden/doven van het
verklikkerlampje).
De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Ergonomie en comfort
Page 72 of 292

70
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje
gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij
leeg.
F
D
raai de knop met een muntstuk los en
vervang de batterij. Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het
milieu. Lever lege batterijen in bij een
speciaal inzamelpunt.
De maximale werkingsduur van de
ver warming bedraagt ongeveer 45
minuten,
afhankelijk van de weersomstandigheden.
Het extra ver warmingssysteem werkt op
brandstof uit de brandstoftank van de auto.
Verzeker u
er vóór gebruik van dat er
voldoende brandstof in de tank zit.
Als de brandstoftank bijna leeg is, kan het
systeem niet worden gebruikt.
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als
de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
-
d
e laadtoestand van de accu dat
toelaat,
-
h
et brandstofniveau dat toelaat,
-
d
e motor na het vorige gebruik van de
programmeerbare verwarming een
keer is gestart.
Om het risico van vergiftiging of
verstikking te vermijden, mag de
programmeerbare verwarming niet
worden gebruikt, ook niet voor korte
perioden, in afgesloten ruimten, zoals
een garage of een werkplaats zonder een
uitlaatgasafvoersysteem.
Parkeer de auto niet op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren,
papier enz.). - Brandgevaar!
Glazen opper vlakken zoals de achterruit
en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm
worden.
Plaats nooit voor werpen op deze
opper vlakken en raak deze opper vlakken
nooit aan – kans op brandwonden! Zorg er voor dat de extra ver warming altijd
is uitgeschakeld tijdens het tanken; kans
op brand- en explosiegevaar!
Het lampje van de afstandsbediening
knippert gedurende ongeveer 2 seconden
als de auto het signaal niet heeft ontvangen.
Probeer het in dat geval vanaf een andere
plaats opnieuw.
Uitschakelen
F Door deze knop ingedrukt te houden, wordt de verwarming
onmiddellijk gestopt (bevestigd
door het tijdelijk branden van het
rode lampje).
Ergonomie en comfort
Page 75 of 292

73
Werking
De lader werkt als de motor draait en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij uitvoeringen met Keyless entry and start
kan de werking van de lader tijdelijk worden
gestoord bij het openen van een portier of bij
het afzetten van het contact.
Laden
F Zorg er voor dat het laadgedeelte vrij is en plaats een apparaat in het midden.
Het systeem kan niet meerdere apparaten
tegelijkertijd opladen.
Zodra het apparaat wordt gedetecteerd, gaat
het lampje van de lader groen branden. Het
lampje blijft branden zo lang de batterij wordt
opgeladen. Zorg dat er geen metalen voor werpen
(munten, sleutels, afstandsbediening van
de auto enz.) in het laadgedeelte liggen
tijdens het opladen van een apparaat –
kans op over verhitting of onderbreking
van het opladen!Controle van de werking
De status van het verklikkerlampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van het
verklikkerlampjeBetekenis
Uit Motor afgezet.
Geen compatibel
apparaat gedetecteerd.
Opladen voltooid.
Brandt
permanent, groen Detectie van een
compatibel apparaat.
Opladen bezig.
Knippert, oranje
Detectie van een vreemd
voorwerp op het laadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd op het
laadgedeelte.
Brandt
permanent,
oranje Storing van de
laadindicator van het
apparaat.
Temperatuur van de
batterij van het apparaat
te hoog.
Storing van de lader.
Armsteun vóór
De armsteun bevat een gekoeld opbergvak
(afhankelijk van de uitvoering), waarvan de
verlichting in werking treedt zodra het wordt
geopend. Als het verklikkerlampje oranje brandt:
-
v
er wijder het apparaat en plaats
het opnieuw in het midden van het
laadgedeelte.
of
-
v
er wijder het apparaat en probeer het een
kwartier later nog eens.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
3
Ergonomie en comfort
Page 83 of 292

