CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2014Pages: 431, PDF Size: 32.57 MB
Page 411 of 431

6Controle tijdens het rijden
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden
. De sleutel kan ook gaan branden als
het inter val in tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole, zoals vermeld
in het onderhoudsschema van de
fabrikant, is overschreden.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor kan de sleutel ook eerder
gaan branden, in verband met de
mate van vervuiling van de motorolie.
Deze ver vuiling is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele
seconden de sleutel knipperen
om aan te geven dat
de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk
uitgevoerd moeten worden.
Voor beeld:
u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor
gaat deze waarschuwing, zodra het contact
is aangezet, vergezeld van het permanent
branden van het verklikkerlampje "Ser vice".
Page 412 of 431

7Controle tijdens het rijden
Onderhoudsindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u zelf de onderhoudsbeurt aan uw auto
hebt uitgevoerd:
)
zet het contact af,
)
druk op de resetknop van de dagteller
".../000"
en houd deze ingedrukt,
)
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
)
laat de knop los als het display "=0"
aangeeft en de sleutel verdwijnt. Resetten is niet mogelijk als de
onderhoudsinformatie wordt opgevraagd.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal 5 minuten. Het op
0 zetten van de onderhoudsindicator
zal anders niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van
de onderhoudsinformatie
(instrumentenpaneel type 2)
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
)
Druk kort op de knop voor de nulstelling
van de dagteller ".../000".
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven op de middelste
display van het instrumentenpaneel type 2.
Page 413 of 431

8Rijden
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens
het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Is uw auto uitgerust met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak en u parkeert
uw auto, dan is - ten behoeve van uw
eigen comfort - de STOP-stand de eerste
seconden na het inschakelen van de
achteruit niet beschikbaar.
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
normaal functioneren.
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat; zet in dat geval altijd het
contact af en neem de sleutel uit het
contactslot. Het controlelampje "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor komt automatisch in een
standby-stand:
- bij een handgeschakelde versnellingsbak,
bij snelheden beneden 20 km/h of, bij
uitvoeringen met de PureTech 130 -motor of
een BlueHDi-dieselmotor, bij stilstaande auto,
wanneer u de versnellingsbak in zijn vrij zet en
de koppeling loslaat,
- bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak,
bij snelheden beneden
8 km/h, wanneer u op het rempedaal trapt of
wanneer u de selectiehendel in stand N
zet.
Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten dat de
motor in de STOP-stand geschakeld
wordt, opgeteld en weergegeven. Elke
keer als u het contact opnieuw aanzet,
wordt deze teller op 0 gezet.
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- de auto op een steile helling staat
(beklimming of afdaling),
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- de auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10 km/h heeft gereden,
- de elektrisch bediende handrem wordt /is
aangetrokken,
- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
- de ruitontwaseming is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dat geval knippert het lampje
"ECO"
enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Page 414 of 431

9Rijden
Overgang naar de START-stand
van de motor
Het controlelampje "ECO"
gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak
, wanneer u het
koppelingspedaal helemaal
intrapt,
- bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak
:
●
met de selectiehendel in stand A
of M
,
wanneer u het rempedaal loslaat.
●
of met de selectiehendel in stand N
en
het rempedaal losgelaten, wanneer u de
selectiehendel in stand A
of M
zet,
●
of wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt, gaat
er een lampje branden of verschijnt er een
bericht met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders de
motor niet gestart kan worden.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar
gaat branden en er wordt een melding
weergegeven.
Uitschakelen
In dat geval knippert het lampje
"ECO"
enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
Dit is volkomen normaal.
De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfort automatisch
geactiveerd als:
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak (3 km/h bij de PureTech
130-motor en de BlueHDi-dieselmotoren)
en hoger dan 11 km/h bij een elektronisch
gestuurde versnellingsbak,
- de elektrisch bediende handrem wordt
aangetrokken,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Page 415 of 431

10Rijden
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Opnieuw inschakelen
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem. Bij een storing in het systeem gaat het
controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"
eerst knipperen en brandt ver volgens permanent.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storingen
Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden aan
dit type accu uitsluitend uitvoeren door
een officiële CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats. Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding weergegeven.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de
motor niet meer wil aanslaan of direct
afslaat. Alle controlelampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er ook
een waarschuwingsmelding worden
weergegeven waarin u wordt gevraagd
de selectiehendel in de stand N
te
zetten en het rempedaal in te trappen.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto met behulp van de sleutel.
Page 416 of 431

11Onderhoud
Brandstoftank leeg (Diesel)
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de afbeelding van de desbetreffende motorruimte.
Als de tank van uw auto is voorzien van een tankbeveiliging, raadpleeg dan de rubriek "Tankbeveiliging (Diesel)".
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure.
BlueHDi-motoren
) Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel. ) Zet het contact aan (zonder de motor te starten). ) Wacht ongeveer 6 seconden en zet het contact af. ) Herhaal de handelingen 10 keer. ) Bedien de startmotor om de motor te starten.
Page 417 of 431

