display FIAT 500L LIVING 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: 500L LIVING, Model: FIAT 500L LIVING 2019Pages: 260, PDF Size: 5.65 MB
Page 13 of 260
FIAT CODE SYSTEEM
Dit is een elektronische startblokkering
die de beveiliging tegen
diefstalpogingen verbetert. Het systeem
wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de contactsleutel wordt
verwijderd.
In elke sleutel zit een elektronisch
apparaatje dat het uitgezonden signaal,
afkomstig van een antenne die in het
contactslot is ingebouwd, kan
identificeren wanneer de motor gestart
wordt. Dit signaal is het "wachtwoord"
(dat elke keer dat de auto wordt gestart
wijzigt) waarmee de regeleenheid de
sleutel herkent en het starten van
de motor vrijgeeft.
WERKING
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de stand MAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Fiat CODE-systeem een
herkenningscode naar de
motorregeleenheid (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.
Deze code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het Fiat CODE-
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt
het Fiat CODE-systeem de functies van
de motorregeleenheid uit. Als de code
tijdens het starten niet correct wordt
herkend, gaat het lampje
op het
display van het instrumentenpaneel
branden. Draai in dit geval de sleutel
naar STOP en vervolgens naar MAR;
als de motor geblokkeerd blijft, probeer
dan nogmaals met een van de andere
geleverde sleutels. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als de
motor nog steeds niet gestart kan
worden.
Activering van het symbool tijdens
het rijden
Als het symbool
gaat branden,
betekent dit dat het systeem een
zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij een
spanningsval). Als het symbool blijft
branden, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
SLEUTELS
1)1)1)
MECHANISCHE SLEUTEL
De metalen baard A fig. 2 van de sleutel
bedient het contactslot en de
portiersloten.
Ga om duplicaatsleutels te vragen naar
het Fiat Servicenetwerk en neem een
identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw auto
mee.
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
(voor bepaalde versies/markten)
De metalen baard A fig. 3 van de sleutel
bedient het contactslot en de
portiersloten. Druk op knop B om de
metalen baard in/uit te klappen.
2F0Y0117C
11
Page 26 of 260
BUITENVERLICHTING
De buitenverlichting kan alleen worden
ingeschakeld met de contactsleutel
in de stand MAR.
DAGRIJLICHTEN (DRL)
(voor bepaalde versies/markten)
20) 21)
Met de sleutel in de stand MAR en
draaischakelaar A fig. 26 naar de stand
Ogedraaid, gaan de dagrijlichten
automatisch branden; de overige
lichten en de interieurverlichting blijven
uit.STADSLICHT / DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de schakelaar A naar
. Als
het dimlicht wordt ingeschakeld, gaat
de dagrijverlichting uit en worden het
stadslicht en het dimlicht ingeschakeld.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en de
draaischakelaar A vanOnaar
wordt
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden. Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Als het stadslicht nog aan staat en het
bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal en wordt op
het display een bericht weergegeven
om aan te geven dat de lichten nog zijn
ingeschakeld. Het geluidssignaal stopt
wanneer het bestuurdersportier wordt
gesloten.
MISTLICHTEN /
MISTACHTERLICHTEN
De mistlampen kunnen altijd worden
ingeschakeld.
Als de mistlampen met draaischakelaar
Oworden ingeschakeld, gaan de
dagrijlichten (indien aanwezig) uit en
gaan de stadslichten vóór en achter
aan.Als de mistlampen met de
draaischakelaar op
worden
ingeschakeld en de schemersensor
omstandigheden voor dagrijlichten
detecteert, gaan de dagrijlichten (indien
aanwezig) uit en gaan de stadslichten
vóór en achter aan.
Druk, om de mistlampen/
mistachterlichten in te schakelen, als
volgt op knop fig. 27:
eerste keer indrukken:
mistlampen aan;
tweede keer drukken:
mistachterlichten en mistkoplampen (al
ingeschakeld door de eerste keer
drukken) aan;
derde keer indrukken:
mistlampen uit;
vierde keer drukken:
mistachterlichten en mistlampen (reeds
uitgeschakeld door de derde keer
drukken) uit.
