stop start CITROEN C5 AIRCROSS 2022 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2022, Model line: C5 AIRCROSS, Model: CITROEN C5 AIRCROSS 2022Pages: 276, PDF Size: 7.91 MB
Page 67 of 276

65
Ergonomie en comfort
3Draadloze smartphonelader
Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone
draadloos opladen volgens het principe van
magnetische inductie, in overeenstemming met
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij het Keyless entry and start-systeem kan de
werking van de lader kort worden onderbroken
als er een deur wordt geopend of als het contact
wordt uitgeschakeld.
Laden bezig
► Als het laadgedeelte leeg is, kunt u een
apparaat in het midden plaatsen.
Als het apparaat wordt waargenomen, gaat het
controlelampje van de lader groen branden.
Het lampje blijft branden terwijl de batterij wordt
opgeladen.
Het systeem is niet bedoeld om
meerdere apparaten tegelijkertijd op te
laden.
Laat geen metalen voorwerpen zoals
munten, sleutels of de
afstandsbediening. in het laadgedeelte liggen,
omdat er dan kans op oververhitting of
onderbreking van het laadproces bestaat.
Controle van de werking
De status van het controlelampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van
controlelampje Betekenis
Uit Motor afgezet.
Geen geschikt apparaat
gevonden.
Laden voltooid.
Groen,
permanent Geschikt apparaat
gevonden.
Laden bezig.
Status van
controlelampjeBetekenis
Knipperend
oranje Detectie van een
vreemd voorwerp in het
oplaadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd in het
oplaadgedeelte.
Permanent
oranje Storing in de laadindicator
van het apparaat.
Temperatuur van batterij
apparaat te hoog.
Storing in de lader.
Als het controlelampje oranje brandt:
–
V erwijder het apparaat en plaats het opnieuw
in het midden van het oplaadgedeelte.
of
–
V
erwijder het apparaat en probeer het een
kwartier later nog eens.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Armleuning vóór
De armleuning bevat een gekoeld opbergvak
(afhankelijk van de uitvoering), waarvan de
verlichting in werking treedt zodra het wordt
geopend.
Page 75 of 276

73
Verlichting en zicht
4Dagrijverlichting/
parkeerlichten
De verlichting voor en achter wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
–
Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand
"
AUTO" bij voldoende omgevingslicht).
–
Parkeerlicht (lichtschakelaar in stand
"
AUTO" bij weinig omgevingslicht of in stand
"Parkeerlicht" of "Dim-/grootlicht").
Als de functie dagrijverlichting is ingeschakeld, hebben de leds een
grotere lichtsterkte.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
►
Afhankelijk van de uitvoering: duw de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag om
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het
verklikkerlampje van de desbetreffende
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
Automatisch inschakelen
van het dimlicht als het
donker wordt
Als de ring in de stand AUTO staat, worden
de kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten
en het dimlicht met behulp van de regen-/
lichtsensor automatisch ingeschakeld als er
weinig licht in de omgeving is. Ze kunnen ook
gaan branden als er regen wordt waargenomen;
de ruitenwissers worden dan ook automatisch
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat de ruitenwissers zijn gestopt.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de
verlichting branden en wordt dit pictogram
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in
het midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De
aan de sensor gekoppelde functies worden
dan niet meer geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Follow me home- en
instapverlichting
Automatisch
Met de ring in de stand " AUTO" en bij weinig
licht gaat het dimlicht automatisch branden als
het contact wordt afgezet.
U kunt de functie in- en uitschakelen en
de tijdsduur van de "follow me home"-
verlichting instellen via het menu Rijverlichting /
Auto van het touchscreen.
Page 86 of 276

84
Veiligheid
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de auto
voor zover mogelijk weer in de juiste koers te
brengen.
Aanhangerstabiliteitscontrole (TSA)
Dit systeem helpt de auto onder controle te
houden bij het trekken van een aanhanger, om
de kans op slingeren te verkleinen.
Het antiblokkeersysteem
(ABS) en de elektronische
remdrukregelaar (EBFD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS.
De normale remwerking blijft behouden. Rijd wel
voorzichtig en matig uw snelheid.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als dit lampje en de lampjes STOP en ABS gaan branden in combinatie met een
melding en een geluidssignaal, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar
(EBFD).
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, kunt u trillingen in het rempedaal voelen; dit is
normaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto zijn
gehomologeerd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Intelligent Traction Control
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust
met een systeem dat zorgt voor extra tractie
op besneeuwde wegen: Intelligent Traction
Control.
Deze functie signaleert situaties met weinig grip,
zoals wegrijden en voortbewegen van de auto
in verse en diepe sneeuw of over platgereden
sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
Intelligent Traction Control het doorslippen
van de voorwielen om voor een optimale grip
te zorgen. Zo worden de aandrijving en de
bestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Antispinregeling (ASR) / Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
De antispinregeling (of tractieregeling)
optimaliseert de tractie door het motorkoppel
te regelen en de remmen van de aangedreven
wielen te bedienen om te voorkomen dat een
of meerdere wielen gaan spinnen. Bovendien
verbetert dit systeem de koersstabiliteit van de
auto.
Als er een verschil is tussen de koers van
de auto en de door de bestuurder gewenste
koers, grijpt de dynamische stabiliteitsregeling
automatisch in op het motorkoppel en remt
een of meerdere wielen af zodat de auto weer
de juiste koers volgt, in zoverre dit binnen de
natuurkundige wetten mogelijk is.
Deze systemen worden automatisch geactiveerd
zodra de motor wordt gestart.
Ze treden in werking zodra de wielen te weinig
grip hebben of de auto de opgelegde koers niet
kan volgen.
Page 106 of 276

