air conditioning CITROEN JUMPER 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2014Pages: 186, PDF Size: 4.73 MB
Page 4 of 186
2
Inhoud
3. ERGONOMIE enCOMFORT 46-78
Lichtschakelaar 47Ruitenwissers 50Snelheidsregelaar 51Ontdooien enontwasemen 54Verwarming/handbediende airconditioning 56Automatischeairconditioning 58Extra verwarmingssyste-men 60Verwarming/airconditioning achter 60Programmeerbarestandkachel 62Voorstoelen 65Tweezitsbank vóór 67Achterstoelen 68Dubbele cabine 70Indeling vóór 71Indeling achter 75Spiegels 77Elektrischbedienbare ruiten 78
Presentatie4Exterieur 5Openen6Interieur 8Comfort 10Zicht 12Ventilatie 14Controle tijdens het rijden15Veiligheid voor deinzittenden 16Rijden 17Eco-rijden 19
1. IN EEN OOGOPSLAG4-204. TECHNOLOGIE aanBOORD 79-113
Boordcomputer 79Mode 80Parkeerhulp 83Achteruitrijcamera 84Luchtvering 86Tachograaf 88Autoradio 89
2.VOORDAT u GAAT RIJDEN21-45
Afstandsbediening 21Sleutel 23Codekaart25Alarm 26Voor- en achterportieren27Laadruimte 29Instrumentenpanelen 30Verklikkerlampjes 31Brandstofniveaumeter 38Temperatuurmeter 38Onderhoudsindicator 39Dimmer dashboardverlichting 39Versnellingsbak enstuurwiel 40Starten en stoppen 41Wegrijden op een helling42Stop & Start-systeem 43
Dit pictogram wijst u op de
specifieke uitrustingen van
de Combi. Zijschuifruiten. Verwarming/
airconditioning achter.
Achterstoelen/-banken.
Page 11 of 186
1
IN EEN OOGOPSLA
G
9
In een oogopslag
Middenconsole
1.
Autoradio.
2.
Handbediende airconditioning.
3.
Verplaatsbare asbak.
4.
Aansteker.
5.
12V-accessoireaansluiting
(max. 180 W).
6.
Dynamische stabiliteitscontrole (ASR)/
Intelligent Traction Control
7.
Centrale ontgrendeling portieren en
laadruimte.
8.
Centrale vergrendeling/verklikkerlampje
alarm.
9.
Alarmknipperlichten.
10.
Mistachterlicht.
11 .
Mistlampen vóór.
12.
Ontwaseming/ontdooiing.
13.
Versnellingshendel.
Page 16 of 186
14
In een oogopslag
VENTILATIE
Automatische airconditioning
: gebruik bij voorkeur de volledig automatische werking van het systeem door op de toets "AUTO"
te drukken.
Aanbevolen instellingen
Handbediende airconditioning
Gewenste werking
Luchtverdeling
Temperatuur
Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie A/C
Warm
-
Koud
Ontdooien
Ontwasemen
Page 21 of 186
19
ECO-RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto
verminderen.
Maak optimaal gebruik van deversnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzingen
van de schakelindicator (indien aanwezig)
die op het instrumentenpaneel worden
weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem
bij voorkeur af op de motor in plaats
van het rempedaal te gebruiken en
trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u
deze aanwijzingen naleeft, neemt het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot af en
wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik
dan vanaf een snelheid van ongeveer
40 km/h de snelheidsregelaar (indien
aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de
temperatuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatieroosters
alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de
ruiten, maar laat de ventilatieroosters
geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen beperken
(blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra
de gewenste temperatuur is bereikt
(behalve bij auto's met een automatische
airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien, maar
rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de
auto verlaat.
Page 45 of 186
43
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen, enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat perfect is
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder uitstoot
van schadelijke stoffen en het comfort
van totale stilte in het interieur tijdens het
wachten.
STOP & START-SYSTEEM
Werkin
g
Overgang naar de STOP-stand van de motor
- Het verklikkerlampje "S"
op
het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor wordt
afgezet als bij stilstaande
auto de versnellingshendel
in de vrijstand wordt gezet
en het koppelingspedaal
wordt losgelaten.
Om te voorkomen dat de motor te
vaak wordt uitgezet als u langzaam
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de auto een snelheid van
minimaal 10 km/h heeft bereikt.
Verlaat nooit de auto zonder eerst
het contact met de sleutel te hebben
afgezet.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet
in dat geval altijd het contact af en neem de
sleutel uit het contactslot.
Bijzonderheden: geen overgang naar de
STOP-stand
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het systeem wordt geïnitialiseerd,
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- de airconditioning in werking is,
- de achterruitverwarming is ingeschakeld,
- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
- de achteruitversnelling is ingeschakeld,
tijdens het inparkeren,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
Het verklikkerlampje "S"
knippert
enkele seconden en gaat
vervolgens uit.
Page 46 of 186
44
Starten en stoppen
Overgang naar de START-stand van de
motor
- Het verklikkerlampje "S"
gaat uit en de motor wordt
gestart.
Als de motor automatisch is gestart (START-
stand) en de bestuurder gedurende de
daaropvolgende drie minuten de auto niet
bedient, zet het systeem de motor definitief
af. De motor kan dan uitsluitend weer met
de contactsleutel worden gestart.
Bijzonderheden: automatisch activeren
van de START-stand
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
- de auto wegrolt op een helling,
- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
- de airconditioning in werking is,
- de motor ongeveer drie minuten geleden
is afgezet door het Stop & Start-
systeem,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dit niet toelaten.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S"
gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Gebruiksvoorschrift
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt,
wordt de motor in sommige gevallen niet
weer gestart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden
of er wordt een melding weergegeven die
aangeeft dat u het koppelingspedaal volledig
moet intrappen om de motor weer te laten
starten.
