airbag FIAT 124 SPIDER 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: 124 SPIDER, Model: FIAT 124 SPIDER 2018Pages: 236, PDF Size: 3.29 MB
Page 10 of 236

DASHBOARD
1 – Instelbare luchtventilatie zijkant; 2 – Bedieningshendel buitenverlichting; 3 – Instrumentenpaneel; 4 – Ruitenwisserhendel;
5 – Instelbare luchtventilatie midden; 6 – Knop alarmknipperlichten; 7 – Radio 3”/Radio 7”-systeem (indien aanwezig);
8 – Air Bag passagier; 9 – Instelbare luchtventilatie midden (passagierszijde); 10 – Klimaatregeling; 11 – Contactslot;
12 – Airbag bestuurder; 13 – Bedieningsknoppen (TPMS-systeem/DSC-systeem)
102010200-123-555
8
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 24 of 236

19)Pas de stoelen niet aan en vervang ze
niet. Het is gevaarlijk de stoelen aan te
passen of te vervangen, zoals vervangen
van de bekleding of losdraaien van bouten.
De stoelen bevatten airbagonderdelen die
van wezenlijk belang zijn voor het
aanvullende veiligheidssysteem. Dergelijke
aanpassingen kunnen schade toebrengen
aan het aanvullende veiligheidssysteem en
resulteren in ernstig letsel. Raadpleeg het
Fiat Servicenetwerk als de stoelen moeten
worden verwijderd of vervangen.
20)Rijd niet met beschadigde stoelen. Het
is gevaarlijk te rijden met beschadigde
stoelen, zoals kapotte stoelzittingen of
beschadigingen tot aan het urethaan. Een
botsing, zelfs een botsing die niet sterk
genoeg is om de airbags te activeren, kan
de stoelen met essentiële
airbagonderdelen beschadigen. Bij een
volgende botsing kan het voorkomen dat
de airbag niet activeert, hetgeen kan leiden
tot ernstig letsel. Laat een dealer van het
Fiat Servicenetwerk altijd de stoelen,
veiligheidsgordelspanners en airbags
inspecteren na een botsing.
21)Rijd niet met neergeklapte stoelen. Als
u rijdt met neergeklapte stoelen kan dit
gevaarlijke situaties opleveren aangezien u
niet de volledige bescherming van de
veiligheidsgordels geniet. Bij noodremmen
of een botsing kunt u onder de heupgordel
glijden en ernstig inwendig letsel oplopen.
Ga goed naar achter en rechtop zitten voor
een maximale bescherming.22)Plaats geen voorwerp, zoals een
kussen, tussen uw rug en de rugleuning.
Het is gevaarlijk om een voorwerp zoals
een kussen tussen uw rug en de
rugleuning te plaatsen, omdat u geen
veilige rijhouding hebt en de
veiligheidsgordel niet optimaal werkt bij een
botsing, hetgeen kan resulteren in een
ernstig ongeluk, letsel of overlijden.
23)Plaats geen voorwerpen onder de
stoel. Het voorwerp kan klem komen te
zitten zodat de stoel niet goed kan worden
vastgezet, hetgeen kan resulteren in een
ongeluk.
24)Plaats geen lading die boven de
rugleuningen uitsteekt. Het plaatsen van
bagage of lading die hoger is dan de
rugleuningen is gevaarlijk. Bij een noodstop
of een botsing kunnen voorwerpen
rondvliegen en worden geprojecteerd en
de passagiers raken en verwonden.
25)Zorg ervoor dat bagage en lading goed
is vastgezet alvorens te gaan rijden. Het is
gevaarlijk bagage en lading niet vast te
zetten omdat deze zich kunnen verplaatsen
of klem kan komen te zitten bij een
noodstop of een botsing en letsel kunnen
veroorzaken.
26)Sluit uw voertuig altijd af en houd de
autosleutels buiten het bereik van kinderen.