27F0Y0648C
24
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
"&99;U;;W^’
Page 28 of 260
"Lane change" functie
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, drukt u de linkerhendel
korter dan een halve seconde lichtjes in
de gewenste stand. De
richtingaanwijzer aan de gekozen kant
knippert vijf keer en wordt vervolgens
automatisch uitgeschakeld.
“Bochtverlichting”
Wanneer het dimlicht ingeschakeld is
en de snelheid lager is dan 40 km/h, als
de draaihoek van het stuurwiel groot is
of de richtingaanwijzers branden, gaat
er een lamp (ingebouwd in de
mistlamp) branden aan de betreffende
kant om het zicht 's nachts te
verbeteren.
INSTAPVERLICHTING
De functie kan worden ingeschakeld en
de tijd worden ingesteld via het
"Instellingenmenu" van het
Uconnect™-systeem. Wanneer de
portieren worden ontgrendeld, gaan de
stadslichten en de instapverlichting
voor de in het instellingenmenu
ingestelde tijdsduur aan.
Als een portier eenmaal is geopend,
blijft het licht nog 180 seconden
branden, of nog 10 seconden nadat het
portier is gesloten."FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto gedurende een ingestelde
tijdsduur worden verlicht.
Inschakeling
Trek, met de contactsleutel in de stand
STOP of verwijderd, de linkerhendel
binnen 2 minuten na het uitzetten van
de motor naar het stuurwiel. Elke keer
dat de hendel wordt bediend, blijft
de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden. Wanneer deze tijd verstrijkt,
worden de lichten automatisch
uitgeschakeld.
Elke keer als de hendel wordt bediend,
gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel branden. Op het
display verschijnt een bericht en de
voor de functie ingestelde tijdsduur. Het
lampje
gaat branden wanneer
de hendel voor het eerst wordt bediend
en blijft branden totdat de functie
automatisch wordt uitgeschakeld.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel getrokken.
BELANGRIJK
20)De dagrijverlichting is een alternatief
voor het dimlicht in landen waar dit tijdens
het rijden overdag verplicht is, en is tevens
toegestaan in landen waar dit niet verplicht
is.
21)De dagrijlichten mogen het dimlicht niet
vervangen tijdens het rijden in het donker
of in tunnels. Het gebruik van de
dagrijlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswet van het land waar u
rijdt. Neem de wettelijke voorschriften
in acht.
26
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 43 of 260
KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN ................ 42
DISPLAY ......................................... 43
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 46
-Rode waarschuwingslampjes........... 47
-Gele waarschuwingslampjes............. 51
-Groene waarschuwingslampjes.......... 57
-Blauwe lampjes.................................. 58
-AANDUIDING LAAG NIVEAU
AdBlue® (UREUM) ADDITIEF VOOR
DIESELUITSTOOT ............................... 67
41
Page 44 of 260
BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en het type van de instrumenten kunnen afhankelijk van de versies variëren.
A. Snelheidsmeter / B. Digitale meter brandstofniveau / C. Display / D. Digitale thermometer koelvloeistof / E. Kilometerteller
De waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel kunnen verschillend zijn afhankelijk van de versie/het uitrustingsniveau
(bijv. Dualogic-versnellingsbak, enz.) van het voertuig. Het lampje
is alleen aanwezig op dieselversies. Bij dieselversies komt
het maximum motortoerental (rode bereik op de toerenteller) overeen met 7000 tpm.
