CITROEN DS4 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2013Pages: 408, PDF Size: 13.3 MB
Page 51 of 408

Controle tijdens het rijden
Stuurbekrachtigingpermanent. Er is een storing met betrekking tot de
stuurbekrachtiging.Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het CITROËN-netwerk
o
f een gekwalificeerde werkplaats.
Bandenspanning te laagpermanent. De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.De controle dient bij voorkeur bij koude banden te worden uitgevoerd.
Bochtverlichting knippert. Er is een storing in de bochtverlichting.Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Voet op het rempedaalpermanent. Het rempedaal is niet ingetrapt. Trap bij de EGS 6-versnellingsbak het rempedaal in om
de motor te star ten (selectiehendel in stand N ).
Als u de handrem wilt vrijzetten zonder het rempedaalin te trappen blijft dit lampje branden.
knippert. Als u de auto met een EGS 6-versnellingsbak op een helling telang probeert tegen te houden door
het gaspedaal in te trappen, raakt de koppeling over verhit .
Gebruik het rempedaal en/of de elektrischeparkeerrem.
Airbags
tijdelijk.Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact
wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storin
g in een van de
airbags of de pyrotechnische gordelspanners. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk o
f een gekwalificeerde werkplaats.
Page 52 of 408

ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links
knipper t, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaa
g
beweegt.
Richtingaanwijzer rechts
knipper t, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand"Parkeerlichten".
Als de dagrijverlichting is uitgeschakeld en de lichtschakelaar in
de stand "AUTO" staat, worden de parkeerlichten ingeschakeld
zodat de kenmerkende verlichtingsvorm van de auto zichtbaar is.
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand"Dimlicht" of in de stand "AUTO"
(bij weinig buitenlicht).
Grootlicht
permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toetrekt. Tr e k n ogmaals aan de lichtschakelaar om terug teschakelen naar dimlicht.
Mistlampen vóór
permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichten
permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit
te schakelen.
Alarmknipperlichten knipper t, met geluidssignaal. De schakelaar voor de
alarmknipperlichten op het dashboard
is ingedrukt. De richtingaanwijzers links en rechts en debijbehorende verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd.
Controlelampjes ingeschakelde functies
De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.
Page 53 of 408

51Controle tijdens het rijden
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Handrempermanent. De handrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet.Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie over de handrem.
Elektrischeparkeerrempermanent .
De elektrische parkeerrem is
aangetrokken.Zet de elektrische parkeerrem vrij zodat het
verklikkerlampje uitgaat: trap het rempedaal in en trekaan de hendel van de elektrische parkeerrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie
over de elektrische parkeerrem.
Uitschakeling van de automatische werking vande elektrische parkeerrem
permanent .
De functies "automatisch aantrekken"(bij het afzetten van de motor) en "automatisch ontgrendelen" zijnuitgeschakeld of werken niet. Activeer de
functie (volgens land van bestemming)via het configuratiemenu van de auto of raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Voorgloeiendieselmotorpermanent. Het contactslot staat in de tweede
stand (Contact).Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen 30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan
, zet dan het contact af.Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor star t.
Page 54 of 408

Dimmer dashboardverlichting
permanent. De lichtsterkte wordt ingesteld. U kunt de lichtsterkte instellen van 1 tot 16.
Airbag aanpassagierszijdepermanent op het
display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde. De schakelaar in het dashboardkast
jestaat in de stand " ON ".
De passagiersairbag vóór is geactiveerd.Plaats in dit geval geen kinderzitjemet de rug in de rijrichting op de stoel
van de voorpassagier.Z
et de schakelaar in de stand "OFF"
om depassagiersairbag vóór uit te schakelen.
In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting plaatsen.
Automatische
ruitenwissers
permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewo
gen. D
e automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van deruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zetde hendel in een andere stand.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Stop & Startpermanent. Het Stop & Star t-systeem heeft
de motor in de STOP-standgezet(verkeerslicht, stopbord,
opstopping, enz.).Het lamp
je gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat dan uit.De
STOP-stand is nu nietbeschikbaar. of De motor wordt automatisch gestart. Raadplee
g het hoofdstuk "Rijden - § Stop & Start-systeem" voor bijzonderheden van de Stop- en Start-stand.
Parkeerplaatsassistentpermanent. De parkeerplaatsassistent isgeselecteerd. Bedien de richtingaanwijzer naar de kant waar u eenparkeerplaats wilt meten en zorg dat u niet harder dan
20 km/h rijdt. Er verschijnt een bericht op het display
a
ls de meting klaar is.
Page 55 of 408

