ESP CITROEN C6 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C6, Model: CITROEN C6 2012Pages: 216, PDF Size: 10.44 MB
Page 57 of 216

55
II
RUITENWISSERS
VERVANGEN VAN DE RUITENWISSERBLADEN
Om de wisserbladen te kunnen vervangen, moet u de wisserarmen in de onderhoudsstandzetten. Dat doet u door het contact uit te zetten en dan binnen een minuut de ruitenwissers aan te zetten. De ruitenwissers gaan dan rechtopstaan.
Nadat de wisserbladen vervangen zijn, zet u hetcontact aan en bedient u de ruitenwisserschakelaar. De ruiten-
wissers gaan dan weer in de normale stand staan.Letop:als u de ruitenwissers in de onderhoudstand zet, wordt ook de beweegbare spoiler in de onderhoudstand gezet.
Zie "Beweegbare spoiler".
RUITENSPROEIERS VÓÓR
Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar naar u toe om de voorruit tesproeien.
Bij het sproeien gaan de wissers tijdelijk werken en, als het dimlicht aan-
staat, worden ook de koplampen schoongespoten.
Als er minder dan 1 liter in het ruitensproeierreservoir zit, verschijnt er eenbericht op het display.
Controleer bij vorst of de wisserbladen niet aan de ruit zijn vastgevroren,voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Verwijder opgehoopte sneeuw van de voorruit.
Page 62 of 216

60
II
21
M
PROGRAMMEERBARE RIJPOSITIE-INSTELLINGEN
MET DE TOETSEN 1 EN
2 OPGESLAGEN STANDEN
Opslaan van een zitpositie:a. Zet het contact aan (sleutel in
tweede stand).b. Stel uwstoel, het stuur, despiegels en de head-up dis-
play in.c. Druk op de toetsMen dan op1(eerste geheugen) of 2(tweede geheugen).
Het opslaan wordt bevestigd met een geluidssignaal.Let op: bij het opslaan van een nieuwe instelling worden eerder
opgeslagen gegevens gewist.
Het stoelgeheugen kan voor debestuurdersplaats de volgendeinstellingen onthouden:Bestuurderstoel.
Stuur.
Buitenspiegels.
Head-updisplay.
Zie "Instellen van het stuur", "Spie-
gels" en "Head-updisplay".
Met de toetsen 1en2heeft u demogelijkheid om twee standenvan de bestuurdersstoel op teslaan.
•
••
•
OPROEPEN VAN EEN
OPGESLAGEN STAND
Stilstaande auto (contact
aan of draaiende motor)
Druk op de toets 1of 2 om debetreffende instellingen op te roe-pen.
Als alles correct is ingesteld klinkter een geluidssignaal.
Onder het rijden
Houd de toets 1 of 2even ingedrukt
totdat de gewenste instellingen zijnopgeroepen.Let op:als er verscheidene keren
achter elkaar een opgeslagenstand is opgeroepen, wordt dezefunctie uitgeschakeld totdat u demotor start.
Page 63 of 216

61
II
23
1
CONTROLELAMPJE AUTOGORDELS
WERKING
Alle zitplaatsen hebben een systeem
dat controleert of de autogordel wordtgebruikt.
Als de gordel niet is vastgegespt,
zal het controlelampje 1, 2 of 3gaan branden of knipperen.
WERKING VAN HET CONTROLESYSTEEM
Bestuurders- en passagiersstoel
Bij het aanzetten van het contact:Als de bestuurder zijn autogordel niet gebruikt, gaat het controle-lampje 1 branden.
Als de passagier voorin zijn autogordel niet gebruikt, wordt dat aange-geven door het controlelampje 3.
Als u harder dan 20 km / h rijdt en de gordels niet zijn vastgemaakt, knippert
het controlelampje, verschijnt er een bericht op het display en klinkt er gedu-
rende on
geveer 2 minuten een geluidssignaal. Daarna blijven de lampjes 1en/of 3branden.
Zitplaatsen achterin
Als u het contact aanzet gaat het controlelampje 2 branden om de bestuurder en de eventu ele passagiers op het gebruik van de gordels te attenderen.
Zodra de portieren zi
jn gesloten en de motor is gestart, verschijnt er gedu-
rende 30 seconden een bericht over het gebruik van de autogordels ach-
terin.
Als daarna één o
f meer gordels achterin nog niet zijn vastgemaakt:Het lampje 2 gaat branden zolang de snelheid niet hoger dan onge-
veer 20 km / h is.Zodra u harder rijdt dan 20 km / h knippert het lampje2, klinkt er gedu-rende twee minuten een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op
het display.Let op:De controle van het gebruik van de autogrodels wordt uitgeschakeld als
u het contact afzet of als u een van de portieren opent.
Een kinderzitje dat op de voorstoel wordt geplaatst, kan soms niet door
het systeem worden gedetecteerd.
•
•
•
•
•
•
De bestuurder moet na het sluiten van alle portieren en het starten vande motor het volgende controleren:of alle inzittendenhun gordel hebben vastgemaakt,
of de autogordels op de juiste maniergebruikt worden.r
•
•
Page 72 of 216