104
Rijden
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
►
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
►
Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer
op situaties waarbij u moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht
weer
.
►
V
oer handelingen die veel aandacht vergen
(bijvoorbeeld verstellen of afstellen) altijd bij
stilstaande auto uit.
►
Bij lange ritten is het raadzaam om elke twee
uur pauze te nemen.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat de motor bij zeer winterse
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23 °C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk
voor de goede werking en de levensduur van
de mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Kans op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren
enz).Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten van de
motor nog enkele minuten warm.
Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter.Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten, schakel
de parkeerrem in en zet de versnellingsbak in
de neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen
zo veel mogelijk te vermijden, want het water
kan de verbrandingsmotor, de elektromotor, de
versnellingsbak en het elektrische systeem van
uw auto ernstig beschadigen.
Wanneer u over een overstroomd weggedeelte
moet rijden, doe dan het volgende:
►
Controleer of de diepte van het water
nergens meer is dan 15
cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers.
►
Schakel de functie Stop & Start uit.
►
Rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h.
►
Zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter
u hebt gelaten, rem dan meerdere keren licht
af zodra de verkeerssituatie dat toelaat om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger
rijdt, wordt de auto zwaarder belast en
moet u extra voorzichtig zijn.
Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om
een aanhanger te trekken als deze
minstens 1000 kilometer heeft gereden.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij u aan om de motor 1 tot 2 minuten
stationair te laten draaien voordat u de motor
afzet, zodat de motor sneller kan afkoelen.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Page 107 of 276

105
Rijden
6Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om
een aanhanger te trekken als deze
minstens 1000 kilometer heeft gereden.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij u aan om de motor 1 tot 2 minuten
stationair te laten draaien voordat u de motor
afzet, zodat de motor sneller kan afkoelen.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhanger
en de hoogteverstelling van de koplampen van
uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele CITROËN-trekhaak
wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Wanneer u met de auto een aanhanger sleept
terwijl u een helling op rijdt, dan stijgt de
temperatuur van de koelvloeistof. Het maximale
aanhangergewicht is afhankelijk van het
hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het
koelvermogen van de ventilator neemt niet toe
met het motortoerental.
►
V
erlaag de snelheid en het motortoerental
zodat er minder warmte wordt gegenereerd.
Let altijd goed op de koelvloeistoftemperatuur.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat de remmen oververhit raken. Dan is het beter om
op de motor af te remmen.
Zijwind
Vergeet niet dat de auto tijdens het slepen meer
last heeft van de wind.
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
De sleutels omvatten een elektronische
startblokkering waarvan de geheime code moet
worden herkend om te kunnen starten.
Bij een storing in het systeem verschijnt er een
waarschuwing en zal de motor niet starten.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk.
Starten / afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
Page 108 of 276

106
Rijden
Het contactslot heeft 3 standen:
– stand 1 (Stop): sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
–
stand 2 (Contact): stuurslot ontgrendeld,
contact ingeschakeld, voorgloeien dieselmotor,
draaien van de motor,
–
stand 3 (Starten).
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het
systeem over op de eco-mode: de elektrische
voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat
de accu voldoende opgeladen blijft.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Starten van de motor
Parkeerrem aangetrokken:
► Zet bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap vervolgens het
koppelingspedaal volledig in.
►
Auto met
automatische transmissie: zet
de selectiehendel in de stand N of P en trap het
rempedaal volledig in.
►
Steek de sleutel in het contactslot; het
systeem herkent de code.
►
Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht nodig
bij het draaien aan het stuurwiel
(bijvoorbeeld als de wielen volledig naar links
of rechts zijn gedraaid).
►
Auto's met een
benzinemotor: activeer
de startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Bij een benzinemotor kan, na een
koude start, het voorverwarmen van de
katalysator twee minuten lang duidelijk
voelbare motortrillingen veroorzaken wanneer
de motor stationair draait (verhoogd stationair
toerental).
►
Auto's met een
dieselmotor: draai de sleutel
in de stand 2 (aanzetten van het contact) om de
motor te laten voorgloeien.
Activeer, zodra dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel is gedoofd, de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen; geef daarbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Onder winterse omstandigheden blijft het
lampje langer branden. Als de motor
warm is, gaat het waarschuwingslampje niet
branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit. Wacht een paar
seconden alvorens opnieuw te starten. Als de
motor ook na een aantal pogingen niet
aanslaat, probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken. Neem contact op
met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg
zonder de motor veel toeren te laten draaien.
Motor afzetten
► Breng de auto tot stilstand.
► Draai bij een stationaire motor de sleutel naar
stand
1.
►
V
erwijder de sleutel uit het contactslot.
►
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel mee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1-Stop)
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies, zoals het
audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers,
het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de eco-mode.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
Page 109 of 276