51F0Y0639C
42
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 45 of 260
DISPLAY
BESCHRIJVING
Tijdens het rijden wordt op het display
nuttige informatie voor de bestuurder
weergegeven.Op het display fig. 52 wordt de
volgende informatie weergegeven:A: hoogteregeling koplampen,
Start&Stop, ingeschakelde versnelling
en rijmodus (versies met Dualogic-
versnellingsbak) of Gear Shift Indicator
(versies met handgeschakelde
versnellingsbak), kompasweergave
(bepaalde versies/markten)
B: Opties Instellingenmenu (zie
details op volgende pagina’s)
C: rijsnelheid,
waarschuwingsberichten/alle
storingsindicaties
D: totaal aantal afgelegde
kilometers (of mijlen) en pictogrammen
van alle storingsindicaties
SCHAKELINDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciale melding
op het instrumentenpaneel. Via de
GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
"SHIFT UP"-pictogram
SHIFT: de
GSI adviseert om op te schakelen.
"SHIFT DOWN"-pictogram
SHIFT:
de GSI adviseert om terug te
schakelen.Het pictogram blijft op het display
branden tot er een versnelling wordt
ingeschakeld of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.
BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich aan de linkerkant
van het stuurwiel fig. 53.
Hiermee kan de bestuurder de opties in
het Instellingenmenu van het display
selecteren en bedienen (zie paragraaf
"Instellingenmenu").
/: druk de knoppen in en laat
ze los voor toegang tot het
Instellingenmenu en om omhoog en
omlaag door het menu en de
submenu's te bladeren.
/: druk op de knoppen en laat
ze los om toegang te krijgen tot de
informatieschermen of de submenu's
van een optie van het Instellingenmenu.
OK: druk op deze knop om
toegang te krijgen tot de infoschermen
of de submenu's van een optie van
het Instellingenmenu of om deze te
selecteren. Houd de knop 1 seconde
ingedrukt om de weergegeven/
geselecteerde functies te resetten.
52F0Y0658C
43
Page 46 of 260
SET-UP-MENU
Het Instellingenmenu omvat de
volgende opties:
Snelheidsmeter
Trip
Info voertuig
Audio
Telefoon (voor bepaalde versies/
markten)
Navigatie (voor bepaalde versies/
markten)
Waarschuwingen
Voertuiginstellingen
Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, geeft het display de
laatste menuoptie weer die actief was
voordat de motor werd uitgeschakeld.OPMERKING Met hetUconnect™-
systeem worden sommige menuopties
weergegeven en beheerd op het
display van dat systeem en niet op het
display van het instrumentenpaneel
(zie het hoofdstuk Multimedia of het
online beschikbare supplement).
Voertuiginstellingen
Door middel van deze menuoptie
kunnen de instellingen gewijzigd
worden voor:
"Display"
"Veiligheid / Hulp"
"Beveiliging”
Display
Door het kiezen van de optie "Display"
kan toegang verkregen worden tot
de instellingen/informatie met
betrekking tot: “Dimmer” (voor
bepaalde versies/markten),
“Scherminstellingen”, “Zie telefoon”,
“Zie navigatie”, “Trip B automatisch
resetten".
Veiligheid / Hulp
Door het kiezen van de optie “Veiligheid
/ Hulp” kan toegang verkregen worden
tot de instellingen/informatie met
betrekking tot: “City Brake Control”
(voor bepaalde versies/markten),
“Volume parkeersensor”,
“Geluidssterkte waarsch.”.Veiligheid
Door het kiezen van de optie
"Veiligheid" kan toegang verkregen
worden tot de instellingen/informatie
met betrekking tot: “Hill Holder” (voor
bepaalde versies/markten), “Airbag
passagier” (voor bepaalde versies/
markten), Piep veiligheidsgordels”,
“Snelheidspiep”.
BELANGRIJK Als de olie niet wordt
bijgevuld, kan het oliepeil te laag
worden, waardoor de auto mogelijk niet
meer normaal functioneert en zelfs
kan stilvallen.
TRIP COMPUTER
De Trip Computer geeft informatie over
de werking van de auto weer wanneer
de contactsleutel in de stand MAR
staat.
De Trip Computer omvat:
Moment. Info:: geeft de
parameters “Bereik” en "Momentaan
verbruik” weer.