70
II
SNELHEIDSREGELAAR
In al deze gevallen zal de aanduiding "OFF" op het instrumentenpaneel ver-schijnen.
De ingestelde snelheid wijzigen
U kunt de snelheid die op het displayA wordt aangege-
ven als volgt wijzigen:To ets 3: om de snelheid te verhogen.
To ets 4: om de snelheid te verlagen.
Opmerking:als u de knop steeds kort indrukt, wordt
de snelheid in stappen van 1 km / h veranderd. Als u de
knop ingedrukt houdt, gaat de verandering in stappen
van 5 km / h.
Snelheidsregelaar uitschakelen
Uitschakelen van de snelheidsregelaar is mogelijk door:het intrappen van rem- of koppelingspedaal.het ingrijpen van hetESP of deASR.
het indrukken van de knop2.Let op: de snelheidsregelaar werkt niet als als de ver-snellingspook in de vrijstand staat (stand N).
•
•
••
•
De ingestelde kruissnelheid wordt met deze handelin-
gen niet uit het geheugen gewist: de kruissnelheid blijft
zichtbaar op het instrumentenpaneel.
Gebruik de snelheidsregelaar alleen als de verkeersomstandigheden het rijden met een constantesnelheid toelaten.
Gebruik het systeem niet als het druk is, op slechte wegen of wegen met weinig grip, of onder andereomstandigheden die het rijden bemoeilijken.
Blijf attent en houd de auto altijd onder controle.
Het is raadzaam om uw voeten in de buurt van de pedalen te houden.
Snelheidsregelaar opnieuw inschakelenDoor de laatst opgeslagen kruissnelheid op teroepen:
Druk daarvoor op de knop2.
de auto gaatautomatischweer op de ingesteldekruissnelheid rijden. Die snelheid wordt op het
instrumentenpaneel getoond.
Opmerkin
g:als de auto veel langzamer rijdt dan deeerder ingestelde kruissnelheid, zal de auto snel acce-lereren totdat de ingestelde snelheid weer is bereikt.Door de huidige rijsnelheid te kiezen:Druk daarvoor de knoppen3 of 4even in zodra de gewenste snelheid is bereikt.
De aanduiding "OFF" verdwijnt van het instrumen-
tenpaneel.
Snelheidsregelaar geheel uitschakelenDoor de knop1ingedrukt te houden.
Door de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt uit het geheugen gewist.
In geval van een storing knippert de geprogrammeerdesnelheid of knipperen de streepjes "- - -" terwijl het
lampje "OFF" op het display permanent brandt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalifi -ceerde werkplaats.
•
•
•
•
Page 75 of 216

