sensor FIAT 500 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: 500, Model: FIAT 500 2018Pages: 224, PDF Size: 3.92 MB
Page 20 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
18
WATER IN DIESELFILTER (Dieselversies)
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, verschijnt het symbool, maar dit moet na enkele seconden doven.
Het symbool blijft constant aan tijdens het rijden
om aan te geven dat er water in het dieselfilter is waargenomen.
Bij sommige versies gaat, als alternatief ,het lampje
èbranden en verschijnt er een speciaal bericht op het display.
EE
STORING FIAT CODE SYSTEEM
Met de sleutel in de MAR-positie gaat op sommige versies het lampje of het symbool op het display continu aan, samen
met een speciaal bericht op het display om een mogelijke fout in het Fiat CODE-systeem te signaleren.
Als het lampje of symbool bij draaiende motor knippert, betekent dit dat de auto niet beschermd is door de startblokkering.
Neem in dat geval zo snel mogelijk contact op met een Fiat Servicenetwerk.
MISTACHTERLAMPEN
Het lampje gaat branden wanneer de mistachterlichten worden ingeschakeld.
ALGEMENE STORINGSMELDING
Het lampje gaat onder de volgende omstandigheden branden. Neem in dergelijke gevallen contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de storing zo spoedig mogelijk te verhelpen.
Storing motoroliedruksensor
Het waarschuwingslampje gaat branden als de motoroliedruksensor defect is.
Interventie/storing afsluiter van brandstoftoevoer
Dit lampje gaat branden, bij sommige versies verschijnt er ook een speciaal bericht op het display, als er een storing is in
inschakeling van de afsluiter van de brandstof.
Storing buitenverlichting
Het lampje gaat aan wanneer er een externe lichtfout is waargenomen.
44
èè
Page 21 of 224

19
ESC-SYSTEEM (voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet even later doven.
Inschakeling ESC-systeem
Het lampje gaat tijdens het rijden knipperen om aan te geven dat het ESC systeem in werking is getreden.
Storing ESC-systeem
Als het lampje niet uit gaat of blijft branden samen met de LED op de knop ASR OFF tijdens het rijden.
Op het display verschijnt een bijbehorend bericht.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Storing Hill Holder
Dit lampje gaat branden, bij sommige versies verschijnt er ook een bericht op het display, als er een storing is in het Hill
Holdersysteem.
Neem in dat geval zo snel mogelijk contact op met een Fiat Servicenetwerk. Storing parkeersensor
Het waarschuwingslampje gaat branden en er verschijnt een bericht op het display wanneer er een storing van een
parkeersensor gedetecteerd wordt.
Start&Stop-systeemfout (versies met multifunctioneel display)
Een storing van het systeem wordt aangegeven door het aangaan van het lampje. Een speciaal bericht verschijnt op het
instrumentenpaneel.
Storing waarschuwingslampje Airbag (voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat knipperen wanneer een fout van het
¬waarschuwingslampje wordt waargenomen.
ESCESC
SLIJTAGE REMBLOKKEN
Het lampje gaat branden samen met een bijbehorend bericht op het display, als de remblokken van de voor- of
achterremmen (voor bepaalde versies/markten) versleten zijn.
Laat ze in dat geval zo snel mogelijk vervangen.
dd
KANS OP GLAD WEGDEK
Het symbool verschijnt op het display (bij sommige versies samen met een speciaal bericht) wanneer de buitentemperatuur
gelijk is aan of lager is dan 3°C.
èè
(versioni
con display
multifunzionale)
(versioni
con display
a colori)
Page 23 of 224

21
STORING SCHEMERSENSOR
Het symbool gaat branden en er verschijnt een bericht op het display indien er een storing van de schemersensor is.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
STORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de regensensor is. Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
STORING HILL HOLDER (kleurendisplay) (voor bepaalde versies/markten)
Het symbool wordt weergegeven op het display samen met een speciaal bericht als er een storing is in het Hill Holder
systeem.
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met een Fiat Servicenetwerk.
**
STORING SPEED LIMITER
Het symbool gaat branden als er een storing van het Speed Limiter-systeem is. Neem zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
STORING PARKEERSENSOR (kleurendisplay – voor bepaalde versies/markten)
Het symbool wordt weergegeven op het display samen met een speciaal bericht als er een storing is in de
parkeersensoren. Neem contact op met een Fiat Servicenetwerk.
Page 37 of 224

