display FIAT 500L 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: 500L, Model: FIAT 500L 2018Pages: 280, PDF Size: 4.78 MB
Page 12 of 280

FIAT CODE SYSTEEM
Dit is een elektronische startblokkering
die de beveiliging tegen
diefstalpogingen verbetert. Het systeem
wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de contactsleutel wordt
verwijderd.
In elke sleutel zit een elektronisch
apparaatje dat het uitgezonden signaal,
afkomstig van een antenne die in het
contactslot is ingebouwd, kan
identificeren wanneer de motor gestart
wordt. Dit signaal is het "wachtwoord"
(dat elke keer dat de auto wordt gestart
wijzigt) waarmee de regeleenheid de
sleutel herkent en het starten van
de motor vrijgeeft.
WERKING
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de stand MAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Fiat CODE-systeem een
herkenningscode naar de
motorregeleenheid (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.
Deze code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het Fiat CODE-
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt
het Fiat CODE-systeem de functies van
de motorregeleenheid uit. Als de code
tijdens het starten niet correct wordt
herkend, gaat het lampje
op het
display van het instrumentenpaneel
branden. Draai in dit geval de sleutel
naar STOP en vervolgens naar MAR;
als de motor geblokkeerd blijft, probeer
dan nogmaals met een van de andere
geleverde sleutels. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als de
motor nog steeds niet gestart kan
worden.
Activering van het symbool tijdens
het rijden
Als het symbool
gaat branden,
betekent dit dat het systeem een
zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij een
spanningsval). Als het symbool blijft
branden, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
SLEUTELS
1)1)1)
MECHANISCHE SLEUTEL
De metalen baard A fig. 2 van de sleutel
bedient het contactslot en de
portiersloten.
Ga om duplicaatsleutels te vragen naar
het Fiat Servicenetwerk en neem een
identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw auto
mee.
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
(voor bepaalde versies/markten)
De metalen baard A fig. 3 van de sleutel
bedient het contactslot en de
portiersloten. Druk op knop B om de
metalen baard in/uit te klappen.
2F0Y0117C
10
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 26 of 280

BUITENVERLICHTING
De buitenverlichting kan alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel
in de stand MAR.
DAGRIJVERLICHTING
(DRL)
(voor bepaalde versies/markten)
20) 21)
Met de sleutel in de stand MAR en
draaischakelaar A fig. 26 naar de stand
Ogedraaid, gaan de dagrijlichten
automatisch branden; de overige
lichten en de interieurverlichting blijven
uit.STADSLICHT / DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de schakelaar A naar
. Als
het dimlicht wordt ingeschakeld, gaat
de dagrijverlichting uit en worden het
stadslicht en het dimlicht ingeschakeld.
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en de
draaischakelaar A vanOnaar
wordt
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden. Het
lampje
op het instrumentenpaneel
gaat branden.
Als het stadslicht nog aan staat en het
bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal en wordt op
het display een bericht weergegeven
om aan te geven dat de lichten nog zijn
ingeschakeld. Het geluidssignaal stopt
wanneer het bestuurdersportier wordt
gesloten.
MISTLICHTEN /
MISTACHTERLICHTEN
De mistlampen kunnen altijd worden
ingeschakeld.
Als de mistlampen met draaischakelaar
Oworden ingeschakeld, gaan de
dagrijlichten (indien aanwezig) uit en
gaan de stadslichten vóór en achter
aan.Als de mistlampen met de
draaischakelaar op
worden
ingeschakeld en de schemersensor
omstandigheden voor dagrijlichten
detecteert, gaan de dagrijlichten (indien
aanwezig) uit en gaan de stadslichten
vóór en achter aan.
Druk, om de mistlampen/
mistachterlichten in te schakelen, als
volgt op knop fig. 27:
eerste keer indrukken:
mistkoplampen aan;
tweede keer drukken:
mistachterlichten en mistkoplampen (al
ingeschakeld door de eerste keer
drukken) aan;
derde keer indrukken:
mistkoplampen/mistachterlichten uit.
26F0Y0048C
27F0Y0648C
24
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 28 of 280