Het is gevaarlijk uw voertuig onafgesloten
te laten of de sleutels te bewaren op een
plek waar kinderen bij kunnen. Kinderen die
in de kofferbak klimmen kunnen hierin
opgesloten raken. Dit kan leiden tot
overlijden of hersenschade door
warmte-uitputting, met name in de zomer.
Sluit altijd de portieren en de
bagageruimte.27)Houd uw handen en vingers bij het
verstellen van een stoel altijd uit de buurt
van de bewegende onderdelen van de
stoel en de zijrand om letsel te voorkomen.
28)Zorg er bij het verstellen van de stoelen
voor dat er geen spullen in de omgeving
liggen. Als lading vast komt te zitten, kan
dit de lading beschadigen. Houd de
achterzijde van de stoel met uw hand vast
terwijl u de stoelen naar voor en achter
schuift of als u een neergeklapte stoel
omhoog brengt. Als de achterzijde van de
stoel niet wordt vastgehouden, verplaatst
de stoel zich plotseling hetgeen letsel kan
veroorzaken.
29)Wees voorzichtig met het gebruik van
de stoelverwarming. De warmte hiervan
kan te heet zijn voor sommige mensen,
zoals hieronder aangegeven, en kan een
brandwond door lage temperatuur
veroorzaken. Zuigelingen, kleine baby's,
ouderen, mensen met een fysieke
handicap, mensen met een gevoelige huid,
overmatig vermoeide mensen, dronken
mensen, mensen die medicatie gebruiken
die slaap opwekt, zoals slaappillen en
hoestmedicatie.
30)Gebruik de stoelverwarming niet als er
zaken als een deken of kussen die in hoge
mate vocht vasthouden op de stoel zijn
geplaatst. De stoel kan overmatig
verwarmd worden en brandwonden met
een lage temperatuur veroorzaken.
22
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 59 of 236

Waarschuwingslampje Tyre Pressure
Monitoring System;
SLEUTEL waarschuwingslampje;
Led-koplamp SLEUTEL
waarschuwingslampje;
Moersleutel indicatielampje;
Indicatielampje TCS/DSC;
Indicatielampje DSC UIT;
Veiligheid indicatielampje;
Indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag (indien aanwezig).
Het lampje gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld voor een
werkingscontrole en schakelt enkele
seconden later uit ,of als de motor
wordt gestart. Laat het voertuig door
het Fiat Servicenetwerk inspecteren als
het lampje niet uit gaat of blijft branden.
Enkel voor “remsysteem
waarschuwingslampje”: het lampje
blijft continu branden wanneer de
parkeerrem is geactiveerd.
57
Voor de volgende indicatie-/
waarschuwingslampjes:
Hoofdwaarschuwingslampje;
Remsysteem waarschuwingslampje;
ABS-waarschuwingslampje;
Oplaadsysteem
waarschuwingslampje;
Motorolie waarschuwingslampje;
Controleer motor lampje;
Waarschuwingslampje hoge
temperatuur motorkoelvloeistof;
Waarschuwingslampje automatische
transmissie;
Indicatielampje storing
stuurbekrachtiging;
Waarschuwingslampje Air
Bag/Gordelspansysteem;
Waarschuwingslampje actieve
motorkap;
Waarschuwingslampje laag
brandstofpeil;
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel;
Waarschuwingslampje bij niet goed
gesloten portier;
Waarschuwingslampje laag peil
ruitensproeiervloeistof;
Page 62 of 236

Waarschuwingslampje Betekenis
ACTIEVE MOTORKAP
Het lampje gaat branden als het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en
schakelt enkele seconden later uit.
Onder de volgende omstandigheden kan een probleem in het systeem worden aangegeven:
het lampje gaat niet branden als het contact wordt ingeschakeld (AAN);
blijft branden/knipperen;Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
62)
WAARSCHUWINGSLAMPJE HOGE TEMPERATUUR MOTORKOELVLOEISTOF
Het lampje knippert als de motorkoelvloeistof zeer hoog is en blijft branden als de temperatuur
blijft stijgen. Breng het voertuig onmiddellijk tot stilstand op een veilige plek en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Te volgen procedure
Brandend lampje: dit duidt op een mogelijke oververhitting. Parkeer het voertuig
onmiddellijk op een veilige plek en schakel de motor uit. Raadpleeg de paragraaf
"Oververhitting" in het hoofdstuk "Noodsituaties".