24
1
2
DVDF0S008c
35
Met de keuzeschakelaar in de AUTO-
stand, worden de dimlichten in de
koplampen en de contourlichten
bestuurd door de schemersensor.
GROOTLICHT
❒ Druk met de ring in de stand
2de hendel naar voren naar
het dashboard toe. Het
waarschuwingslampje
1op het
instrumentenpaneel zal gaan branden.
❒ Voor voertuigen met de
AUTO-functie: met de ring in de
AUTO-positie enhet dimlicht aan, de
hendel naar voren duwen richting
het dashboard.
❒ Als de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken gaan ze uit.
Grootlichtsignaal
❒ Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand).
PARKEERLICHTEN
Deze lampen kunnen ingeschakeld
worden met de startschakelaar in de
STOP-positie of met de sleutel
verwijderd, door de linker hendelring
eerst naar de positie te bewegen
(of de AUTO-positie als het voertuig geen
schemersensor heeft) en dan naar positie
2. Het waarshuwingslampje 3gaat
branden op het instrumentenpaneel.
Herhaal dezelfde handeling om ze uit te
schakelen.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand:
❒ omhoog a: schakelt de rechter
richtingaanwijzer in;
❒ omlaag b: schakelt de linker
richtingaanwijzer in.
RIJBAANWISSELFUNCTIE
❒ Druk, om het verwisselen van
rijbaan aan te geven, de hendel
korter dan een halve seconde
omhoog of omlaag (onstabiele
stand) om de richtingaanwijzer aan
betreffende zijde 3 keer te doen
knipperen en vervolgens
automatisch te stoppen.
FOLLOW ME HOME
Met deze functie kan de ruimte vóór de
auto een bepaalde periode worden
verlicht.
Inschakelen
Het “Follow Me Home” systeem wordt
ingeschakeld door de hendel fig. 25
naar het stuurwiel te trekken, tot de
eindaanslag. Deze functie kan binnen 2
minuten nadat de motor is afgezet
ingeschakeld worden. Met deze functie
kunnen de verlichting en het dimlicht
worden ingeschakeld.
BUITENVERLICHTING
DAGVERLICHTING 7)
❒ Voor voertuigen met de
AUTO-functie: met de sleutel in de
MAR-positie en de ring in de
O-positie gedraaid, gaan de
dagrijlichten automatisch aan.
❒ Voor voertuigen met de
AUTO-functie: de dagrijlichten
worden automatisch ingeschakeld
door de schemersensor wanneer de
ring in de AUTO-positie staat.
DIMLICHT KOPLAMPEN/
STADSLICHT
❒ Draai, met de contactsleutel in
MAR, de draaischakelaar naar 2.
Het controlelampje
3op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer het dimlicht brandt,
schakelt de dagrijverlichting uit.
Page 38 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
36
De inschakeltijd van de koplampen kan
worden ingesteld door de hendel één of
meerdere keren naar het stuurwiel te
trekken (onstabiele positie). In dit geval
kan er gekozen worden uit 0, 30, 60, 90
tot maximaal 210 seconden. Elke keer
als de hendel wordt bediend, gaat het
waarschuwingslampje
3op het
instrumentenpaneel branden. Op het
display verschijnt een bericht en de voor
de functie ingestelde tijdsduur.
Het lampje
3gaat branden wanneer
de hendel voor het eerst wordt bediend
en blijft branden totdat de functie
automatisch wordt uitgeschakeld.
Uitschakelen
De functie kan worden uitgeschakeld
door de koplampen of het stadslicht in
te schakelen, of door de linkerhendel
langer dan 2 seconden naar het
stuurwiel te trekken (onstabiele positie),
of door de startinrichting op MAR te
zetten.
AUTO FUNCTIE
(Schemersensor)
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een infrarood-LEDsensor die samen
met de regensensor werkt. Hij bevindt
zich op de voorruit (fig. 25) en kan
variaties in het buitenlicht detecteren op
basis van de lichtgevoeligheid die
ingesteld is in het Menu van het display
of het Uconnect™ 5" of 7" HD systeem
(waar voorzien).
Hoe hoger de gevoeligheid, des te
minder buitenlicht er nodig is om de
buitenverlichting automatisch in te
schakelen.
25DVDF0S0215c
Inschakeling van de functie
Zet de linker hendelring fig. 26 in de
AUTO-stand.
BELANGRIJK: De functie kan alleen
worden ingeschakeld met de
startinrichting in stand MAR.
Uitschakeling van de functie
Om de functie uit te schakelen, de
linker hendelring A naar stand 2
draaien.
26DVDF0S0216c
Page 40 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
38
Bij ingeschakelde ruitenwisser voor en
ingeschakelde achteruitversnelling, is
de werking van de achterruitwisser op
dezelfde wijze continu.
“Intelligente” wis-/wasfunctie
❒ Trek de hendel naar het dashboard
en houd hem in deze stand om de
achterruitsproeier in te schakelen.
REGENSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
4)
De sensor wordt geactiveerd wanneer
startinrichting op MAR is gedraaid en
wordt gedeactiveerd in de STOP
stand.
29DVDF0S0217c
Dit is een systeem achter de
binnenspiegel fig. 30 in contact met de
voorruit. Deze kan de aanwezigheid
van regen meten en dientengevolge
het automatisch ruitenwissen beheren
afhankelijk van de hoeveelheid water
op de voorruit.
BELANGRIJK Houd de ruit rond de
sensor schoon.
AUTOMATISCH WISSEN
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
kiezen door het bewegen van het
rechter stuur fig. 28 naar de AUTO (B)
positie. De bestuurder wordt
geïnformeerd over de inschakeling van
de automatische wisregeling door een
enkele slag van de ruitenwissers.
30DVDF0S0215c
Gevoeligheidsaanpassing
De regensensorgevoeligheid kan
worden aangepast via het displaymenu
of op het UconnectTM 5" of 7”
systeem.
Blokkering
Als de starterschakelaar naar de
STOP-positie wordt bewogen en de
rechterstuurwielhendel in de AUTO (B)
positie laat, wanneer het voertuig de
volgende keer wordt gestart
(startschakelaar in de MAR-positie),
kan geen wiscyclus schade aan het
systeem voorkomen als de voorruit
handmatig wordt gewassen of als er ijs
op zit. Om de automatische wismodus
in te schakelen:
❒ De rechter stuurwielhendel in een
andere positie zetten dan AUTO en
dan terug naar de AUTO-positie;
❒ door harder dan 5 km/h te rijden,
wanneer de sensor regen
detecteert.
Uitschakelen
De gebruiker kan automatisch wissen
uitschakelen door het rechter stuurwiel
naar een andere positie dan de AUTO-
positie te bewegen.
Page 53 of 224