73
II
DYNAMISCHE STABILITEITSCONTROLE (ESP)
Hoewel hetESP extra veiligheid
biedt onder normale rijomstandig-heden, wil dat nog niet zeggendat de bestuurder extra risico kannemen of harder kan rijden.
Het systeem werkt het best wanneer men zich aan de voorschriften vande constructeur houdt betreffendede wielen (banden en velgen), deremcomponenten en de elektroni-sche componenten. Ook dient men
zich aan de montageprocedures enhet onderhoud zoals voorgeschre-ven door het CITROËN-netwerk of g
een gekwalifi ceerde werkplaats terespecteren.
Laat het systeem na een aanrijdingnakijken door het CITROËN-net-yjg
werk of een gekwalifi ceerde werk-plaats.
DYNAMISCHE STABILITEITSCONTROLE (ESP) EN
ANTISLIPREGELING (ASR)
Deze systemen werken samen en vormen een aanvulling op het ABS. Als er een verschil ontstaat tussen de koers van de auto en de koers zoals die
door de bestuurder gewenst is, grijpt het ESPautomatisch in door een of meer wielen af te remmen en het motorkoppel te verminderen, om ervoor
te zorgen dat de auto in het juiste spoor blijft. HetASR-systeem zorgt voor een optimale tractie, doordat slippen van de voorwielen wordt voorkomen.
Dit wordt bereikt door de aangedreven wielen af te remmen of door het motorkoppel terug te nemen. Het systeem betekent tevens een verbetering
van de koersvastheid van de auto tijdens accelereren.
WERKING
Als hetESP of ASR in werking treedt, knippert het controlelampjeESP/ASR.
UITGESCHAKELD
Onder bijzondere omstandigheden (auto vastgelopen in modder, sneeuw
of mul zand, gebruik van sneeuwkettingen…) kan het nuttig zijn het ESP/ASR-systeem uit te schakelen, zodat de wielen doorslippen en zo wellichtmeer grip gevonden wordt.
Druk op de schakelaar A: het controlelampje ESP/ASR en het lampje Ain
de schakelaar gaan branden. Het ESP/ASR is nu uitgeschakeld.
Het ESP/ASR wordt weer ingeschakeld:als het contact wordt afgezet.
bij een snelheid van meer dan 50 km/h.
als u de schakelaar A nog een keer indrukt.
STORING
Bij een storing in de systemen, brandt hetESP/ASR-lampje.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats omhet systeem te laten controleren.
•
•
•
Page 91 of 216

89
III
3a3b
4
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
3. LUCHTVERDELING
Door verschillende keren achter elkaar op de toets 3a of 3b te drukken kunt u de richting van de lucht-stroom aan bestuurderszijde respectievelijk passa-
gierszijde instellen.
De pijltjes op het display geven de ingestelde richting aan:Voorruit en portierruiten.
Centrale luchtroosters, zijventilatieroosters en uit-stroomopeningen van zachte luchtverdeler (indien
open).
Uitstroomopeningen naar de voetenruimte."AUTO" = automatische verdeling.
•
•
••
Draai aan het knopje om de aanjagersnelheid te rege-len.
Op het display kunt u aan de hand van het aantal venti-latorbladen zien hoe hoog de aanjagersnelheid is.
Zorg altijd voor voldoende ventilatie om het beslaan
van de ruiten te voorkomen.
4. AANJAGERSNELHEID
Airco met zachte luchtstroom
De zachte luchtverdeler bovenop het dashboard zorgt
voor eenoptimale luchtverdeling voorin de auto.
Het voorkomt tocht en zorgt voor een optimale tempe-
ratuur in het interieur.
Zachte luchtstroom regelen
De hoeveelheid lucht die wordt uitgeblazen is voor de
bestuurders- en de passagierszijde afzonderlijk in testellen.
Stel de gewenste luchthoeveelheid in door het wieltje
te verdraaien.
Draai het wieltje helemaal naar beneden om de zachte
luchtstroom te stoppen.
Als het erg warm weer is, kan de zachte luchtverdeler
beter gesloten worden. Hierdoor is de uitstroom via de
roosters midden op het dashboard groter.
Page 101 of 216

99
III
A
BC
D
ACHTERZITPLAATSEN
Zitting opgeklapt.
Schuif de hoofdsteunen omlaag.
Druk op de knopA op het uiteinde
van de rugleuning en kantel dezenaar voren.
De ru
gleuning van de achterbank
kan in twee delen neergeklapt wor-
den. Let erop dat de rugleuninggoed in de vergrendeling valt als u
deze weer rechtop zet.De ba
gageruimte kan afgeslo-
ten worden zodat deze vanuit het interieur ook niet meer bereikt kan
worden.
Dat gaat als volgt:1.Zet de achterbank goedrechtop.Het rode merkteken van devergrendeling Amag niet meer
zichtbaar zijn.
2.Steek de contactsleutel in hetslot.3. Vergrendel het slot.
Voorkom beschadiging
Voorkom het beschadigen of beklemmen van de autogordel bijhet bewegen van de rugleuning door deze netjes langs de zijkantte geleiden.
VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN VAN BAGAGERUIMTE VAN BINNENUITMIDDELSTE GORDEL
ACHTERIN
Om de afdekkap van de gordelDte kunnen openen, moet u eerst demiddelste hoofdsteun uittrekken.
Steek eerst de gesp C in de lin-
ker (zwarte) sluiting en daarna de
tweede gespBin de rechter slui-
ting.
Page 155 of 216