BELANGRIJK Rijd niet met het voertuig als het waarschuwingslampje voor een hoge
temperatuur van de motorkoelvloeistof brandt. Dit kan leiden tot schade aan de motor.
WAARSCHUWING AIRBAG / GORDELSPANSYSTEEM
Er is sprake van een systeemstoring als het waarschuwingslampje blijft knipperen, blijft branden
of niet gaat branden als het contact wordt ingeschakeld (AAN). Als een van deze situaties
optreedt, neem dan zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk. Het systeem werkt
mogelijk niet in het geval van een ongeluk.
61)
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 71 of 236

Waarschuwingslampje (roodgekleurd) op dashboardlijst
Waarschuwingslampje Betekenis
WAARSCHUWINGSLAMPJE VEILIGHEIDSGORDEL
Het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gaat branden als de bestuurders- of
passagiersstoel bezet is terwijl de veiligheidsgordel niet is bevestigd als het contact wordt
ingeschakeld.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of de passagier niet is vastgemaakt (alleen als er
iemand op de passagiersstoel zit) en het voertuig rijdt met een snelheid van meer dan 20 km/u,
gaan de waarschuwingslampjes knipperen. Na korte tijd stopt de led met knipperen, maar blijft
deze branden.
Als een veiligheidsgordel niet wordt vastgemaakt, knippert de led nogmaals gedurende een
bepaalde tijd.
De led knippert opnieuw als de veiligheidsgordel van de bestuurders- of passagiersstoel wordt
losgemaakt nadat de led is gaan branden en het voertuig de snelheid van 20 km/h overschrijdt.
Passagiersdetectiesysteem: plaats geen extra zitkussen op de passagiersstoel, en ga hier
niet op zitten anders werkt de classificatiesensor voor inzittenden niet correct. De sensor
functioneert mogelijk niet goed aangezien het extra zitkussen interferentie met de sensor kan
veroorzaken.
Waarschuwingslampje (oranjekleurig) op dashboardlijst
Waarschuwingslampje Betekenis
INDICATIELAMPJES UITSCHAKELING PASSAGIERSAIRBAG
Het lampje gaat branden als het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en
schakelt enkele seconden later uit ,of als de motor wordt gestart. Als het lampje niet uit gaat of
blijft branden, neemt u contact op met het Fiat Servicenetwerk.
69
Page 72 of 236

BERICHT OP DISPLAY(versies met Radio 7”)
Als er een bericht op het middelste
display wordt weergegeven, treft u de
benodigde maatregelen (op een kalme
manier) in overeenstemming met het
weergegeven bericht.
Als de volgende berichten op het
middelste display worden
weergegeven, kan er sprake zijn van
een storing in een van de systemen van
het voertuig:
Hoge temperatuur
motorkoelvloeistof: wordt
weergegeven als de motorkoelvloeistof
zeer hoog is geworden.
Storing oplaadsysteem: wordt
weergegeven als het laadsysteem een
storing heeft.
Temperatuurwaarschuwing: het
volgende bericht wordt weergegeven
als de temperatuur rond het middelste
display erg hoog is. Het wordt
aanbevolen de temperatuur in de auto
of de temperatuur rond het middelste
display te verlagen door rechtstreeks
zonlicht te vermijden.