51
BRANDSTOFAF-
SLUITSYSTEEM 8)
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
❒ de afsluiting van de
brandstoftoevoer waarna de motor
afslaat
❒ automatisch ontgendelen van de
portieren
❒ inschakeling van de
interieurverlichting.
Wanneer het systeem in werking
treedt, verschijnt er een bericht op het
display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
Draai, na een botsing, de
contactsleutel op STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
Volg deze procedure om de werking
van de auto te herstellen:
❒ draai de contactsleutel naar MAR;
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts
in
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
❒ schakel de richtingaanwijzer links in
❒ schakel de richtingaanwijzer links uit
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts
in
❒ schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
❒ schakel de richtingaanwijzer links in
❒ schakel de richtingaanwijzer links uit
❒ contactsleutel op de stand OFF
gedraaid
❒ draai de contactsleutel naar MAR.PARKEERSENSOREN
18) 25)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 51 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter het
voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een intermitterend
geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het obstakel
dichter bij de auto komt. De zoemer
klinkt ononderbroken als de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm.
Het blijft constant als de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
onveranderd blijft.
Als deze situatie de sensoren aan de
zijkant betreft, zal het signaal na
ongeveer 3 seconden stoppen om,
bijvoorbeeld, aanwijzingen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs
een muur.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
Page 54 of 224

