ECU CITROEN DS3 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: DS3, Model: CITROEN DS3 2015Pages: 384, PDF Size: 12.29 MB
Page 149 of 384

DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Page 151 of 384

149
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Claxon
Gebruik de claxon om medeweggebruikers te
waarschuwen bij gevaar.
F
D
ruk op een van de spaken van het
stuurwiel.
urgence-oproep of
A ssistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende CI
t
ro
Ën-
helpdesk.
ra
adpleeg het hoofdstuk "Audio en telematica"
voor meer informatie over het gebruik van deze
voorziening.
Veiligheid
Page 153 of 384

151
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.ee
n te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien.
ee
n visuele
controle is dus niet voldoende.
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten
onjuist is.
Waarschuwing te lage bandenspanning
u krijgt deze waarschuwing als dit
lam pje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
S
top zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F
C ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld.
r
i
jd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
Resetten
elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
er i
s een sticker op de linker middenstijl
aangebracht om u hierop attent te maken.
Veiligheid
Page 155 of 384

153
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Kleurendisplay
F Druk op de toets "SETUP" om het
configuratiemenu te openen.
F
Sel
ecteer " Parameters auto " en bevestig.
F
Sel
ecteer " Rijhulpsysteem " en bevestig
uw keuze.
F
Selecteer " Resetten bandenspanningscontrole "
en bevestig uw keuze.
Het resetverzoek wordt bevestigd door een melding.
F Selecteer " Ja" of " Nee" en bevestig uw
keuze.
H
et resetten wordt bevestigd door een
melding. De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
Page 157 of 384

155
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
tr
ap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.
Stabiliteitscontrolesystemen
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de wielen
te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Veiligheid
Page 159 of 384

157
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Active City brake
Active City br akeis een rijhulpfunctie die
beoogt een frontale aanrijding te voorkomen
of de snelheid van een frontale aanrijding te
verminderen wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende intrappen
van het rempedaal).
Dit systeem is ontwikkeld om de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden en de
afstand tot en de snelheid van andere
weggebruikers blijven inschatten.
Active City br akeis slechts een hulpsysteem;
de bestuurder moet altijd attent blijven.
bekijk de lasersensor nooit met een
optisch instrument (vergrootglas,
microscoop enz.) op een afstand van
minder dan 10
cm: kans op oogletsel. Dit automatische noodremsysteem
remt later af dan de bestuurder normaal
gesproken zou doen. Het systeem
grijpt dus alleen in als de kans op een
aanrijding groot is.
Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een lasersensor
boven aan de voorruit voertuigen die in
dezelfde richting rijden of die vóór de auto
stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto automatisch
af om een aanrijding met de voorligger te
voorkomen.
Voorwaarden voor activering
Active City brakewerkt als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
● het
contact is aangezet,
● de
auto rijdt vooruit,
● de
snelheid ligt tussen ongeveer 5 en
3
0
km/h,
● de
remhulpsystemen (ABS, EBD, BAS) zijn
n
iet defect,
● de
stabiliteitscontrolesystemen (ASR, ESP)
z
ijn niet uitgeschakeld of defect,
● de
auto maakt geen scherpe bocht,
● het
systeem is de laatste 10 seconden niet
i
n werking getreden.
Veiligheid
Page 161 of 384

159
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Grenzen van het systeem
Het systeem detecteert slechts stilstaande
voertuigen of voertuigen die in dezelfde richting
rijden.Het detecteert geen kleine voertuigen
(fietsen, motorfietsen), voetgangers
of dieren en ook geen stilstaande
voorwerpen die niet reflecteren.ond er zeer slechte
weersomstandigheden (zware
regenval, sneeuw, mist, hagel enz.)
neemt de remweg toe waardoor het
systeem minder efficiënt een aanrijding
kan voorkomen.
De bestuurder moet dus altijd bijzonder
oplettend blijven.
Laat nooit sneeuw op de motorkap
liggen, voor werpen boven de motorkap
uitkomen of voor werpen op het dak
naar voren uitsteken: ze zouden in het
gezichtsveld van de sensor kunnen
komen en de detectie van voertuigen
kunnen hinderen.
Het systeem treedt niet in werking of wordt
uitgeschakeld als de bestuurder:
-
h
et gaspedaal diep intrapt
-
o
f een ruk aan het stuur geeft
(uitwijkmanoeuvre).
Veiligheid
Page 163 of 384

161
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Storingen
Als de voorruit ter hoogte van de
sensor beschadigd is, schakel het
systeem dan uit en neem contact op
met het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de
voorruit te laten vervangen.
Ver wijder de sensor niet, stel de sensor
niet af en test de sensor niet.
Werkzaamheden aan de sensor mogen
alleen door het CIt roËn- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
bij het trekken van een aanhanger of
als uw auto wordt gesleept, moet het
systeem worden uitgeschakeld.
Plak of bevestig geen voor werpen op
de voorruit vóór de sensor.
Storing van de sensor
De werking van de lasersensor kan worden
gehinderd door vuil op de voorruit of door het
beslaan van de voorruit. In dat geval wordt een
melding weergegeven om u te waarschuwen.
Schakel de voorruitontwaseming in en reinig de
voorruit ter hoogte van de sensor regelmatig.
Storing van het systeem
bij een storing van het systeem wordt u
door een geluidssignaal en de weergave
van de melding "
Storing automatisch
noodremsysteem " gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
Page 165 of 384

163
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Veiligheidsgordels achter
Omdoen
F trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
Veiligheid
Page 167 of 384

165
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de middelste passagier
achter) te helpen beschermen. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen. De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een
volgend ongeval), worden de airbags
niet meer opgeblazen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Veiligheid