Breng het voertuig tot stilstand op een
veilige plek en neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGSTOON
IS GEACTIVEERD
In de volgende gevallen wordt een
waarschuwingstoon geactiveerd:
Herinnering lampen aan;
Airbag/gordelspansysteem;
Actieve motorklep (indien aanwezig);
Contact niet uitgeschakeld (STOP);
Sleutel uit voertuig verwijderd;
Verzoekschakelaar inoperatief
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Sleutel in bagageruimte
achtergelaten (versies met
geavanceerde keyless functie);
Sleutel in voertuig achtergelaten
(versies met geavanceerde keyless
functie);
Snelheidsalarm (indien aanwezig);
Waarschuwingstoon
bandenspanning (indien aanwezig);
Buitentemperatuur (indien aanwezig);
Elektronisch stuurslot;
Snelheidsbeperker (indien aanwezig);
Waarschuwing bij 120 km/u (indien
aanwezig).
BELANGRIJK
61)Manipuleer nooit de airbag/
gordelspansystemen en neem altijd
contact op met het Fiat Servicenetwerk
voor onderhoud en reparaties. Het zelf
onderhouden of manipuleren van de
systemen is gevaarlijk. Een airbag/
gordelspanner kan per ongeluk worden
geactiveerd of kapot gaan en resulteren in
ernstig letsel of overlijden.
62)Bestuur het voertuig niet als het
waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert. Het is
gevaarlijk het voertuig te gebruiken terwijl
het waarschuwingslampje van de actieve
motorkap brandt of knippert, aangezien het
actieve motorkapmechanisme dan mogelijk
niet goed functioneert in het geval het
voertuig een voetganger zou raken.
70
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 74 of 236

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk.
Hierin worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN. .73
AUXILIARY DRIVING SYSTEMS....77
BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN...............82
VEILIGHEIDSGORDELS.........83
SBA-SYSTEEM
(Gordelwaarschuwing)..........86
GORDELSPANNERS EN
KRACHTBEGRENZERS.........86
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ
KINDERZITJES..............88
AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM
SRS - AIRBAG..............100
VOERTUIGGEGEVENS
REGISTREREN.............113
CONSTANTE BEWAKING.......114
72
VEILIGHEID
Page 84 of 236

BELANGRIJK Vertrouw niet volledig op
Hill Launch Assist. Hill Launch Assist is
een aanvullende functie bij het
optrekken op een helling. Het systeem
werkt slechts ongeveer twee seconden.
Het is dan ook gevaarlijk op het
systeem te vertrouwen tijdens het
optrekken aangezien het voertuig
onverwacht kan bewegen (rollen)
waardoor een ongeluk kan worden
veroorzaakt. Het voertuig kan gaan
rollen naar gelang de belasting van het
voertuig of als er iets wordt gesleept.
Bovendien kunnen voertuigen met een
handmatige versnellingsbak gaan rollen
door de manier waarop het
koppelingspedaal of gaspedaal wordt
bediend. Controleer altijd op veiligheid
rond het voertuig alvorens weg te rijden
met het voertuig.
BELANGRIJK
76)De aanwezigheid van het TPMS
ontslaat de bestuurder niet van de
verplichting om de bandenspanning
regelmatig te controleren, met inbegrip van
het reservewiel, en correct onderhoud uit
te voeren: het systeem is niet bedoeld om
een mogelijk defect aan een band aan te
geven. Controleer de bandenspanning bij
koude banden. Als de bandenspanning om
welke reden dan ook bij warme banden
moet worden gecontroleerd, dan mag de
spanning niet worden verlaagd, ook
wanneer de gemeten waarde hoger is dan
de voorgeschreven waarde. Herhaal de
controle wanneer de banden koud zijn.
77)Het verwisselen van normale banden
door winterbanden en vice versa vereist
een inspectie van het TPMS die door een
dealer van het Fiat Servicenetwerk moet
worden uitgevoerd.
78)Schommelende buitentemperaturen
kunnen de bandenspanning beïnvloeden.
Het TPMS-systeem kan tijdelijk
onvoldoende spanning aangeven.
Controleer in dit geval de bandenspanning
als de banden koud zijn en verhoog de
spanning zo nodig.
BESCHERMINGS
SYSTEMEN
INZITTENDEN
De belangrijkste veiligheidsuitrusting
van het voertuig omvat de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;
SBA-systeem (gordelwaarschuwing);
hoofdsteunen;
kinderzitjes;
frontaribags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door.