3Onderhoud
Motorolieniveau
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken
A
of onder het merkteken B
ligt, star t de
motor dan niet
.
- Als het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
- Als het oliepeil lager is dan het merkteken
MINI
, vul dan altijd motorolie bij.
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via de
motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel
(volgens uitvoering) of met de oliepeilstok.
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten
door olie moet bijvullen. CITROËN adviseert u om
elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien
nodig, olie bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de oliepeilstok
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
)
Trek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
)
Veeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
)
Steek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A
en B
ligt.
A
= MA XI
B
= MINI
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de olievuldop
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
)
Draai de dop van de vulopening.
)
Giet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
)
Wacht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
)
Vul indien nodig nog olie bij.
)
Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30 minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
voor het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de
motor en de emissieregeling te voorkomen, is
het gebruik van additieven in de motorolie niet
toegestaan.
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Page 418 of 431

12Onderhoud
Motorolieniveau
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A of onder het merkteken B ligt, star t de motor dan niet . - Als het oliepeil boven het merkteken MAXI ligt (kans op motorschade), neem dan contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats. - Als het oliepeil lager is dan het merkteken MINI , vul dan altijd motorolie bij.
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel (volgens uitvoering) of met de oliepeilstok.
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. CITROËN adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar de oliepeilstok zich bevindt in de motorruimte van uw auto. ) Trek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de schacht te trekken. ) Veeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek. ) Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A en B ligt.
A = MA XI
B = MINI
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto. ) Draai de dop van de vulopening. ) Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken). ) Wacht enkele minuten en controleer ver volgens nogmaals het oliepeil met de peilstok. ) Vul indien nodig nog olie bij. ) Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het verversingsinterval voor uw auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen nooit gebruik van additieven in de motorolie.
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Page 419 of 431

13Onderhoud
Additief AdBlue® en SCR-systeem
voor BlueHDi-dieselmotoren
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen, heeft CITROËN er voor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
Als het AdBlue® -reservoir leeg is, zorgt een wettelijk verplicht systeem ervoor dat de motor niet opnieuw kan worden gestart. Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot uw auto te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer aan de Euro 6 -emissienorm voldoet. Neem bij een storing in het SCR- systeem zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats: na 1100 km wordt een systeem geactiveerd dat het opnieuw starten van de motor blokkeert.
SCR-systeem
Met behulp van het additief AdBlue® , dat ureum bevat, zet een katalysator tot 85% van de stikstofoxides (NOx) om in stikstof en water, stoffen die onschadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu.
Het additief AdBlue® bevindt zich in een specifiek reser voir onder de bagageruimte, aan de achterzijde van de auto. Het reser voir heeft een inhoud van 17 liter, goed voor een actieradius van ongeveer 20.000 km voordat een waarschuwingssysteem u meldt dat u met de resterende hoeveelheid additief nog maximaal 2400 km kunt rijden.
Om er voor te zorgen dat het SCR-systeem goed blijft werken, wordt bij elke periodieke onderhoudscontrole aan uw auto in het CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats het reservoir van het additief AdBlue® bijgevuld.
Als u ver wacht tussen twee periodieke onderhoudscontroles meer dan 20.000 km te rijden, raden wij u aan het reser voir tussentijds te laten bijvullen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bevriezing van het additief AdBlue ®
Het additief AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C. Het SCR-systeem is voorzien van een voorver warmingssysteem voor het AdBlue® -reservoir waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt blijven rijden.
Page 420 of 431

14Onderhoud
Het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem wordt automatisch geactiveerd zodra het AdBlue® -reservoir leeg is.
Actieradiusindicatoren
Zodra het contact wordt aangezet en als de reser vevoorraad van het AdBlue® -reservoir is aangesproken of een storing in het SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd. Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd en het AdBlue® -niveau laag is, wordt de laagste actieradius weergegeven.
Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart door een te laag AdBlue® -niveau
Actieradius groter dan 2400 km Als het contact wordt aangezet, wordt er niet automatisch een melding over de actieradius weergegeven op het instrumentenpaneel.
Druk bij het instrumentenpaneel type 2 op deze knop om de actieradius tijdelijk weer te geven.
Instrumentenpaneel type 1
Actieradius tussen 600 en 2400 km
Zodra het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje UREA branden in combinatie met een geluidssignaal en de tijdelijk op het instrumentenpaneel weergegeven melding "NO START IN" en een afstand die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid additief voordat het starten van de motor wordt geblokkeerd - (bijv.: "NO START IN 1500 km" betekent dat na 1500 km het starten van de motor wordt geblokkeerd). Tijdens het rijden wordt deze melding elke 300 km weergegeven zolang er geen additief is bijgevuld. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het additief AdBlue® te laten bijvullen. U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren. Raadpleeg de rubriek "Bijvullen".
Bij een actieradius van meer dan 5000 km is de waarde minder nauwkeurig.
Instrumentenpaneel type 1
Instrumentenpaneel type 2