53Controle tijdens het rijden
Passagiersairbagpermanent, op het display van de
verklikkerlampjes voor de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aanpassagierszijde.
De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand " OFF".
De airbag vóór aan passagierszijde isuitgeschakeld.
Zet de schakelaar in de stand "
ON
" om de airbag vóór aan passagierszijde in te schakelen.Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
ESP/ASRpermanent. De toets linksonder op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling.Druk op de toets om de
functie ESP/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeldals de motor wordt gestart.Na uitschakelen van het systeem, wordt het automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelhedenhoger dan ongeveer 50 km/h.
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Page 56 of 408

Bij het aanzetten van het contact wordt de onderhoudsinformatie en het motorolieniveau gedurende enkele seconden tegelijker tijd
weergegeven.
Motorolieniveaumeter
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding "OIL"knipper t of er een
speciale melding op het display verschijnt in
combinatie met het verklikkerlampje ser viceen een geluidssignaal, is het motorolieniveau
te laag.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
m
otorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding "OIL --"knippert of wanneer er een melding op het display verschijnt, duidt
dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
2 merktekens op de peilstok:
- A= maxi: het oliepeil magnooit boven het niveau A
uitkomen (kans op schade
aan de motor),-B= mini: als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt,
moet het voor de motor van
uw auto voorgeschreven
type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor de plaats van de peilstok en het bijvullen van motorolie voor het motortype van uw auto.
Page 57 of 408

55
Controle tijdens het rijden
Deze signalering wordt enkele seconden na aanzetten van het contact weergegeven.
De onderhoudsintervalindicator geeft aanhoeveel kilometer u nog ver wijderd bent van deeerstvolgende onderhoudscontrole volgens hetonderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsinter valindicator
op basis van twee parameters:
- het aantal af
gelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatsteonderhoudscontrole.
Onderhoudsintervalindicator
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurendeenkele seconden de onderhoudssleutel
branden. De kilometerteller of een signaleringmidden op het instrumentenpaneel geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan.Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgendeonderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display een paar seconden het volgende aan:
Enk
ele seconden na het aanzetten van hetcontact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel brandenom aan te gevendat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
u
itgevoerd moeten worden.
Enk
ele seconden na het aanzetten van hetcontact verdwijnt de sleutel; de teller geeft weer de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geenonderhoudsinformatie in het midden van het display.
Page 58 of 408

Enkele seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden
.
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als het inter val van twee jaar isoverschreden.
Onderhoudsintervalindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet deonderhoudsintervalindicator weer op nul gezet
worden.
Ga daarvoor als volgt te werk: ) zet het contact af, )
druk op de resetknop van de dagteller ".../000"en houd deze ingedrukt, )
zet het contact aan; de kilometerteller
be
gint terug te tellen, ) laat de knop los als het display "=0"
aangeeft en de sleutel verdwijnt.
Resetten is niet mogelijk als deonderhoudsinformatie wordt opgevraagd.
Als u na deze handeling de accuwilt loskoppelen, vergrendeldan de auto en wacht minimaal5 minuten. Het op 0 zetten van deonderhoudsintervalindicator zal anders niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven. )Druk kor t op de knop voor de nulstelling
van de dagteller ".../000". De onderhoudsinformatie wordt, afhankelijk van de uitvoering, enkeleseconden weergegeven op de regel van
de kilometer totaalteller of op de middelste
displa
y van het instrumentenpaneel type 2.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de sleutel knipperen
om aante geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld:u hebt de afstand tot degj g
eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Page 59 of 408

Controle tijdens het rijden
Handmatige test via het centrale display van het instrumentenpaneel type 2
Met deze functie kunt u de staat van de auto controleren (status van in te stellen functies - geactiveerd/gedeactiveerd) en een logboek van storingen
opvragen.
)Druk bij een draaiende motor kor t op de
knop ".../000"
van het instrumentenpaneel om de test te starten. De vol
gende gegevens verschijnen achter
elkaar op het display in het midden van hetinstrumentenpaneel:
- motorolieniveaumeter (zie de betreffende
paragraaf),
- onderhoudsintervalindicator (zie debetreffende paragraaf),
- bandenspanningscontrole (indien
aanwezig; zie het hoofdstuk "Veiligheid"),
- actuele controlelampjes en
waarschuwingen, voor zover aanwezig (zie
de paragraaf over het controlelampje of uitrusting in kwestie),
- staat van in te stellen functies (zie
hoofdstuk "Multifonctionele displays").
Deze informatie verschijnt ook elkekeer wanneer u het contact aanzet (automatische test).
Page 60 of 408

De kilometer teller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij hetafzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller/dagteller
Kilometerteller
Dagteller
De dagteller geeft het aantal verreden kilometers weer sinds de laatste keer dat de
bestuurder de teller op 0 heeft gezet. )
Druk bij aangezet contact op deze knopen houd deze ingedrukt tot de dagteller op0 staat.
De kilometer teller
geeft de totale kilometerstand van de auto aan.