Het is van fundamenteel belang dat de
beschermingssystemen op de juiste
manier gebruikt worden om het
maximaal mogelijke veiligheidsniveau
voor de bestuurder en de passagiers te
garanderen.
82
VEILIGHEID
Page 87 of 236

WAARSCHUWINGS
SYSTEMEN
VEILIGHEIDSGORDEL
Als het systeem merkt dat de
veiligheidsgordel van de passagier niet
is vastgemaakt, wordt de passagier
gewaarschuwd middels een lampje of
pieptoon.
Raadpleeg "Lampjes en berichten" in
het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
Zie de paragraaf “Waarschuwingstoon
veiligheidsgordel” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”.
BELANGRIJK
79)Draag altijd uw veiligheidsgordel en
zorg ervoor dat alle inzittenden goed
vastzitten. Het is zeer gevaarlijk om geen
veiligheidsgordel te dragen. Tijdens een
botsing kunnen inzittenden die geen
veiligheidsgordel dragen iemand of iets
raken in het voertuig of zelfs buiten het
voertuig terecht komen. Ze kunnen ernstig
letsel oplopen of zelfs overlijden. Bij een
ongeluk zijn inzittenden die een
veiligheidsgordel dragen veel veiliger.80)Draag geen verdraaide
veiligheidsgordels. Verdraaide
veiligheidsgordels zijn gevaarlijk. Bij een
botsing is dan niet de volledige breedte
beschikbaar om de impact op te vangen.
Dit plaatst meer kracht op de botten onder
de gordel, hetgeen kan resulteren in ernstig
letsel of overlijden. Draai een verdraaide
veiligheidsgordel recht zodat de volledige
breedte van de gordel wordt gebruikt.
81)Gebruik nooit één veiligheidsgordel
voor meerdere personen. Het is gevaarlijk
één veiligheidsgordel voor meerdere
personen te gebruiken. Een
veiligheidsgordel die op deze manier wordt
gebruikt, kan de kracht van een botsing
niet spreiden en de twee passagiers
kunnen worden samengedrukt en ernstig
letsel oplopen of overlijden. Gebruik een
veiligheidsgordel nooit voor meer dan één
persoon en zorg er altijd voor dat elke
inzittende in de rijdende auto goed is
vastgesnoerd.
82)Rijd niet in een voertuig met een
beschadigde veiligheidsgordel. Het gebruik
van beschadigde veiligheidsgordels is
gevaarlijk. Een ongeluk kan de
gordelvrijgave van de veiligheidsgordel in
gebruik, beschadigen. Een beschadigde
veiligheidsgordel biedt onvoldoende
bescherming bij een botsing. Vraag een
dealer van het Fiat Servicenetwerk alle
veiligheidsgordelsystemen die tijdens een
ongeval in gebruik waren, na te kijken
voordat ze opnieuw worden gebruikt.83)Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk
vervangen als de gordelspanner of
krachtbegrenzer is verbruikt. Raadpleeg
hiervoor altijd een expert: wij raden aan
onmiddellijk na een botsing contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk voor
een inspectie van de
veiliigheidsgordelspanners en airbags. Net
als de airbags kunnen de gordelspanners
en krachtbegrenzers slechts eenmaal
functioneren en moeten deze na een
botsing waarbij ze zijn geactiveerd, worden
vervangen. Als de gordelspanners en
krachtbegrenzers niet worden vervangen,
verhoogt het risico op letsel bij een botsing.
84)Positioneren van het schoudergedeelte
van de veiligheidsgordel. Het onjuist
positioneren van het schoudergedeelte van
de veiligheidsgordel is gevaarlijk. Zorg
ervoor dat het schoudergedeelte van de
veiligheidsgordel over uw schouder en bij
uw nek is geplaatst, maar nooit onder uw
arm, nek of bovenarm.
