air condition CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2020, Model line: JUMPER SPACETOURER, Model: CITROEN JUMPER SPACETOURER 2020Pages: 324, PDF Size: 11 MB
Page 4 of 324

2
.
.
Instrumentenpaneel 9
Meters 2 3
Kilometerteller en dagteller
2
7
Dimmer dashboardverlichting
2
7
Boordcomputer
28
Datum en tijd instellen
2
9
Elektronische sleutel met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke sleutel,
3
1
Ontgrendelen/Volledige of selectieve
ontgrendeling
33
Noodprocedures
38
Centrale vergrendeling/ontgrendeling
4
1
Elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
4
3
Algemene aanbevelingen voor
de schuifdeuren
4
5
Handsfree-functie schuifdeur(en)
4
7
Achterdeuren
49
Achterklep
50
Ruit van de achterklep
5
0
Alarm
51
Elektrische ruitbediening
5
3Juiste zitpositie
5
4
Voor stoelen
5
4
Tweezitsbank vóór
5
6
Stuurwielverstelling
58
Spiegels
5
9
Moduwork
6
0
Vaste eendelige bank
6
4
Vaste stoel en bank achter 6 6
Achterstoel en -bank op rails 6 8
Achterstoel(en) op rails 7 1
Verdiepte cabine, vast
7
3
Verdiepte cabine, neerklapbaar
7
4
Voorzieningen interieur
7
5
Inrichting laadruimte
7
9
Voorzieningen passagierscompartiment
achter
81
P
anoramadak
82
Wegklapbare schuiftafel
8
3
Verwarming en ventilatie
8
6
Ver warming
87
Handbediende airconditioning
8
7
Luchtrecirculatie in het interieur
9
0
Ontwasemen - ontdooien voorruit
9
0
Achterruit- en buitenspiegelverwarming -
ontdooien
91
Verwarming - airconditioning achter
9
2
Extra ver warming / ventilatie
9
2
Plafonnier(s)
9
5Lichtschakelaar
97
Richtingaanwijzers
98
Verlichting overdag / Parkeerlichten
9
9
Automatisch inschakelen koplampen
9
9
Follow me home- en instapverlichting
9
9
Statische bochtverlichting
1
00
Grootlichtassistent
101
Koplampen handmatig in hoogte verstellen 1 02
Sfeerverlichting interieur 1 02
Ruitenwisserschakelaar 103
Automatische ruitenwissers
1
04
Ruitenwisserbladen vervangen
1
06
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de veiligheid
1
07
Alarmknipperlichten
1
08
Noodoproep of pechhulpoproep
1
08
Claxon
10
9
Elektronisch stabiliteitsprogramma
1
09
Advanced Grip Control
1
12
Veiligheidsgordels
1
13
Airbags
117
Kinderzitjes
1
20
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
122
ISOFIX-kinderzitjes
129
Mechanisch kinderslot
1
36
Elektrisch bediend kinderslot
1
36
Kinderbeveiliging van de
ruitbediening achter
1
37
Overzicht
Instrumentenpaneel
Toegang tot de auto Ergonomie en comfort
Veiligheid
Verlichting en zicht
Poste de conduite 4
É tiquettes 5
Eco-rijden
Inhoudsopgave
Page 6 of 324