"Lane change"-functie
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, drukt u de linkerhendel
korter dan een halve seconde lichtjes in
de gewenste stand. De
richtingaanwijzer aan de gekozen kant
knippert vijf maal en wordt vervolgens
automatisch uitgeschakeld.
“Bochtverlichting”
Wanneer het dimlicht ingeschakeld is
en de snelheid lager is dan 40 km/h, als
de draaihoek van het stuurwiel groot is
of de richtingaanwijzers branden, gaat
er een lamp (ingebouwd in de
mistlamp) branden aan de betreffende
kant om het zicht 's nachts te
verbeteren.
INTERIEURVERLICHTING
De functie kan worden ingeschakeld en
de tijd worden ingesteld via het
"Instellingenmenu" van het
Uconnect™-systeem. Wanneer de
portieren worden ontgrendeld, gaan de
stadslichten en de instapverlichting
voor de in het instellingenmenu
ingestelde tijdsduur aan.
Als een portier eenmaal is geopend,
blijft het licht nog 180 seconden
branden, of nog 10 seconden nadat het
portier is gesloten."FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto gedurende een ingestelde
tijdsduur worden verlicht.
Inschakeling
Trek, met de contactsleutel in de stand
STOP of verwijderd, de linkerhendel
binnen 2 minuten na het uitzetten van
de motor naar het stuurwiel. Elke keer
dat de hendel wordt bediend, blijft
de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden. Wanneer deze tijd verstrijkt,
worden de lichten automatisch
uitgeschakeld.
Elke keer als de hendel wordt bediend,
gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel branden. Op het
display verschijnt een bericht en de
voor de functie ingestelde tijdsduur. Het
lampje
gaat branden wanneer
de hendel voor het eerst wordt bediend
en blijft branden totdat de functie
automatisch wordt uitgeschakeld.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel getrokken.
BELANGRIJK
20)De dagrijverlichting is een alternatief
voor het dimlicht in landen waar dit tijdens
het rijden overdag verplicht is, en is tevens
toegestaan in landen waar dit niet verplicht
is.
21)De dagrijlichten mogen het dimlicht niet
vervangen tijdens het rijden in het donker
of in tunnels. Het gebruik van de
dagrijlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt. Neem de wettelijke
voorschriften in acht.
26
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 43 of 280

AARDGASTANK
De auto heeft een tank A fig. 53 (die
onder druk staat) voor de opslag van
het LPG in vloeibare toestand die
zich met een geschikte bescherming in
de ruimte voor het reservewiel bevindt.
Certificatie AARDGASTANK
De aardgas tank is gecertificeerd in
overeenstemming met de geldende
voorschriften.In Italië heeft de tank een levensduur
van 10 jaar vanaf de
kentekenregistratiedatum van de auto.
Als het voertuig in een ander land
dan Italië geregistreerd is, kunnen de
levensduur en de test-/
inspectieprocedures variëren afhankelijk
van de wetgeving die in dat land van
kracht is. Ga in ieder geval, als de
tijdslimiet in uw land verstreken is, naar
een Fiat dealer om de tank te laten
vervangen.
KEUZE VAN
BRANDSTOFTOEVOER
BENZINE OF AARDGAS
Met de knop fig. 54 (benzine/
aardgasschakelaar) kunt u werking op
benzine of aardgas selecteren.Als, tijdens de werking op LPG, het
LPG opraakt, schakelt het systeem
automatisch over op benzine en gaan
alle streepjes in de buurt van de letters
LPG op het display uit. Deze toestand
houdt aan tot de volgende LPG-
tankbeurt.
De motor wordt altijd gestart op
benzine, met automatische
omschakeling naar LPG wanneer de
beste omstandigheden
(motorkoelvloeistoftemperatuur,
minimum motortoerental) voor
omschakeling naar LPG zijn bereikt.
51F0Y0424C
52F0Y0720C
53F0Y0423C54F0Y0657C
41
Page 45 of 280