107
Rijden
6Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
►
Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel mee en vergrendel de auto.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1-Stop)
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies, zoals het
audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers,
het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de eco-mode.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten / afzetten van de
motor metKeyless entry
and start
De elektronische sleutel moet zich in het
interieur bevinden.
Als de elektronische sleutel niet wordt
gedetecteerd, wordt een melding
weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de
motor kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure
voor starten/afzetten".
Starten van de motor
► Zet bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
of
►
Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie de stand
P of N en
trap vervolgens het rempedaal in.
►
Druk op de knop " ST
ART/STOP"; houd het
pedaal ingetrapt tot de motor is aangeslagen.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de
motor bij temperaturen beneden het vriespunt
en/of bij koude motor pas gestart als het
waarschuwingslampje voor het voorgloeien is
gedoofd.
Als dit lampje gaat branden nadat u op de toets "START/STOP" hebt gedrukt:
►
Moet u het pedaal ingetrapt houden en niet
nogmaals op de toets " ST
ART/STOP" drukken
voordat de motor is aangeslagen.
Page 110 of 276

108
Rijden
Als aan een van de voorwaarden voor het
starten niet wordt voldaan, wordt een melding
weergegeven.
In sommige gevallen wordt u met een
melding verzocht om het stuurwiel heen en
weer te bewegen terwijl u de knop "START/
STOP" ingedrukt houdt om het stuurslot te
ontgrendelen.
Bij benzinemotoren kan na een koude
start het voorverwarmen van de
katalysator bij een stilstaande auto met
draaiende motor (verhoogd stationair
toerental) waarneembare motortrillingen met
zich meebrengen.
Plug-in hybrideauto starten
► Trap het rempedaal helemaal in en druk
ongeveer 2 seconden op de toets START/STOP.
► Houd uw voet op het pedaal totdat dit
controlelampje gaat branden om aan te
geven dat het plug-in hybridesysteem is
ingeschakeld (bevestigd door een
geluidssignaal).
Wanneer u de parkeerstand wilt
uitschakelen, wacht dan totdat het
controlelampje READY gaat branden.
Het systeem start standaard in de stand
Electric.
Afhankelijk van verschillende parameters
(laadniveau batterij of buitentemperatuur)
bepaalt het systeem of het nodig is om de
benzinemotor te starten.
U kunt de rijstand op elk gewenst moment
wijzigen met de keuzeschakelaar.
Wanneer de auto in de elektrische stand
start, maakt de auto geen geluid.
Let met name op voetgangers en fietsers,
omdat zij de auto wellicht niet aan komen
horen, ondanks het geluidssignaal voor
voetgangers.
Uitschakelen
► Zet de auto stil.
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel bij
voorkeur in de neutraalstand.
►
Selecteer
bij een auto met een automatische
transmissie bij voorkeur de stand P of N.
►
Druk op de knop " ST
ART/STOP".
►
Controleer bij een plug-in hybrideauto
voordat u de auto verlaat of het lampje READY
niet brandt.
In sommige gevallen is het nodig om aan
het stuurwiel te draaien om het stuurslot te
vergrendelen.
Bij bepaalde uitvoeringen met een automatische
transmissie (EAT6/EAT8) kan het stuurslot
niet worden vergrendeld, maar wordt de
versnellingsbak vergrendeld in stand P.
Als de auto niet stilstaat, kan de motor
niet worden afgezet.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan
de controle over de auto kunnen verliezen!
Laat de elektronische sleutel nooit in de
auto achter als u de auto verlaat.
Contact inschakelen zonder
de motor te starten
Wanneer de elektronische sleutel zich in het
interieur bevindt, kunt u op de toets " START/
STOP" drukken zonder een van de pedalen
in te trappen om het contact in te schakelen
zonder de motor te starten (maar het
instrumentenpaneel en de accessoires, zoals
het audiosysteem en de verlichting worden wel
ingeschakeld).
►
Druk
nogmaals op deze toets om het contact
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is.
► Houd de afstandsbediening tegen de lezer.
► Zet de versnellingspook bij een auto met
een handgeschakelde versnellingsbak in
de neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie stand P en trap
vervolgens het rempedaal in.
Page 111 of 276