81
Dagrijverlichting/
positielichten
De verlichting voor en achter wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
-
D
agrijverlichting (lichtschakelaar in stand
" AUTO " bij voldoende omgevingslicht).
-
P
ositielicht (lichtschakelaar in stand " AUTO"
bij weinig omgevingslicht of in stand
"Parkeerlicht" of "Dim-/grootlicht").
Als de functie dagrijverlichting is
ingeschakeld, hebben de leds een grotere
lichtsterkte.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
Automatische verlichting
Wanneer de ring in de stand " AUTO" staat en
de regen-/lichtsensor weinig omgevingslicht
detecteert, worden de kentekenplaatverlichting,
de parkeerlichten en het dimlicht automatisch
ingeschakeld. De verlichting kan ook, in geval
van neerslag, gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
F
A
fhankelijk van de uitvoering: duw de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag
om de parkeerlichten aan de kant van het
verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts
van de weg parkeren: lichtschakelaar
omlaag duwen; parkeerlichten links gaan
branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het
verklikkerlampje van de desbetreffende
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
4
Verlichting en zicht
Page 118 of 292

116
Rijadviezen
F Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
F
R
icht uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u
snel
kunt reageren op onver wachte situaties.
F
K
ies voor een soepele rijstijl, anticipeer op
situaties waarbij u
moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij
slecht weer.
F
V
oer handelingen die veel aandacht vergen
(bijvoorbeeld verstellen of afstellen) altijd bij
stilstaande auto uit.
F
B
ij lange ritten is het raadzaam om elke
twee uur pauze te nemen.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair
draaien in een slecht geventileerde,
afgesloten ruimte. Verbrandingsmotoren
stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals
koolmonoxide. Kans op vergiftiging met
dodelijke afloop! Laat bij winterse omstandigheden
(temperaturen onder -23°C) de motor
gedurende 4
minuten stationair draaien
voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Kans op over verhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren,
papier enz.). Het uitlaatsysteem van uw
auto wordt erg warm en blijft ook na het
afzetten van de motor nog enkele minuten
warm. Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u
uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of in
de stand N of P , afhankelijk van het type
versnellingsbak. Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Rijden op een overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Bent u
genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
F
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15
cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
F
s
chakel de functie Stop & Start uit,
F
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10
km/h,
F
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Rijden
Page 120 of 292

118
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
De sleutels omvatten een elektronische
startblokkering waar van de geheime code moet
worden herkend om te kunnen starten.
Bij een storing in het systeem verschijnt er een
waarschuwing en zal de motor niet starten.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk.
Starten/afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Starten van de motor
F Steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code.
F
O
ntgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuur wiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuur wiel
(bijvoorbeeld als de wielen volledig naar
links of rechts zijn gedraaid).
Het contactslot heeft 3 standen:
- s tand 1
(Stop): sleutel in het contactslot steken en uit
het contactslot verwijderen, stuurslot vergrendeld,
-
s
tand 2
(Contact): stuurslot ontgrendeld, contact
ingeschakeld, voorgloeien dieselmotor, draaien van
de motor,
-
s
tand 3
(Star ten).
Parkeerrem aangetrokken:
F
Z et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap ver volgens het
koppelingspedaal volledig in.
F
A
uto met automatische transmissie : zet
de selectiehendel in stand N of P en trap
het rempedaal volledig in. F
A
uto's met een benzinemotor
: activeer
de startmotor door de sleutel in stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor is aangeslagen.
Bij een benzinemotor kan, na een
koude start, het voor ver warmen van de
katalysator twee minuten lang duidelijk
voelbare motortrillingen veroorzaken
wanneer de motor stationair draait
(verhoogd stationair toerental).
F
A
uto's met een dieselmotor: draai de
sleutel in stand 2
(aanzetten van het
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Rijden
Page 121 of 292

119
Activeer, zodra dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel is
gedoofd, de startmotor door de
sleutel in stand 3 te houden tot de
motor is aangeslagen; geef daarbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor is aangeslagen.
Onder winterse omstandigheden blijft het
lampje langer branden. Als de motor warm
is, gaat het waarschuwingslampje niet
branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet
dan het contact af. Wacht een paar seconden
alvorens opnieuw te starten. Als de motor ook na
een aantal pogingen niet aanslaat, probeer dan
niet langer de motor te starten: de startmotor
en de motor zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo
snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai als de motor stationair draait de
sleutel naar stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als
de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over
de auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
m ee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in stand
2
(Contact) van het contactslot blijft
staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in stand 1
(Stop) en
ver volgens opnieuw in stand 2
(Contact)
om het contact weer aan te zetten.
6
Rijden