dashboard FIAT DOBLO COMBI 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DOBLO COMBI, Model: FIAT DOBLO COMBI 2018Pages: 284, PDF Size: 23.89 MB
Page 21 of 284

BESTUURDERSSTOEL
(voor Doblò/Doblò Combi/Cargo-
versies, indien aanwezig)
15)
Verstellen in lengterichting
Trek hendel A fig. 19 omhoog en schuif
de stoel naar voren of naar achteren:
in de rijstand moeten de armen op
de rand van het stuurwiel rusten.
16)
Verstelling rugleuning
Draai de knop B fig. 19
Afstelling in hoogte
bestuurdersstoel
(voor bepaalde versies/markten)
Gebruik hendel C fig. 19 om het
achterste deel van het zitkussen
omhoog of omlaag te verstellen voor de
meest comfortabele rijstand.
BELANGRIJK Afstellen mag alleen
wanneer u op de betreffende stoel zit.
Afstelling lendensteun
bestuurdersstoel
(voor bepaalde versies/markten)
Draai knop D fig. 19 om de
rugleuningsteun te verstellen.
Verwarmde stoelen
(voor bepaalde versies/markten)
Druk, met de sleutel naar stand MAR
gedraaid, op knop A fig. 20 om de
functie in/uit te schakelen.
Als de functie ingeschakeld is, brandt
de led op de knop.OPKLAPBARE
PASSAGIERSSTOEL
(voor bepaalde versies/markten)
Bij sommige Cargo-versies kan de
passagiersstoel worden opgeklapt.
17)
Schuif de stoel volledig naar achteren
om hem in te klappen om interferentie
met het dashboard te voorkomen.
Stoel opklappen
Ga als volgt te werk om de stoel op te
klappen:
open het portier aan passagierszijde;
trek aan de hendels A en klap de
rugleuning naar voren in de met de pijl
aangegeven richting;
druk dan de rugleuning B fig. 22
omlaag: de stoel is nu volledig in de
"tafel"-stand geplaatst;
19F0V0013
20F0V0208
19
Page 22 of 284

Stoel terugzetten
Om te stoel weer in de normale stand
te zetten, als volgt te werk gaan:
neem lip A fig. 24 en til de
rugleuning omhoog;
gebruik hendels B fig. 25 en til de
rugleuning verder op.
18) 19)
TOEGANG TOT DE
ACHTERSTOELEN
(Versies Doblò en Doblò Combi)
Om toegang te krijgen tot de
achterstoelen, een van de
zijschuifdeuren openen (zie "Portieren"
in dit hoofdstuk).
STOEL INKLAPBAAR IN
TAFELSTAND
(Versies Doblò en Doblò Combi, indien
aanwezig)
Bij sommige versies kan de stoel
ingeklapt worden in "tafel"-stand.
20)
Schuif de stoel volledig naar achteren
om hem in tafelstand in te klappen
om interferentie met het dashboard te
voorkomen.
21F0V0142
22F0V0143
23F0V0144
24F0V0145
25F0V0146
20
KENNISMAKING MET DE AUTO
trek aan lip C fig. 23 en duw de
rugleuning nog verder omlaag: de stoel
is nu volledig weggeklapt.
Page 26 of 284

De middelste rugleuning is voorzien van
een borgklem die als
documentenhouder kan worden benut.
BELANGRIJK Alvorens de middelste
rugleuning neer te klappen, moet u de
hoofdsteun volledig omlaag brengen
om te voorkomen dat het in contact
kan komen met de versnellingspook in
bepaalde rijomstandigheden.
Door aan de lip C fig. 35 te trekken, kan
alleen het midden- en zijdeel van de
bank worden opgetild voor toegang tot
een opbergruimte fig. 37.
BELANGRIJK
15)Verstel de stoelen nooit tijdens het
rijden.
16)Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd is
door te proberen hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
vergrendeld is, kan hij plotseling
verschuiven en zou u de controle over het
voertuig kunnen verliezen.
17)Sluit het dashboardpaneel alvorens de
wegklapbare voorpassagiersstoel neer te
klappen, om schade te voorkomen.
18)Als de passagiersstoel is weggeklapt,
kan de ontstane ruimte niet voor lading
worden gebruikt. Tijdens het rijden mogen
zich daar dus geen losse voorwerpen
bevinden die de bestuurder kunnen
hinderen.19)Indien er geen scheiding is tussen het
interieur en de bagageruimte, kunnen grote
voorwerpen of verpakkingen een deel van
de voor passagiers bestemde ruimte
innemen. Deze voorwerpen moeten altijd
goed zijn vastgezet met de daarvoor
bestemde haken en mogen geen hinder
opleveren voor de bestuurder.
20)Sluit het dashboardpaneel alvorens de
voorpassagiersstoel weg te klappen om
een tafel te vormen, om schade te
voorkomen.
21)Tijdens het rijden moeten, alvorens de
stoelen op de derde rij mogen worden
gebruikt, de stoelen op de tweede rij in de
rijstand staan en goed zijn verankerd (zie
het betreffende label fig. 28.
36F0V055137F0V0552
24
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 32 of 284