"Trip A" geeft de volgende waarden
weer: “Gereden afstand”, “Reisduur”,
“Gemiddeld brandstofverbruik” en
“Gemiddelde snelheid”
"Trip B" geeft de volgende waarden
weer: “Gereden afstand”, “Reistijd”,
“Gemiddeld brandstofverbruik” en
“Gemiddelde snelheid”.
53F0Y0659C
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 48 of 260
LAMPJES EN BERICHTEN
BELANGRIJK De controlelampjes gaan branden en er verschijnt een speciaal bericht en/of er klinkt een geluidssignaal,
wanneer van toepassing. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun beknopte karakter niet worden
beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het wordt daarom
geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen. In geval van een storingsmelding moet men zich altijd aan de
instructies houden die in dit hoofdstuk zijn beschreven.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die op het display worden weergegeven, kunnen worden onderverdeeld in twee
categorieën: ernstige storingen en minder ernstige storingen. Ernstige storingen worden langdurig herhaald weergegeven.
Minder ernstige storingen worden kort herhaald weergegeven. De herhaaldelijke weergave op het display van beide
categorieën kan onderbroken worden. De melding op het instrumentenpaneel blijft branden tot de oorzaak van de storing is
verholpen.
46
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 49 of 260
LAMPJES OP INSTRUMENTENPANEEL
Rode waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodREMVLOEISTOF BENEDEN PEIL/HANDREM AANGETROKKEN
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Remvloeistofniveau te laag
Dit lampje gaat branden wanneer het remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het minimumpeil
bevindt, bijvoorbeeld door een lek in het remcircuit. Bij sommige versies worden een bericht en een
symbool op het display weergegeven. Herstel het remvloeistofniveau, controleer daarna of het lampje
gedoofd is. Als het waarschuwingslampje blijft branden, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Handrem aangetrokken
Het lampje (of symbool op het display) gaat branden wanneer de handrem wordt aangetrokken. Als de
auto in beweging is, hoort u bij bepaalde versies ook een geluidssignaal. Zet de handrem los, controleer
daarna of het lampje gedoofd is. Als het waarschuwingslampje blijft branden, contact opnemen met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wanneer het waarschuwingslampje tijdens het rijden geactiveerd wordt, controleer dan dat
de handrem niet is aangetrokken.
rood
geelSTORING EBD
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet
even later doven.
Wanneer de waarschuwingslampjes
(rood) and(geel) bij draaiende motor tegelijk gaan branden,
dan is er een storing in het EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de
achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren waardoor de auto begint te slippen. Bij sommige versies
verschijnt een speciaal bericht op het display.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde dealer van het Fiat Servicenetwerk om het systeem
onmiddellijk te laten controleren.
47
Page 51 of 260
Waarschuwingslampje Wat het betekent
roodTE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het lampje gaat branden wanneer de motor oververhit is. Bij sommige versies verschijnt een speciaal
bericht op het display.
Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het
koelvloeistofniveau in het reservoir onder het MIN-teken staat. Als dit het geval is, wacht dan tot de motor
is afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de dop open, vul koelvloeistof bij en controleer of
het peil tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer ook op de aanwezigheid van
vloeistoflekken. Als na het starten het lampje (of symbool op het display) opnieuw aangaat, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Wanneer de auto onder zware omstandigheden wordt gebruikt (bijv. wanneer er tijdens het
rijden hoge prestaties gevraagd worden):minder snelheid en, als het lampje blijft branden, breng de
auto tot stilstand. Wacht 2 of 3 minuten met draaiende motor en geef ietwat gas om de
koelvloeistofcirculatie te bevorderen. Zet vervolgens de motor af. Controleer of het koelvloeistofpeil correct
is, zoals hiervoor beschreven is.
BELANGRIJK Het is raadzaam om onder zware bedrijfsomstandigheden de motor voor het afzetten enkele
minuten te laten draaien met het gaspedaal iets ingetrapt.
49