85)Positioneren van het heupgedeelte van
de veiligheidsgordel. Het is gevaarlijk om
het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
te hoog te plaatsen. Bij een ongeluk wordt
de impact rechtstreeks op de maagstreek
geconcentreerd, hetgeen ernstig letsel kan
veroorzaken. Draag het heupgedeelte van
de gordel goed aangesloten en zo laag
mogelijk.
85
Page 88 of 236

86)Instructies voor gebruik van de
veiligheidsgordel. Veiligheidsgordels zijn
ontworpen om tegen de botstructuur van
het lichaam te liggen en moeten zo laag
mogelijk over de heup of het bekken, de
borststreek en de schouders worden
gedragen; vermijd dat het heupgedeelte
van de gordel op de maagstreek valt.
Veiligheidsgordels moeten zo stevig
mogelijk worden gedragen, met genoeg
comfort, zodat zij de bescherming kunnen
bieden waarvoor ze zijn bedoeld. Een te
losse gordel vermindert de bescherming
van de inzittenden aanzienlijk. Er moet op
worden gelet dat de veiligheidsgordel niet
bevuild wordt met polijstmiddel, olie en
chemische stoffen, met name accuzuur.
Reinigen kan m.b.v. een milde zeep en
water. De gordel moet worden vervangen
indien deze gaat rafelen, vuil of beschadigd
is. Het is van belang de volledige gordel te
vervangen na slijtage door een zware
impact, zelfs indien schade aan de gordel
niet zichtbaar is. Gordels mogen niet met
verdraaide riemen worden gedragen. Elke
gordel mag slechts door één inzittende
worden gedragen; het is gevaarlijk om een
gordel over een kind op schoot te plaatsen.
87)De gebruiker mag geen wijzigingen of
aanpassingen uitvoeren waardoor de
afstelmechaniek van de veiligheidsgordel
de gordel niet meer kan strak trekken, of
waardoor een losse gordel niet kan worden
aangepast.SBA-SYSTEEM
(Gordelwaarsch
uwing)
WAARSCHUWINGS
LAMPJE
VEILIGHEIDSGORDEL
De led op de sierlijst van het dashboard
gaat branden als de bestuurders- of
passagiersstoel bezet is en de
veiligheidsgordel niet is vastgezet
wanneer het contact is ingeschakeld.
De
led knippert als de
veiligheidsgordel van de bestuurder of
de passagier (uitsluitend wanneer de
passagiersstoel bezet is) niet is
vastgezet en het voertuig rijdt op een
snelheid hoger dan circa 20 km/h. Na
korte tijd stopt de led met knipperen,
maar blijft deze branden.
Als een veiligheidsgordel niet wordt
vastgemaakt, knippert de led nogmaals
gedurende een bepaalde tijd. Maak in
dat geval de veiligheidsgordel vast.
De led knippert opnieuw als de
veiligheidsgordel van de bestuurders- of
passagiersstoel wordt losgemaakt
nadat de led is gaan branden en het
voertuig de snelheid van 20 km/h
overschrijdt.
GORDELSPANNERS
EN KRACHT
BEGRENZERS
GORDELSPANNERS
88) 89) 90) 91)
De veiligheidsgordels van de bestuurder
en de passagiers zijn voor een optimale
bescherming uitgerust met een spanner
en krachtbegrenzingssysteem. De
veiligheidsgordel moet op de juiste wijze
worden gedragen zodat deze systemen
goed kunnen werken.
Als een botsing wordt gedetecteerd,
activeren de spanners tegelijkertijd met
de airbags. Raadpleeg voor meer
informatie over de activatie van de
gordelspanners de paragraaf
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk.
De oprolautomaten van de
veiligheidsgordels verwijderen snel de
speling als de airbags worden
opgeblazen. Elke keer nadat de airbags
en gordelspanners worden geactiveerd,
moeten ze worden vervangen.
Een systeemstoring of werkingsconditie
wordt aangegeven met een
waarschuwing. Raadpleeg "Lampjes en
berichten" en "Waarschuwingsgeluid is
geactiveerd" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
86
VEILIGHEID