sensor CITROEN DS4 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: DS4, Model: CITROEN DS4 2015Pages: 452, PDF Size: 14.71 MB
Page 29 of 452

27
DS4_nl_Chap01_controle-de-marche_ed02-2015
Stuurbekrachtigingpermanent.Er is een storing met betrekking tot de 
stuurbekrachtiging. Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bandenspanning 
te laag permanent.
De bandenspanning van een of 
meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te 
worden uitgevoerd.
+
knipperend en 
vervolgens permanent, 
in combinatie met het 
verklikkerlampje Service.Het controlesysteem voor de 
bandenspanning is defect of de 
sensor van een van de wielen wordt 
niet gedetecteerd. De bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bochtverlichting knippert. Er is een storing in de 
bochtverlichting. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Controlelampje
brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Voet op het 
rempedaal permanent.
Het rempedaal is niet ingetrapt.
Trap bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak het 
rempedaal in om de motor te starten (selectiehendel in stand N ).
Als u de handrem wilt vrijzetten zonder het rempedaal in te 
trappen blijft dit lampje branden.
knippert.Als u de auto met een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak op een helling te lang 
probeert tegen te houden door het gaspedaal 
in te trappen, raakt de koppeling oververhit.Gebruik het rempedaal en/of de elektrisch bediende 
handrem.
Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele 
seconden en dooft als het contact 
wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de 
airbags of de pyrotechnische 
gordelspanners. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden  
Page 89 of 452

87
DS4_nl_Chap03_confort_ed02-2015
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft 
gestaan en de temperatuur in het 
interieur hoog is opgelopen, zet dan de 
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid 
voldoende hoog is ingesteld, zodat 
de lucht in het interieur goed ververst 
wordt.
Het airconditioningssysteem is 
chloorvrij en is niet schadelijk voor de 
ozonlaag.
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de 
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
 
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de 
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters 
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij 
blijven.
F
 
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient 
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
 
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan 
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
 
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen 
periodiek vervangen.
 W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale 
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een 
schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
 
L
aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem 
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
 
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij 
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een 
optimale trekkracht van de motor. Condensvorming in de airconditioning 
kan ertoe leiden dat zich een klein 
plasje water onder de auto vormt. Dit is 
een normaal verschijnsel.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor. Als u het 
thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de 
functie Stop & Start uitschakelen (zie de desbetreffende rubriek).
Comfort  
Page 108 of 452

DS4_nl_Chap03_confort_ed02-2015
Binnenspiegel
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt 
en de bestuurder minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van 
achteropkomend verkeer.
Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand
Verstellen
F Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.
Dag-/nachtstand
F Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.
F
 
D
 uw het hendeltje naar voren om de 
spiegel terug te zetten in de dagstand. Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die 
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel 
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en 
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Zodra de achteruitversnelling wordt 
ingeschakeld, wordt de spiegel in de 
dagstand gezet voor een maximaal 
zicht naar achteren. 
Page 132 of 452

DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
C. Ring voor de selectie van de mistverlichting.
De mistverlichting werkt in combinatie met 
dimlicht en grootlicht.
F 
é
 én stand naar voren om de mistlampen 
vóór in te schakelen,
F
 
t
 wee standen naar voren om de 
mistachterlichten in te schakelen,
F
 
é
 én stand naar achteren om de 
mistachterlichten uit te schakelen,
F
 
t
 wee standen naar achteren om de 
mistlampen vóór uit te schakelen.
Uitvoering met mistlampen vóór 
en mistachterlichten
Bij helder of regenachtig weer, 
zowel overdag als 's nachts, 
zijn de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten verblindend voor 
medeweggebruikers en daarom niet 
toegestaan.
U moet zelf inschatten wanneer u de 
mistlampen moet inschakelen, omdat 
mogelijk de lichtsterktesensor van 
de automatische verlichting ondanks 
eventueel aanwezige mist toch 
voldoende licht kan constateren.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten 
zodra ze niet meer nodig zijn.
Mistlampen vóór en mistachterlichten
Verdraai ring C
:
Als de verlichting automatisch wordt 
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische 
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt 
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de 
parkeerlichten branden.
F
 
D
raai de ring naar achteren om de 
mistverlichting uit te schakelen. 
De parkeerlichten worden dan ook 
uitgeschakeld. 
Page 134 of 452

DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Met behulp van een lichtsterktesensor worden 
de kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en 
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. 
De verlichting kan ook, in geval van neerslag, 
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van 
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is 
of nadat het wissen is gestopt.
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het 
activeren van de functie wordt bevestigd 
door een melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.  Het uitschakelen van de functie wordt 
bevestigd door een melding op het display.
Automatische follow me 
home-verlichting
Storing
Bij een storing in de lichtsterktesensor 
gaat de verlichting branden, wordt 
dit pictogram weergegeven op het 
instrumentenpaneel en/of verschijnt 
een melding op het display, in 
combinatie met een geluidssignaal. Bij mist of sneeuw kan de 
lichtsterktesensor ten onrechte voldoende 
licht waarnemen; de verlichting wordt dan 
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor 
gecombineerde lichtsterktesensor, die 
zich in het midden van de voorruit achter 
de binnenspiegel bevindt, niet af. De aan 
de sensor gekoppelde functies worden 
dan niet meer bediend.
Als de functie automatische verlichting 
is geactiveerd (lichtschakelaar in de 
stand "
AUTO"), wordt onder donkere 
omstandigheden het dimlicht automatisch 
ingeschakeld bij het afzetten van het contact.
Programmeren
Het inschakelen of uitschakelen en 
de tijdsduur van de follow me home-
verlichting zijn in te stellen via het 
configuratiemenu van de auto.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. 
Page 135 of 452

133
DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Instapverlichting
Wanneer u bij duisternis de auto ontgrendelt met de afstandsbediening wordt de verlichting aan de buitenzijde ingeschakeld om het 
instappen te vergemakkelijken. De verlichting gaat branden afhankelijk van de lichtsterkte die door de lichtsensor wordt gedetecteerd.
InschakelenUitschakelen
F Druk op het ontgrendelknopje 
(open hangslot) van de 
afstandsbediening of, bij een 
auto met het Keyless entry and 
start-systeem, op een van de 
voorportiergrepen.
De dimlichten, de parkeerlichten en de 
instapverlichting aan de zijkant (onder de 
buitenspiegels) gaan branden en de auto wordt 
ontgrendeld. Het in- en uitschakelen en de 
duur van het branden van de 
instapverlichting kunnen worden 
ingesteld via het configuratiemenu 
van de auto.
Programmeren
De instapverlichting gaat na een vooraf 
ingestelde tijd automatisch uit of gaat uit bij het 
aanzetten van het contact of het vergrendelen 
van de auto.
Zicht  
Page 140 of 452

DS4_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Automatische ruitenwissers 
vóór
De ruitenwissers worden automatisch 
ingeschakeld als de sensor achter de 
binnenspiegel regen detecteert. De snelheid 
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de 
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Duw de hendel A één keer omlaag.
 
 
T
 er bevestiging wissen de 
ruitenwissers één keer, gaat 
het controlelampje op het 
instrumentenpaneel branden en/
of verschijnt er een bericht dat de 
functie geactiveerd is.
Uitschakelen
Duw de hendel A nog een keer omlaag.
 
 
T
 er bevestiging gaat dit 
controlelampje op het 
instrumentenpaneel uit en/of 
er verschijnt een bericht op het 
multifunctionele display dat de functie 
is uitgeschakeld.
Elke keer als het contact meer 
dan 1
  minuut is afgezet, moet u 
de automatische werking van de 
ruitenwissers opnieuw activeren.
Storing
In het geval van een storing in de automatische 
werking van de ruitenwissers werken deze in 
de intervalstand.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich 
gecombineerd met de lichtsensor in 
het midden van de voorruit achter de 
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van 
de ruitenwissers uit als de auto wordt 
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen 
van de automatische ruitenwissers tot 
de voorruit ontdooid is. 
Page 177 of 452