22)In bijzondere gebruiksomstandigheden,
zoals starten en de werking op LPG met
een laag propaangehalte bij lage
buitentemperaturen, kan het systeem
tijdelijk omschakelen naar de werking op
benzine, zonder dat er op het display
een indicatie verschijnt of een lampje gaat
branden. Als het aardgasniveau in de
tank laag is of als er hoge prestaties
gevraagd worden (bijv. inhalen, volgeladen
auto, steile hellingen) kan het systeem
automatisch overschakelen naar werking
op benzine om het vereiste
motorvermogen te garanderen; het groene
lampje op het instrumentenpaneel gaat
branden om dit aan te geven. Wanneer
bovengenoemde omstandigheden niet
langer aanwezig zijn, keert het systeem
automatisch terug naar werking op LPG en
gaat het groene lampje uit. Om
bovenbeschreven automatische
omschakeling te verkrijgen, moet u zich
ervan verzekeren dat er altijd voldoende
brandstof in de benzinetank zit.VERSIE MET
AARDGASSYSTEEM
(Natural Power)
37) 38) 39) 40)
23) 24) 25) 26) 27)
INLEIDING
De versie "Natural Power" heeft twee
brandstofsystemen, een voor benzine
en een voor aardgas (methaan).
CILINDERS
De auto is uitgerust met twee cilinders
(totale inhoud ongeveer 84 liter), die
zich onder de vloer bevinden (fig. 55 en
fig. 56), die beschermd zijn met twee
speciale schermen, en die gevuld
zijn met gecomprimeerd aardgas in
gasvormige toestand (nominale druk
200 bar bij 15°C).Het aardgas, onder hoge druk
opgeslagen in de cilinders, stroomt via
een speciale pijp naar het
reduceerventiel/de drukregelaar die de
twee aardgasinjectoren van brandstof
op lage druk (ongeveer 9 bar) voorziet.
Cilinderinhoud: ongeveer 14 kg.
Het totale volume van de cilinders is
ongeveer 84 liter.
55F0Y0245C
56F0Y0246C
43
Page 47 of 280