4
Poste de conduite
Selon l'équipement du véhicule, les
rangements peuvent être ouverts ou
fermés. Cette configuration est donnée à
titre d’exemple.
Commandes au volant
1.Boîte à gants
Neutralisation de l'airbag frontal passager
(à l'intérieur de la boîte à gants)
2. Prises accessoires 12 V (120 W)
Bien respecter la puissance sous peine
d'abîmer l'accessoire 3.
Prise USB
4. Prise JACK
5. Combiné
6. Rangements
Porte-gobelet/canette
7. Vide-poches réfrigérable (si le véhicule
en est équipé)
Par une buse de ventilation, si elle
est ouverte, moteur tournant et air
conditionné en marche
8. Vide-poches supérieur
9. Prise accessoires 220 V (150 W, si le
véhicule en est équipé)
Bien respecter la puissance sous peine
d'abîmer l'accessoire
10. Avertisseur sonore
11. Plafonnier
Afficheur des témoins de ceintures et
d'airbag frontal passager
Rétroviseur intérieur
Miroir de surveillance
Boutons d'appel d'urgence ou
d'assistance
12 . Chauffage
Air conditionné manuel
Air conditionné automatique bizone
Désembuage
- Dégivrage avant
Désembuage
- Dégivrage de la lunette
arrière
13. Bouton "START/STOP"
14 . Boîte de vitesses 15.
Écran monochrome avec autoradio
Écran tactile avec CITROËN Connect
Radio ou CITROËN Connect Nav
16. Ouverture capot
17. Fusibles planche de bord
18. Affichage tête haute
1. Commandes d'éclairage extérieur /
Indicateurs de direction
2. Commandes d'essuie-vitre / Lave-vitre /
Ordinateur de bord
3. Commandes de réglage du système
audio (selon version)
Vue d’ensemble
Page 9 of 324

7
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle externe apparatuur los als u de
auto verlaat.
Eco-rijden
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg en schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in. Schakel bij het
accelereren bij voorkeur relatief snel over naar
een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een elektronisch
gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij
voorkeur de automatische stand en trap het
gaspedaal niet bruusk of diep in.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Op deze manier nemen het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot af en
wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40
km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Matig het gebruik van de
elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit bij snelheden boven 50
km/h de ruiten,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die
kunnen bijdragen aan een verlaging van de
temperatuur in het interieur (zonneschermen
van het schuif-/kanteldak en de zijruiten enz.). Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt. Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij
auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk
uit.
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van uw auto verminderen.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op
het instrumentenpaneel weergegeven
schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak wordt deze indicator alleen in
de handbediende stand weergegeven.
Bij een auto met een automatische
transmissie wordt deze indicator alleen in de
handbediende stand weergegeven.
.
Eco-rijden
Page 78 of 324

76
Gebruik het klittenband om de dwarsgeplaatste
matten van de 2e zitrij aan de in lengterichting
geplaatste matten van de 2e en 3e zitrij vast te
maken.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje bevindt zich schakelaar
voor het uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde en er kan een fles
water, de boorddocumentatie enz. in worden
opgeborgen.Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje (indien aanwezig)
wanneer een passagier voorin zit. Bij hard
remmen kan dit letsel tot gevolg hebben.
Opbergruimte
In deze ruimte kunnen een fles water, de
boorddocumentatie enz. worden opgeborgen. F
D
ruk op het linker gedeelte van de knop om
de opbergruimte te openen en begeleid de
klep tot de aanslag voor volledig openen.
Afhankelijk van de uitvoering treedt de
verlichting in werking zodra de klep wordt
geopend. Houd tijdens het rijden het
dashboardkastje gesloten. Inzittenden
kunnen anders gewond raken bij een
ongeval of een noodstop.
Afhankelijk van het land van
bestemming en de aanwezigheid
van airconditioning, bevat het
kastje een ventilatieopening
waaruit dezelfde (gekoelde)
lucht stroomt als uit de
ventilatieroosters van het
i n t e r i e u r.
Opbergvakken in de
voorportieren
Vloeistof die in de bekerhouder wordt
ver voerd (bijvoorbeeld in een mok)
en wordt gemorst, kan bij contact met
schakelaars op het dashboard en de
middenconsole storingen veroorzaken.
Wees voorzichtig.
Bovenste dashboardkastje
Dit bevindt zich in het dashboard, achter het
stuurwiel.
Druk op de knop om de klep (afhankelijk van de
uitvoering) te openen en begeleid de klep tot de
aanslag voor volledig openen.
Begeleid om het te sluiten het deksel omlaag
en druk ver volgens kort op het midden er van.Het morsen van vloeistof kan kortsluiting
veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
Uitklaptafeltjes
Op de uitklaptafeltjes aan de achterzijde van
de rugleuning van beide voorstoelen kunnen
voorwerpen gelegd worden.
Ergonomie en comfort
Page 83 of 324

