ESP CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2014Pages: 431, PDF Size: 32.57 MB
Page 176 of 431

Adviezen voor kinderzitjes
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar
bij een aanrijding.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij
korte ritten, worden vastgemaakt waarbij
de speling ten opzichte van het lichaam
van het kind zoveel mogelijk moet worden
beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel
het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt.
Schuif de passagiersstoel, wanneer deze
versteld kan worden, indien nodig naar
voren. Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht in de
rijrichting" voor dat de afstand tussen de
rugleuning van het zitje en de rugleuning
van de stoel van de auto zo klein mogelijk
is. Laat indien mogelijk de rugleuning van
het zitje tegen de rugleuning van de stoel
aandrukken.
Ver wijder de hoofdsteun alvorens een
kinderzitje met een rugleuning te plaatsen
op een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto
vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is
ver wijderd.
Plaatsen van een
stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelverhoger
met rugleuning te gebruiken voorzien
van een gordelgeleider ter hoogte van de
schouder.
Laat uit veiligheidsover wegingen:
- geen kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen
dat de portieren en de portierruiten achter
per ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de portierruiten achter niet
verder dan voor 1/3 deel geopend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te beschermen.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd
voldoende ruimte tussen de voorstoel en:
- het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting",
- de voeten van het kind in het kinderzitje
"met het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren
en zet de rugleuning er van, indien nodig,
rechter op.
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking tot het
ver voer van kinderen op de passagiersstoel
vóór is per land verschillend. Raadpleeg de
in uw land geldende regelgeving.
Schakel de airbag aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Page 183 of 431

181Veiligheid
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt
en dat de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.
Stabiliteitscontrolesystemen (ESP)
Antislipregeling
(ASR) en dynamische
stabiliteitscontrole (ESC)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
In dat geval gaat dit controlelampje op
het instrumentenpaneel knipperen.
Intelligente Tractiecontrole
("Snow motion")
Deze auto is uitgerust met een systeem dat
zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen:
intelligente tractiecontrole
.
Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
intelligente tractiecontrole
het doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale
grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de
bestuurbaarheid verbeterd.
Als het onder barre omstandigheden (diepe
sneeuw, modder) niet lukt om weg te rijden,
kan het nuttig zijn de systemen ESP/ASR
tijdelijk uit te schakelen. U kunt dan de wielen
laten spinnen zodat de auto in beweging kan
komen.
Page 184 of 431

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn deze systemen even uit te
schakelen. U kunt dan de wielen laten spinnen
zodat u weer verder kunt rijden.
)
Druk op de toets "ESP OFF"
, die zich vlak
bij het stuur wiel bevindt.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h.
)
Druk nogmaals op de toets "ESP OFF"
om de systemen handmatig weer in te
schakelen.
Storing
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
De stabiliteitscontrolesystemen zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van meer
risico's of het te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd, mits de voorschriften
van de constructeur worden nageleefd
op het gebied van:
- de wielen (banden en velgen),
- de remcomponenten,
- de elektronische componenten,
- de montage en reparaties.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel en het
verklikkerlampje van de toets "ESP
OFF"
gaan branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing in deze
systemen. Het is raadzaam om deze systemen zodra het
mogelijk is weer in te schakelen.
Als het verklikkerlampje van de toets brandt,
zijn deze systemen uitgeschakeld.
Page 185 of 431

183Veiligheid
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners er voor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.
Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
)
Druk op de rode knop van de
gordelsluiting.
)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
Controlelampje veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt (op
instrumentenpaneel)
Als het contact wordt aangezet,
gaat dit controlelampje branden om
aan te geven dat de bestuurder en/
of voorpassagier zijn gordel nog niet heeft
vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h, knippert
het controlelampje gedurende 2 minuten in
combinatie met een steeds sterker wordend
geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het
controlelampje branden zolang de bestuurder
en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Hoogteverstelling
)
Knijp de knop A
in en schuif deze omlaag
om het bevestigingspunt lager te plaatsen.
)
Schuif de knop A
omhoog om het
bevestigingspunt hoger te plaatsen.