BELANGRIJK
37)De auto is uitgerust met een
aardgassysteem op hoge druk dat
ontworpen is om te werken op nominaal
200 bar. Het is gevaarlijk het systeem
te forceren om met hogere drukwaarden te
werken. Volg voor het slepen of opkrikken
van de auto, de aanwijzingen in de
paragraaf "Slepen van de auto" om
beschadigingen aan de onderdelen van het
aardgassysteem te voorkomen. Neem bij
een storing in het aardgassysteem alleen
contact op met een Fiat dealerbedrijf.
Breng geen wijzigingen aan de configuratie
of onderdelen van het aardgassysteem
aan; deze zijn uitsluitend voor deze auto
ontworpen. Het gebruik van andere
componenten of materialen kan leiden tot
storingen en kan de veiligheid in gevaar
brengen.
38)Bij gebruik van een lakoven moeten de
cilinders uit het voertuig verwijderd worden
en vervolgens worden gemonteerd bij
een Fiat dealer. Hoewel het
aardgassysteem talrijke
veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt
geadviseerd de handbediende kranen voor
de cilinders te sluiten, elke keer als de
auto lange tijd niet gebruikt wordt,
getransporteerd wordt op een andere auto
of als het verplaatst wordt in een
noodgeval na pech of een ongeval.
39)Schakel niet om tussen de twee
werkingsmethodes tijdens het starten van
de motor.40)Als er gaslucht wordt waargenomen,
schakel dan over van werking op aardgas
naar werking op benzine en ga onmiddellijk
naar een Fiat Servicepunt om het voertuig
te laten controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.
BELANGRIJK
23)Als, tijdens de werking op aardgas, het
aardgas opraakt, schakelt het systeem
automatisch over op benzine en gaan alle
streepjes in de buurt van de letters CNG
op het display uit. Deze weergave blijft
zo tot de volgende aardgastankbeurt.
24)Onafhankelijk van het laatst gebruikte
brandstoftoevoersysteem, zal het systeem
bij de volgende keer dat de motor gestart
wordt, na de aanvankelijke benzinefase,
automatisch overschakelen naar aardgas.
25)Wanneer omschakelen van benzine
naar aardgas wordt gevraagd, kan tijdens
het starten van de auto een metaalachtig
geluid van de klep die druk opbouwt in het
circuit hoorbaar zijn. Bij de
omschakelingslogica zoals hierboven
beschreven, is een vertraging tussen het
tikkende geluid van de kleppen en het
uitgaan van het groene lampje
volstrekt
normaal.26)In bijzondere gebruiksomstandigheden,
zoals starten en de werking bij lage
omgevingstemperatuur kan het systeem
tijdelijk omschakelen naar de werking
op benzine, zonder dat er een indicatie
verschijnt of een lampje gaat branden. Als
het aardgasniveau in de tank laag is of
als er hoge prestaties gevraagd worden
(bijv. inhalen, volgeladen auto, steile
hellingen) kan het systeem automatisch
omschakelen naar de werking op benzine
om het vereiste motorvermogen te
garanderen; het groene lampje
gaat
branden om dit aan te geven. Wanneer
bovengenoemde omstandigheden niet
langer aanwezig zijn, keert het systeem
automatisch terug naar werking op
aardgas. Het groen lampje
gaat uit. Om
bovenbeschreven automatische
omschakeling te verkrijgen, moet u zich
ervan verzekeren dat er altijd voldoende
brandstof in de benzinetank zit.
27)Op de andere plaatjes (bij de
voertuigdocumenten geleverd) is de
verwachte datum voor de eerste
controle/test van de cilinder aangegeven.
Aardgastankstations zijn niet bevoegd
de cilinders bij te vullen als de
inspectiedatum verstreken is.
45
Page 48 of 280

KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.DASHBOARD EN
INSTRUMENTENPANEEL ............... 47
DISPLAY ......................................... 48
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 51
-Rode lampjes................................... 52
-Gele lampjes.................................... 56
-Groene lampjes................................ 61
-Blauwe lampjes................................ 62
46
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 49 of 280

DASHBOARD EN INSTRUMENTENPANEEL
De achtergrondkleur en het type van de instrumenten kunnen afhankelijk van de versies variëren.
A. Snelheidsmeter / B. Digitale meter brandstofniveau / C. Display / D. Digitale thermometer koelvloeistof / E. Kilometerteller
De lampjes op het bedieningspaneel kunnen verschillend zijn afhankelijk van de versie/het uitrustingsniveau (bijv. LPG, Natural
Power, Dualogic versnellingsbak enz.) van het voertuig. Het lampje
is alleen aanwezig op dieselversies. Bij dieselversies
komt het maximum motortoerental (rode bereik op de toerenteller) overeen met 7000 tpm.
58F0Y0639C
47
Page 50 of 280