81
Voorzieningen
passagierscompartiment
Bagagenet voor hoge
belading
Met dit bagagenet kan de auto tot aan het dak
worden beladen:
-
a
chter de voorstoelen (1e zitrij) als de
stoelen (en banken) op de 2e en 3e zitrij zijn
neergeklapt of verwijderd,
-
a
chter de stoelen en banken op de 2e zitrij,
als de stoelen (en banken) op de 3e zitrij
zijn neergeklapt of verwijderd.
Bovenste bevestigingspunten Onderste bevestigingspunten
(achter de 1e zitrij)
Als uw auto is uitgerust met eendelige banken
of vaste
stoelen en banken:
Als uw auto is uitgerust met stoelen en banken
of individuele stoelen op rails :
Onderste bevestigingspunten
(achter de 2e zitrij)
Plaatsen van het net
F Maak aan beide zijden van het dak (bovenaan) de sierkapjes los. F
B
reng aan beide zijden van de 2e zitrij de
bevestigingspunten aan in de verankeringen
op de vloer (zoals hierboven afgebeeld). F
B
reng aan beide zijden van de 2e zitrij de
bevestigingspunten aan in de verankeringen
op de vloer en draai deze een kwart
omwenteling om ze te vergrendelen (zoals
hierboven afgebeeld).
Plaats ze zo dicht mogelijk bij het uiteinde van
de rail.
F
G
ebruik de sjorogen.
Maak de bovenste afdekkapjes los en zet de
onderste bevestigingspunten vast (zoals eerder
beschreven).
F
K
lap de stoelen en banken op de 2e en
3e zitrij (volgens uitvoering) neer (in de
tafelstand).
F
S
luit de ventilatieroosters van de
airconditioning en de verwarming achter
(volgens uitrusting).
F
R
ol het bagagenet voor hoge belading uit.
3
Ergonomie en comfort
Page 88 of 324

86
Om de tafel of een afzonderlijke stoel naar
voren of achteren te bewegen, dient u er
voor te zorgen dat de rugleuning van de
stoel rechtop staat en de tafel is ingeklapt.Bij het opbergen van de tafelbladen mag u
nooit uw hand in het schuifgebied steken.
Uw vingers kunnen hierbij bekneld raken.
Gebruik de betreffende hendel.
Verwarming en ventilatie
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur het luchtinlaatrooster
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen
alsmede de luchtafvoeropening in de
bagageruimte vrij blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten
aan om het systeem in per fecte staat
te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet
als deze niet koelt en raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een aanhanger op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale
trekkracht van de motor. Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog
is wanneer de auto lang in de zon
heeft gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Ergonomie en comfort
Page 89 of 324

87
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieur filter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
is de lucht die de inzittenden inademen
schoner en blijft het interieur schoner
(vermindering van allergische reacties,
stank en vetaanslag).
F
O
m een correcte werking van
de airconditioning te garanderen
moet u deze overeenkomstig de
aanbevelingen in het onderhouds- en
garantieboekje laten controleren. Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t
-
systeem.
Bevat gefluoreerde broeikasgassen
R13 4A .
Afhankelijk van de uitvoering en
het land van bestemming bevat het
airconditioningssysteem gefluoriseerde
broeikasgassen R134A. Hoeveelheid
gas: 0,5
kg (+/- 0,025 kg), GWP-index
1.430 ton (CO
2-equivalent: 0,751 t).
Verwarming
Handbediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
1. Temperatuur.
2. Luchtopbrengst.
3. Luchtverdeling
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
Luchtopbrengst
F Draai aan de rolknop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermische comfort niet
meer geregeld. Er blijft door de rijwind
echter nog wel een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Temperatuur
F Draai de rolknop 1 van " LO" (koel) naar " HI"
(warm) om de temperatuur naar behoefte in
te stellen.
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voetenruimten,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,
-
d
e voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimten,
-
h
et middelste ventilatierooster en de
zijventilatieroosters,
3
Ergonomie en comfort
Page 90 of 324