Als de motor automatisch is afgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
veiligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de motor
uitsluitend weer met de contactsleutel
worden gestart. Er klinkt een geluidssignaal
in combinatie met het knipperen van het
verklikkerlampje "S"
en, afhankelijk van de
uitvoering, het weergeven van een melding
op het display.
Dit is volkomen normaal.
Als een versnelling is ingeschakeld, wordt
de motor alleen automatisch weer gestart
als het koppelingspedaal volledig wordt
ingetrapt.
Page 47 of 186
45
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
Uitschakelen
U kunt dit systeem op elk willekeurig
moment uitschakelen door de toets "S OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display van het instrumentenpaneel om aan
te geven dat het systeem is uitgeschakeld.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Als u wilt dat de airconditioning continu
blijft werken, moet u het Stop & Start-
systeem uitschakelen.
Het verklikkerlampje in de toets blijft
branden.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "S - OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief. Het
verklikkerlampje in de toets gaat uit en
er wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel
om aan te geven dat het systeem weer is
ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in het
Stop & Start-systeem wordt het
systeem uitgeschakeld, gaat het
verklikkerlampje Service branden
en wordt er een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden
door het koppelingspedaal volledig in te
trappen of door de selectiehendel in de
neutraalstand te zetten.
Onderhoud
Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Raadpleeg het gedeelte "Accu" van rubriek 8.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend
door een officiële CITROËN-dealer
uitvoeren.
Page 57 of 186
55
3
ERGONOMIE EN COMFOR
T
Ventilatie
GEBRUIKSVOORSCHRIFT VOOR DEAIRCONDITIONING
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten de ruiten gesloten
zijn. Maar, als de auto langdurig in de zon
heeft gestaan en de temperatuur in het
interieur zeer hoog blijft, kunnen de ruiten wel even geopend worden om de ventilatie
te bevorderen.
Let erop dat, voor een goede verdeling
van de lucht, het luchtinlaatrooster onder
de voorruit, de zijventilatieroosters, de
luchtopeningen onder de voorstoelen en de
afzuiging in de bagageruimte niet afgedekt
zijn. De airconditioning kan tijdens alle
seizoenen effectief gebruikt worden,
omdat het systeem de lucht ontvochtigt
en aanslag van de ruiten verwijdert.
Laat de airconditioning minimaal één keer
per maand 5 à 10 minuten functioneren om
het systeem in perfecte staat te houden.
De filterelementen (luchtfilter en
interieurfilter) dienen periodiek te worden
vervangen. Laat de filterelementen
twee keer zo vaak vervangen als de
omstandigheden dit vereisen.
Condensvorming in de airconditioning kan
ertoe leiden dat er zich een klein plasje
water onder de auto vormt, dit is een
normaal verschijnsel.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en laat het systeem in dat geval door
het CITROËN-netwerk controleren.
Houd de ventilatieroosters altijd geopend
Voor een optimale verdeling van de
lucht over het interieur hebt u de
beschikking over: 4 kantelbare middelste
ventilatieroosters, waarvan er 2 naar links
of rechts en naar het bovenlichaam van de
voorste inzittenden gedraaid kunnen worden
en 4 kantelbare zijventilatieroosters voor
luchttoevoer naar de achterpassagiers.
Uitstroomopeningen naar de beenruimte in
de auto completeren het geheel.
VENTILATIEROOSTERS
Page 58 of 186
56
Ventilatie
HANDMATIGE BEDIENING
Het bedieningspaneel van de handmatige
airconditioning (volgens uitvoering) bevindt
zich op de middenconsole.
Temperatuurregeling
Zet de knop in de gewenste stand:
- van blauw (toevoer van koude
lucht),
Luchtopbrengst
De kracht van de luchttoevoer
via de ventilatieroosters varieert
van 1 tot 4. Zet de knop in
de gewenste stand voor een
optimaal comfort. Zet de knop in de stand 0
om de aanjager uit te schakelen.
Airconditioning
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
De aanjager moet minimaal op
stand 1 staan.
Druk op de toets om de
airconditioning in te schakelen;
het lampje gaat branden. Druk nogmaals
op de toets om de airconditioning uit te
schakelen; het lampje gaat uit.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar:
de zijventilatieroosters en
middelste ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters, de
middelste ventilatieroosters
en de beenruimte,
de beenruimte,
de voorruit, de beenruimte
en de zijruiten,
de voorruit en de zijruiten.
- naar rood
(toevoer van warme lucht).
Page 59 of 186
57
3
ERGONOMIE EN COMFOR
T
Ventilatie
Toevoer van buitenlucht
Tips voor het instellen van de handbediende airconditioning
Voor een optimale werking van het systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken:
Luchtrecirculatie in het interieur
Gebruik de luchtrecirculatie niet
langer dan nodig is.
Als deze stand gebruikt wordt
terwijl de airconditioning en de
aanjager (stand 1 t/m 4) zijn ingeschakeld,
wordt de capaciteit van de verwarming
(knop temperatuurregeling naar rood) of de
airconditioning (knop temperatuurregeling
naar blauw) vergroot.
Deze stand dient bovendien om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast af
te sluiten.
Gewenste
werking
Luchtverdeling
Temperatuur
Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie
A/C
Warm
-
Koud
Ontdooien
Ontwasemen
Schakel zodra de omstandigheden dit
toelaten de toevoer van buitenlucht weer in
om de lucht in het interieur te verversen en
de ruiten te kunnen ontwasemen. Gebruik
deze stand zo veel mogelijk. Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.