109
Rijden
6Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een
noodsleutellezer waarmee de motor kan
worden gestart als het systeem de sleutel niet
waarneemt in de detectiezone of als de batterij
van de elektronische sleutel leeg is.
► Houd de afstandsbediening tegen de lezer.
► Zet de versnellingspook bij een auto met
een handgeschakelde versnellingsbak
in
de neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
►
Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie
stand P en trap
vervolgens het rempedaal in.
► Druk op de toets " START/STOP".
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt
herkend of zich niet meer in de detectiezone
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel wanneer een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
►
Houd, om het afzetten van de motor te
bevestigen, de toets "
START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.
Als de elektronische sleutel niet werkt, neem
dan contact op met een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
uitschakelen van de motor
De motor kan uitsluitend in noodgevallen worden
afgezet (zelfs tijdens het rijden).
►
Houd de toets "
START/STOP" ongeveer 5
seconden ingedrukt.
In dit geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met een automatische
transmissie (EAT6/EAT8) kan het stuurslot niet
worden vergrendeld.
Elektrische parkeerrem
In de automatische stand schakelt dit systeem
de parkeerrem in wanneer de motor wordt
uitgezet en wordt de parkeerrem uitgeschakeld
wanneer de auto gaat rijden.
Altijd met draaiende motor:
► Schakel de parkeerrem in door kort
aan de
bedieningshendel te trekken.
Page 112 of 276

11 0
Rijden
► Schakel de parkeerrem uit door kort tegen
de bedieningshendel te duwen terwijl u het
rempedaal indrukt.
Standaard is de automatische werking
geactiveerd.
Verklikkerlampje
Dit lampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de hendel
branden om te bevestigen dat de parkeerrem is
aangetrokken, in combinatie met de weergave
van de melding Parkeerrem aangetrokken.
Het lampje gaat uit om te bevestigen dat de
parkeerrem is vrijgezet, in combinatie met de
melding Parkeerrem vrijgezet.
Het lampje knippert in reactie op een verzoek om
de parkeerrem handmatig aan te trekken of vrij
te zetten.
Bij een lege accu werkt de elektrische
parkeerrem niet meer.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken
bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak, moet u uit
veiligheidsoverwegingen een versnelling
inschakelen om te voorkomen dat de auto
wegrolt.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken bij
een auto met een automatische transmissie,
moet u uit veiligheidsoverwegingen de
meegeleverde wielblokken tegen een van de
wielen plaatsen om te voorkomen dat de auto
wegrolt.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u de auto verlaat of
de parkeerrem is aangetrokken: de
lampjes op het instrumentenpaneel en de
hendel moeten permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
er een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Wanneer de auto staat geparkeerd op
een steile helling, de auto zwaar
beladen is of als een aanhanger wordt
getrokken
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
draait u de wielen naar de stoeprand toe en
schakelt u een versnelling in.
Bij een automatische transmissie draait u
de wielen naar de stoeprand toe en zet u de
transmissie in stand P.
Als er een aanhangwagen achter uw auto is
gekoppeld, mag het hellingspercentage bij het
parkeren niet hoger zijn dan 12%.
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:
►
T rap het rempedaal in.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en druk kort op
de hendel.
Als u op de hendel drukt zonder het rempedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en wordt er een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto:
► T rek kort aan de hendel.
Het lampje voor de hendel gaat knipperen om
het verzoek te bevestigen.
Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor draait en het
bestuurdersportier goed is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden .
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
► Trap het koppelingspedaal volledig
in en schakel de eerste versnelling of de
achteruitversnelling in.
► Geef gas en laat het koppelingspedaal
opkomen.
Bij een automatische transmissie
► Trap het rempedaal in.
► Selecteer stand D, M of R.
► Laat het rempedaal los en geef gas.
Als de parkeerrem bij een auto met een
automatische transmissie niet
automatisch wordt vrijgezet, controleer dan of
de voorportieren goed zijn gesloten.
Als de auto stilstaat met draaiende motor, trap dan niet onnodig het gaspedaal in.
De parkeerrem kan dan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken als u de motor
afzet.
De parkeerrem wordt niet automatisch
aangetrokken als de auto afslaat of de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem
wordt ingeschakeld.
In de automatische stand kunt u op elk
moment zelf de parkeerrem met de
hendel aantrekken en vrijzetten.