7.5
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
02
1
1
DISPLAY EN HOOFDMENU
Door de draaiknop OK in te drukken krijgtu toegang tot de snelkeuzemenu's.
GEÏNTEGREERDE TELEFOON:
lijst met oproepen
nummer kiezen
index
voicemail NAVIGATIE (INDIEN NAVIGATIE ACTIEF):
navigatie hervatten/afbreken
omleiden route
navigatiecriteria
verkeersinformatie raadplegen
de kaart verplaatsen
BOORDCOMPUTER:
waarschuwingenlogboek
status van functies
BLUETOOTH TELEFOON:
lijst met oproepen
bellen
index
privé modus/handsfree
gesprek in de wacht zetten/gesprek hervatten
CD (MP3 OF AUDIO):
CD kopiëren op JBX / kopiëren stoppen
introscan activeren/deactiveren
willekeurig afspelen activeren/deactiveren
herhalen activeren/deactiveren
RADIO:
een frequentie invoeren
RDS volgen activeren/deactiveren
REG-functie activeren/deactiveren
"Radio Tekst" verbergen/weergeven
JUKEBOX:
playlist kiezen
Introscan activeren/deactiveren
willekeurig afspelen activeren/deactiveren
herhalen activeren/deactiveren
USB:
USB kopiëren op JBX / kopiëren stoppen
USB uitwerpen
Introscan activeren/deactiveren
willekeurig afspelen activeren/deactiveren
herhalen activeren/deactiveren
WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT
IN DE MODUS "KAART VERPLAATSEN":
informatie over de plaats
als bestemming kiezen
als etappe kiezen
deze plaats opslaan
de kaartfunctie verlaten
navigatiefunctie
KLIMAATREGELING:
in-/uitschakelen airconditioning
in-/uitschakelen gescheiden regeling links/rechts
Page 160 of 216

7.10
03
66
88
77
55
11
22
33
44
GPS
GESPROKEN NAVIGATIEBERICHTEN
Druk op de knop om de selectie tebevestigen.
Tijdens de gesproken berichten kan door middel van de volumeknopdirect het volume van de verschillende berichttypen wordeningesteld (navigatie, verkeersinformatie...).
Selecteer de functie INSTELLENGESPROKEN BERICHTEN en drukop de knop om te bevestigen.
Druk op de knop en stel vervolgens het volume van de gesproken berichten in of selecteer de functieUITSCHAKELEN en druk op de knop om te bevestigen.
Selecteer OK en druk op de knop omte bevestigen.
Druk op de toets MENU.
Draai aan de knop om de functie NAVIGATIE te selecteren.
Druk op de knop om de selectie tebevestigen.
Draai aan de knop om de functieNAVIGATIEMOGELIJKHEDEN te selecteren.
NAVIGATIEMOGELIJKHEDEN
INSTELLEN GESPROKEN BERICHTEN
UITSCHAKELEN
OK
Page 168 of 216

7.18
1
22
05AUDIO/VIDEO
INFORMATIE EN TIPS
Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1, 2 & 2.5 Audio Layer 3) iseen standaard voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheidbiedt enkele tientallen speellijsten op één CD te plaatsen.
Selecteer bij het branden van een CD-R/DVD-R of CD-RW/DVD-RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze tekunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor hetbranden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in (maximaal 4 x) voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.
De autoradio speelt uitsluitend audio-bestanden met de extensie ".mp3" en een sampling frequentie van 22,05 kHz of 44,1 kHz af. Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma, .mp4, .m3u...)kunnen niet worden afgespeeld.
Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: «, ?, ù) om problemen met het afspelen of deweergave te voorkomen.
Gebruik alleen CD's met een ronde vorm. Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken,ongeacht de kwaliteit van de CD-speler.
Plaats de audio- of MP3-CD in de speler. De CD-speler zal de CD automatisch afspelen.
Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan herhaalde malen op detoets SOURCE om de CD-speler als geluidsbron te selecteren.
Druk op een van de toetsen om eennummer van de CD te selecteren. Druk op de toets LIST om de lijst met nummers van de CD of de speellijstenvan de MP3-CD weer te geven.
Het afspelen of weergeven van een MP3-speellijst kan worden beïnvloed door het gebruikte programma voor de CD en/of deinstellingen. Wij raden u aan een CD te gebruiken die aan de ISO-norm 9660 voldoet.
CD MP3EEN CD OF MP3-CD AFSPELEN
CD