88
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien).
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende
enige tijd de recirculatiestand inschakelen door
op de toets 4 te drukken. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld,
kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
1. Temperatuur.
2. Luchtopbrengst.
3. Luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Programma "Zicht".
8. Centrale regeling of ver warming en
airconditioning achter aan/uit (afhankelijk
van de uitvoering).
Automatisch
comfortprogramma
F Druk meerdere keren op de toets " AUTO" 6.
Het geactiveerde programma wordt zoals
hieronder beschreven weergegeven op het
display. Voor een aangenaam comfort en
een zo laag mogelijk geluidsniveau,
aangezien de aanjagersnelheid
beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau. Om bij koude motor de toevoer van koude
lucht te beperken, wordt de ventilatie
geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en
de voetenruimten verdeeld.
Handmatige bediening
Het is mogelijk één of meer functies van
de airconditioning handmatig in te stellen.
De overige functies worden nog steeds
automatisch geregeld.
Zodra een instelling wordt gewijzigd, verdwijnt
het symbool "
AUTO".
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op de toets 2 " -" tot het symbool van
de propeller is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld. Tijdens het rijden blijft er een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
F
D
ruk op de toets 2 " +" om het systeem weer
in te schakelen. Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Ergonomie en comfort
Page 91 of 324

89
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
F
D
uw toets 1 omlaag om de waarde te
verlagen of omhoog om de waarde te
verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor
een optimaal comfort. Desgewenst kunt u
een andere waarde instellen; een waarde
tussen 18 en 24 is gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer
dan
3 te laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil. Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F
D
uw toets 1 omlaag tot "LO" wordt
weergegeven of omhoog tot "HI" wordt
weergegeven.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
Verwarming -
airconditioning achter
Raadpleeg voor meer informatie de
rubriek Verwarming - Airconditioning
achter .
Programma "Zicht"
F Druk op knop 7 "Zicht" om de voorruit
en de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
F
D
ruk op de betreffende toets 8 om
de functie in of uit te schakelen.
Het lampje van de toets brandt als de
functie is ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als een passagier de temperatuurregeling aan
passagierszijde bedient.
F
D
ruk op de betreffende toets 8 om
de functie in of uit te schakelen. Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de luchttemperatuur, de luchtopbrengst
en de luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling
zodanig in dat de voorruit en zijruiten zo snel
mogelijk schoon worden.
F
D
ruk nogmaals op knop 7 " Zicht" om het
programma uit te schakelen.
Of
F
D
ruk op knop 6 "AUTO" om terug te
keren naar het automatische programma
"c o mfo r t ".
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
De sleutelhanger wordt gebruikt om:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.
3
Ergonomie en comfort
Page 92 of 324

90
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende
enige tijd de recirculatiestand inschakelen door
op de toets 4 te drukken. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld,
kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voetenruimten,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,
-
d
e voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters en de voetenruimten,
-
h
et middelste ventilatierooster en de
zijventilatieroosters,
-
d
e voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien).
Luchtopbrengst
F Druk op de toetsen 2 om de luchtopbrengst te verhogen/verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
verschijnt. Het symbool wordt, afhankelijk van
de ingestelde waarde, geleidelijk voller of leger.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk gebruiken
om sneller warme of koele lucht te verkrijgen.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen
dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan. F
D
ruk op de knop 4 om de lucht in
het interieur te laten recirculeren
of om de toevoer van buitenlucht
toe te staan.
Wanneer de recirculatie van de interieurlucht
ingeschakeld is, wordt dit symbool
weergegeven of gaat het lampje branden
(afhankelijk van de uitvoering).
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Deze opdruk op het
bedieningspaneel geeft aan in welke
stand de knoppen moeten staan om
de voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Verwarming of
handbediende
airconditioning
F Inschakelen van de airconditioning: druk op deze
toets, het lampje van de toets
gaat branden.
F
Z
et de knoppen van de aanjagersnelheid,
de temperatuur en de luchtverdeling in de
met de desbetreffende opdruk weergegeven
stand.
Ergonomie en comfort