KENNISMAKING MET DE AUTO
52
Versies met kleurendisplay
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm
van fig. 52 op het display.
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door zowel
het geluidssignaal als de weergave op
het instrumentenpaneel.
51DVDF0S0182c
52DVDF0S0459c
Het systeem geeft een gedetecteerd
obstakel aan met de weergave van een
boog in overeenstemming met de
afstand tot het obstakel en de plaats
hiervan ten opzichte van het voertuig.
Als een voorwerp wordt gedetecteerd
in de linker of rechter zone of midden
achter, toont het display een
knipperende boog in de
overeenkomende zone en klinkt er een
geluid.
Terwijl de auto het voorwerp benadert,
toont het display een of meer
knipperende bogen die de auto
benaderen, en het geluid klinkt
frequenter totdat deze onafgebroken
klinkt.
De kleur op het display hangt af van de
afstand van en de positie van het
obstakel.
De auto is dicht bij het obstakel
wanneer er een knipperende rode
boog verschijnt op het display (rechts,
in het midden of links) en een
ononderbroken geluid wordt gehoord.
Wanneer er meerdere obstakels zijn,
wordt het dichtstbijzijnde obstakel
aangegeven.Storingsmeldingen
Alle storingen van de parkeersensoren
worden aangegeven zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld
door het aangaan van het lampje
è
(of het verschijnen van het pictogram
top het kleurendisplay) in het
instrumentenpaneel en het
bijbehorende bericht op het display
(voor bepaalde versies/markten.)
Werking met een aanhanger
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld als de
stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt ingebracht.
Page 144 of 224

NOODGEVALLEN
142
ZekeringAmpèrageBeschrijving
F13 5 •
Voeding linker dimlicht en regeleenheid hoogteregeling koplampen
F36 15 Diagnosestekker, autoradio, klimaatregeling, EOBD
F37 5 Remlichtschakelaar, knooppunt instrumentenpaneel
F38 15 Centrale portiervergrendeling
F43 15 Pomp ruitensproeiers/achterruitsproeier
F47 20 Elektrisch bedienbare ramen bestuurderszijde
F48 20 Elektrisch bedienbare ramen passagierszijde
F49 5 Parkeersensoren, achtergrondverlichting schakelaars, elektrisch
verstelbare spiegels
F51 7.5 Klimaatregeling, remlichten, koppeling, schuifdak, elektrische
spiegels
F53 5 Knooppunt instrumentenpaneel
•
Voor bepaalde versies/markten
MOTORRUIMTE
ZEKERINGENKAST
De zekeringenkast bevindt zich aan de
rechterkant van de motorruimte. Ga als
volgt te werk om een zekering te
vervangen:
❒ Druk schroef A fig. 130 volledig in;
❒ draai tegelijk de schroef langzaam
linksom tot weerstand wordt
ervaren (niet te vast draaien);
❒ draai de schroef langzaam los;
❒ het openen wordt aangegeven als
de kop van de schroef volledig uit
zijn zitting is gekomen;
❒ verwijder deksel B door het op de
zijgeleiders naar boven te schuiven,
zoals aangegeven in de afbeelding.
❒ na het terugplaatsen van de
zekering, herplaats de afdekking, en
zorg ervoor dat deze goed is
afgesloten.
130DVDF0S0201c
Page 146 of 224

NOODGEVALLEN
144
ALS DE ACCU
LEEG IS 36)
BELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu geldt slechts ter
informatie. Geadviseerd wordt contact
op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om deze
werkzaamheden te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
Het verdient aanbeveling de accu
langzaam en met een lage
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
Versies zonder Start&Stop
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒ koppel de klem los van de minpool
van de accu;
❒ sluit de kabels van de lader aan op
de klemmen van de accu, met
inachtneming van de juiste polariteit;
❒ schakel de acculader in;
❒ schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒ sluit de klem weer op de minpool
van de accu aan.
Versies zonder Start&Stop
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
❒ koppel de stekker A fig. 132 van de
accusensor C op de minklem D van
de accu los (door op de knop B te
drukken);
132DVDF0S0127c
❒ sluit de pluskabel van de acculader
aan op de plusklem E fig. 133 van
de accu en de minkabel op de klem
van de sensor D zoals aangegeven
in de figuur;
❒ schakel de acculader in; Schakel na
het opladen de acculader uit;
❒ sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A
weer aan op de sensor C zoals
getoond fig. 132.
133DVDF0S0128c