CITROEN DS5 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2015, Model line: DS5, Model: CITROEN DS5 2015Pages: 418, PDF Size: 16.35 MB
Page 221 of 418

219
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Achteruitrijlichten (achterklep)
F Ver wijder de lamp voorzichtig via
de buitenzijde van de auto. De
bevestigingsklemmen worden automatisch
losgemaakt.
F
Dr
aai de lamphouder een kwart
omwenteling en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Mistlamp
F Open de achterklep.
F Ma ak de achterlichtlijst los.
F
Ve
r wijder het deksel en draai de
bevestigingsmoer van de lamp los. De mistlamp is vanaf de onderzijde van de
bumper bereikbaar.
F
Dr
aai de fitting een kwart omwenteling en
verwijder het geheel.
F
Ve
rvang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Voor het vervangen van deze lampen
kunt u ook het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Praktische informatie
Page 222 of 418

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Kentekenplaatverlichting
F Steek een kleine schroevendraaier in de
spleet van het lampglas.
F
Du
w de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
Ve
rwijder het lampglas.
F
Tr
ek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Derde remlicht (LED's)
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 223 of 418

221
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Zekeringen vervangenIn het geval van een storing in een bepaalde functie kunt u de desbetreffende defecte zekering vervangen volgens de onderstaande procedure.
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt aan de binnenzijde van de klep van het
zekeringkastje in het dashboard.
Toegang:
F
ve
rwijder de klep,
F
tr
ek de tang los.
Toegang tot het gereedschap
Voordat u een zekering vervangt, dient u de
oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen.
F
U ku
nt aan de draad van een zekering zien
of deze defect is.
Vervangen van een zekering
Goed Defect
F
Ge
bruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te verwijderen.
F
Ve
rvang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte.
F
Se
lecteer de zekering aan de hand van
het nummer op de zekeringkast, de op de
zekering aangegeven stroomsterkte en de
navolgende tabellen. CITROËN is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van
extra accessoires die door CITROËN
noch aanbevolen noch geleverd worden
en die bovendien niet volgens haar
voorschriften zijn gemonteerd. Dit
geldt met name als het gezamenlijke
stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto
is reeds rekening gehouden met de montage van
zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
Praktische informatie
Page 224 of 418

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Trek de klep los.Z ekering
n r. Ampère
(A) Functies
F6 A of B 15Autoradio.
F8 3Inbraakalarm.
F13 10Aansteker vóór, 12V-aansluiting vóór.
F14 1012V-aansluiting achter.
F16 3Kaartleeslampen achter.
F17 3Make-upspiegel.
F28 A of B 15Autoradio.
F30 20Ruitenwisser achter.
F32 10Audioversterker.
Page 225 of 418

223
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F Ve rvang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
Sl
uit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekering
N° Ampère
(A) Functies
F20 15Ruitensproeierpomp voor en achter.
F21 20Pomp koplampsproeiers.
F22 15Claxon.
F23 15Grootlicht rechts.
F24 15Grootlicht links.
F27 5Afschermklep koplamp links.
F28 5Afschermklep koplamp rechts.
Praktische informatie
Page 226 of 418

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
12V- ac c u
Deze sticker hoort bij het Stop &
Start-systeem en geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen
mag worden door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
F
op
en de motorkap via de hendel in
het interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
ve
rwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool,
F
ma
ak indien nodig de zekeringkast los om
de accu te kunnen verwijderen.
Toegang tot de accu
Loskoppelen van de pluspool (+)
F Trek de hendel D zo ver mogelijk omhoog
o m de accupoolklem E te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de pluspool (+)
F Plaats de geopende accupoolklem E op de
pluspool (+) van de accu.
F
Dr
uk verticaal op de accupoolklem E om
hem goed tegen de accu aan te drukken.
F
Ze
t de accupoolklem vast door de pasnok
opzij te bewegen en vervolgens de hendel
D
o
mlaag te duwen.
Forceer de hendel niet bij het
omlaagduwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Page 227 of 418

225
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Na het monteren van de accu duurt
het even voordat het Stop & Start-
systeem weer zal werken, hoe lang dit
duurt is afhankelijk van klimatologische
omstandigheden en de laadtoestand van
de accu (kan tot ongeveer 8
u
ur duren).
Bij auto's met het Stop & Start-systeem
hoeven de accukabels tijdens het
opladen niet losgenomen te worden.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Controleer eerst of de nominale spanning
van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de
capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk
is aan die van de ontladen accu.
Start de motor niet door een acculader
aan te sluiten.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
F
Ver
wijder, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje van de pluspool (+).
F
Sl
uit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A en vervolgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B .
F
Sl
uit de groene of zwarte kabel aan op de
minpool (-) van de hulpaccu B (of op het
massapunt van de auto met de hulpaccu).
F
Sl
uit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu (of op de motorsteun).
F
St
art de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien. F
St
el de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Al
s de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen. F Ma
ak de accupoolklemmen los.
F Vo lg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
F
Sl
uit de accukabels weer aan, te beginnen
met de (-) kabel.
F
Co
ntroleer of de accupolen en de klemmen
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de polen en
klemmen.
Laden met behulp van een
acculader
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels.
F
Wac
ht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
Br
eng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapj e aan op de pluspool (+).
Praktische informatie
Page 228 of 418

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Accu's bevatten schadelijke stoffen,
zoals zwavelzuur en lood. Accu's
moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en
mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is.
Het aanduwen om de motor te starten is bij
een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
versnellingsbak niet toegestaan.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Probeer niet een bevroren accu
op te laden: de accu moet eerst
worden ontdooid om explosiegevaar
uit te sluiten. Als de accu bevroren
is geweest, laat deze dan eerst
controleren, voordat u hem laat
opladen door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Zij controleren of de inwendige
componenten zijn beschadigd en of de
behuizing scheuren vertoont, waardoor
giftige en corrosie-veroorzakende
accuzuren zouden kunnen weglekken.
Keer de polariteiten niet om en gebruik
uitluitend een 12-volt accu.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accupoolklemmen los te nemen.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van het
co ntact.
Sluit de ruiten en de voorportieren voordat u de
accukabels loskoppelt.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens
de m otor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze
handeling toch nog problemen voordoen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen (afhankelijk van de uitvoering):
-
de s
leutel met afstandsbediening,
-
he
t elektrische zonnescherm / de
elektrische zonneschermen,
-
...
E
en aantal functies is niet
beschikbaar als de laadtoestand van
de accu onvoldoende is.
Page 229 of 418

227
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
.
..)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat. De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal
maximaal 40
m
inuten gebruiken.
Eco-mode
Inschakelen van de eco-mode
Vervolgens geeft een melding op het display
van het instrumentenpaneel aan dat de eco-
mode is ingeschakeld en worden de actieve
functies in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
m
inuten
worden voortgezet via de handsfree set van
uw autoradio.
Uitschakelen van de
eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
mi
nder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
me
er dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden (zie de rubriek
"Ac cu").
Praktische informatie
Page 230 of 418

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed01-2015
Wisserbladen vervangen
Voordat u een wisserblad
demonteert
F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut na het afzetten van het contact
om de ruitenwissers naar het midden van
de voorruit te verplaatsen.
Demonteren
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F Ma ak het wisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik
het vast.
F
Ze
t de ruitenwisserarm voorzichtig terug.
Na het monteren van een
wisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F Be dien nogmaals de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers in de ruststand te zetten.