DISPLAY
BESCHRIJVING
Tijdens het rijden wordt op het display
nuttige informatie voor de bestuurder
weergegeven.Op het display fig. 59 wordt de
volgende informatie weergegeven:A: hoogteregeling koplampen,
Start&Stop, ingeschakelde versnelling
en rijmodus (versies met Dualogic-
versnellingsbak) of Gear Shift Indicator
(versies met handgeschakelde
versnellingsbak), kompasweergave
(bepaalde versies/markten)
B: Opties Instellingenmenu (zie
details op volgende pagina’s)
C: rijsnelheid,
waarschuwingsberichten/alle
storingsindicaties
D: totaal aantal afgelegde
kilometers (of mijlen) en pictogrammen
van alle storingsindicaties
SCHAKELINDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciale melding
op het instrumentenpaneel. Via de
GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
"SHIFT UP"-pictogram
(SHIFT): de
GSI adviseert om op te schakelen.
"SHIFT DOWN"-pictogram
(SHIFT): de GSI adviseert om terug
te schakelen.Het pictogram blijft op het display
branden tot er een versnelling wordt
ingeschakeld of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich aan de linkerkant
van het stuurwiel fig. 60.
Hiermee kan de bestuurder de opties in
het Instellingenmenu van het display
selecteren en bedienen (zie paragraaf
"Instellingenmenu").
/: druk de knoppen in en laat
ze los voor toegang tot het
Instellingenmenu en om omhoog en
omlaag door het menu en de
submenu's te bladeren.
/: druk op de knoppen en laat
ze los om toegang te krijgen tot de
informatieschermen of de submenu's
van een optie van het Instellingenmenu.
OK: druk op deze knop om
toegang te krijgen tot de infoschermen
of de submenu's van een optie van
het Instellingenmenu of om deze te
selecteren. Houd de knop 1 seconde
ingedrukt om de weergegeven/
geselecteerde functies te resetten.
Tachimetro
Premere OK per MPH
59F0Y0658C
48
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 51 of 280

INSTELLINGENMENU
Het Instellingenmenu omvat de
volgende opties:
Snelheidsmeter
Trip
Info voertuig
Audio
Telefoon (voor bepaalde versies/
markten)
Navigatie (voor bepaalde versies/
markten)
Aankondiging
Voertuiginstellingen
Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, geeft het display de
laatste menuoptie weer die actief was
voordat de motor werd uitgeschakeld.OPMERKING Bij hetUconnect™-
systeem worden sommige menuopties
weergegeven en beheerd op het
display van dat systeem en niet op het
display op het instrumentenpaneel
(zie het Multimedia-hoofdstuk of het
online beschikbare supplement).
Voertuiginstellingen
Met deze menuoptie kunnen de
instellingen gewijzigd worden voor:
"Display"
"Veiligheid / Hulp"
"Veiligheid"
"Oliepeil resetten" (uitsluitend 0.9
TwinAir Turbo-versies)
Display
Door het kiezen van de optie "Display"
kan toegang verkregen worden tot
de instellingen/informatie met
betrekking tot: “Dimmer” (voor
bepaalde versies/markten),
“Scherminstellingen”, “Zie telefoon”,
“Zie navigatie”, “Trip B automatisch
resetten".
Veiligheid / Hulp
Door het kiezen van de optie “Veiligheid
/ Hulp” kan toegang verkregen worden
tot de instellingen/informatie met
betrekking tot: “City Brake Control”
(voor bepaalde versies/markten),
“Volume parkeersensor”,
“Geluidssterkte waarsch.”.Veiligheid
Door het kiezen van de optie
"Veiligheid" kan toegang verkregen
worden tot de instellingen/informatie
met betrekking tot: “Hill Holder” (voor
bepaalde versies/markten), “Airbag
passagier” (voor bepaalde versies/
markten), Piep veiligheidsgordels”,
“Snelheidspiep”.
Oliepeil resetten
(Uitsluitend 0.9 TwinAir Turbo-versies)
Door het kiezen van dit item kan de
waarschuwing voor het bijvullen van de
motorolie worden gereset, die iedere
8.000 km wordt weergegeven.
Ga als volgt te werk om deze
waarschuwing na het bijvullen van
motorolie te resetten:
druk kort op deOK-knop op het
stuurwiel: op het display wordt "Oliepeil
resetten" weergegeven;
druk opom "Ja" te selecteren en
de waarschuwing voor het bijvullen te
resetten, of druk op
om “Nee” te
selecteren als u de waarschuwing niet
wilt resetten.
BELANGRIJK Als de olie niet wordt
bijgevuld, kan het oliepeil te laag
worden, waardoor de auto mogelijk niet
meer normaal functioneert en zelfs
kan stilvallen.
60F0Y0659C
49