175
DS4_nl_Chap07_securite_ed02-2015
Airbags
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd 
de middelste passagier achter) bij ernstige 
aanrijdingen te verbeteren. De airbags 
vormen een aanvulling op de werking van 
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers 
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren 
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan 
de registratiezones voor een aanrijding worden 
blootgesteld:
- 
b
 ij een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af om de inzittenden van de 
auto (uitgezonderd de middelste passagier 
achter) te helpen beschermen. Direct 
na de aanrijding ontsnapt het gas snel 
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt 
belemmerd en de inzittenden de auto 
eventueel kunnen verlaten,
-
 
b
 ij een minder ernstige aanrijding of een 
aanrijding van achteren en in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop 
slaat, treden de airbags niet in werking. 
De veiligheidsgordels helpen u in deze 
situaties voldoende te beschermen. De airbags werken alleen als het 
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. 
Als er een tweede aanrijding 
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een 
volgend ongeval), worden de airbags 
niet meer opgeblazen.
Registratiezones voor een 
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Het activeren van (een van) de airbags 
gaat gepaard met wat rook en een 
knal, als gevolg van de activering van 
de pyrotechnische lading die in het 
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan 
voor personen die hier gevoelig voor 
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt 
geproduceerd, kan het gehoor 
gedurende een korte periode enigszins 
verminderen.
Veiligheid  
Page 212 of 452

DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem controleert automatisch de 
bandenspanning tijdens het rijden.
Zodra de auto rijdt, controleert het systeem 
permanent de spanning van de vier banden.
In het ventiel van elke band (met uitzondering van 
het reservewiel) is een druksensor gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra 
het een daling van de spanning van een of 
meer banden detecteert.Een te lage bandenspanning leidt ook 
tot een hoger brandstofverbruik.De door de fabrikant voor uw auto 
aanbevolen bandenspanning staat 
vermeld op de bandenspanningssticker 
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude" 
banden worden gecontroleerd (auto 
die langer dan 1
  uur heeft stilgestaan 
of na een traject van maximaal 10   km 
met gematigde snelheid). Is dit niet het 
geval, verhoog dan de op de sticker 
vermelde waarden met 0,3
  bar.
Ondanks de aanwezigheid van dit 
systeem dient u maandelijks en voor 
elke lange reis de bandenspanning 
(ook die van het reservewiel) 
handmatig te controleren.
Een te lage bandenspanning heeft 
een negatief effect op de wegligging, 
verlengt de remweg en versnelt de 
bandenslijtage, met name onder zware 
omstandigheden (zware belading, hoge 
snelheid, lange rit).
Het controlesysteem van de bandenspanning 
is een hulpsysteem; de bestuurder moet 
waakzaam blijven. 
Page 213 of 452

2 11
DS4_nl_Chap08_conduite_ed02-2015
Waarschuwing te lage bandenspanning
Een lagere bandenspanning is niet 
altijd zichtbaar aan een vervorming van 
de band. Beperk u daarom niet alleen 
tot een visuele controle.Deze waarschuwing wordt ook 
weergegeven als een of meerdere 
wielen niet zijn voorzien van een sensor 
(bijvoorbeeld een noodreservewiel of 
een reservewiel met stalen velg).
De waarschuwing wordt weergegeven 
zolang de desbetreffende band(en) niet 
op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn) 
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of 
wiel met stalen velg) is niet voorzien 
van een sensor.
Bij een te lage bandenspanning brandt 
dit verklikkerlampje in combinatie met 
een geluidssignaal en, afhankelijk van 
de uitrusting, in combinatie met de 
weergave van een melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning van 
één band wordt geconstateerd, kan deze band 
worden herkend aan het pictogram of, afhankelijk 
van de uitvoering, de weergegeven melding.
F Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak 
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet 
plotseling hard af.
F
 
Z
 et uw auto stil zodra de verkeerssituatie 
dit toelaat.
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage 
bandenspanning" knippert en vervolgens 
permanent brandt in combinatie met het 
verklikkerlampje "service", duidt dit op 
een storing in het systeem.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te 
laten controleren of monteer na een lekke band 
het wiel met de originele velg, dat is voorzien 
van een sensor.
F
 
C
ontroleer de spanning van de vier 
banden (bij koude banden) als u over een 
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van 
de bandenreparatieset.
 R
ijd voorzichtig met lage snelheid verder 
als u niet direct de bandenspanning kunt 
controleren.
 
of
F
 
G
ebruik in geval van een lekke band 
de noodreparatieset of het reservewiel 
(volgens uitrusting).
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem 
is uitgerust en het vervangen van een band 
moeten worden uitgevoerd door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een wiel is gemonteerd 
dat niet door uw auto wordt gedetecteerd (voorbeeld: 
montage van winterbanden), dient het systeem door 
het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te worden.
In dat geval wordt de bandenspanning niet 
meer gecontroleerd.
Rijden