Elektrisch inklappen
De spiegels kunnen alleen worden
ingeklapt met de contactsleutel in de
stand MAR.
Zet de schakelaar A fig. 55 in stand E
om de spiegels in te klappen.
Zet schakelaar A in stand C om de
spiegels weer in de rijstand te zetten.
BELANGRIJK
26)Rijd alleen met de buitenspiegels in
stand A fig. 53. Omdat de buitenspiegels
gebogen zijn, kunnen zij uw perceptie
van de afstand enigszins wijzigen.
BUITENVERLICHTING
IN HET KORT
Op de linkerhendel zitten de
bedieningen voor de
buitenverlichting.
De buitenverlichting kan alleen
worden ingeschakeld met de
contactsleutel in de stand MAR.
Bij inschakeling van de
buitenverlichting, worden het
instrumentenpaneel en verschillende
bedieningselementen op het
dashboard verlicht.
DAGRIJLICHTEN (DRL)
(voor bepaalde versies/markten)
Met de sleutel in de stand MAR en de
ring in de standOgedraaid, gaan
de dagrijlichten automatisch aan; de
andere lampen en de binnenverlichting
blijven uit. Op bepaalde markten kan
het automatisch inschakelen van de
dagrijlichten via het display in-/
uitgeschakeld worden (zie "Digitaal/
multifunctioneel display" in deze
paragraaf). Als de dagrijlichten zijn
uitgeschakeld, gaat er bij de
draaischakelaar in standOgeen enkel
licht branden.Wanneer de dagrijlichten zijn
ingeschakeld en de richtingaanwijzers
worden ingeschakeld, gaat het
desbetreffende dagrijlicht uit (D.R.L.).27)
DIMLICHT KOPLAMPEN/
STADSLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de draaischakelaar op
. Als
het dimlicht wordt ingeschakeld, gaan
de dagrijlichten uit en worden het
stadslicht en het dimlicht ingeschakeld.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden. Als
de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en de
draaischakelaar vanOnaar
wordt
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
55F0V0560
56F0V0515
30
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 33 of 284

GROOTLICHT
Duw, met de draaischakelaar in stand
, de hendel naar voren naar het
dashboard (stabiele stand). Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden. Door
de hendel naar het stuurwiel te trekken,
wordt het grootlicht uitgeschakeld en
het dimlicht ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand). Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand fig.
57:
omhoog (stand 1): inschakeling
rechter richtingaanwijzer;
omlaag (stand 2): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Het lampje
ofgaat op het
instrumentenpaneel knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen
automatisch uit als het voertuig weer
rechtdoor rijdt.
Wanneer de dagrijlichten zijn
ingeschakeld (voor bepaalde versies/
markten, waar voorzien) en de
richtingaanwijzers worden
ingeschakeld, gaat het desbetreffende
dagrijlicht uit (D.R.L.)."Rijbaanwisselfunctie"
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, drukt u de linkerhendel
korter dan een halve seconde lichtjes in
de gewenste stand. De
richtingaanwijzer aan de gekozen kant
knippert vijf keer en wordt vervolgens
automatisch uitgeschakeld.
MISTLAMPEN
(voor bepaalde versies/markten)
Druk op knop
om de lampen in te
schakelen. Het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Wanneer de mistlampen branden, gaat
ook het stadslicht branden, terwijl de
dagverlichting uit gaat onafhankelijk van
de stand van de draaischakelaar.
Druk nogmaals op de knop om de
lichten uit te schakelen.MISTACHTERLICHTEN
Druk op de knop
met ingeschakeld
dimlicht of ingeschakelde mistlampen
voor om de mistachterlichten in te
schakelen. Het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Druk nogmaals op de knop om de
lichten uit te schakelen, of schakel het
dimlicht of de mistlampen voor uit (voor
bepaalde versies/markten).
"FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór het
voertuig gedurende een vooringestelde
tijd verlicht worden.
57F0V051658F0V0507
31
Page 37 of 284

Bij ingeschakelde ruitenwissers, wordt
bij het inschakelen van de
achteruitversnelling, ook de ruitenwisser
van de achterruit automatisch
geactiveerd.
3) 4)
"Intelligente" wis-/wasfunctie
(Voor bepaalde versies/markten)
Trek de hendel naar het stuur (instabiele
stand) om de ruitensproeier in te
schakelen.
Als de hendel langer dan een halve
seconde wordt aangetrokken, dan
worden in één beweging de
ruitenwissers en -sproeiers
ingeschakeld.
Als de hendel wordt losgelaten, stopt
de ruitenwisser na drie slagen.
Na circa 6 seconden volgt nog een
extra reinigingsslag.ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
(Voor bepaalde versies/markten)
Werkt alleen met de contactsleutel in
de stand MAR.
Inschakeling
Draai de draaischakelaar naar
om
de ruitenwisser achterruit in te
schakelen:
met de intermitterende modus
wanneer de ruitenwisser voorruit niet
functioneert;
met de synchrone modus (op halve
snelheid van de ruitenwisser voorruit)
wanneer de ruitenwisser voorruit
functioneert;
met de continue modus wanneer de
bediening in de achteruitversnelling
geactiveerd wordt.
Wanneer de ruitenwisser voorruit en de
achteruitversnelling geactiveerd zijn,
zal de ruitenwisser van de achterruit
continu werken.Door de hendel in de richting van het
dashboard te duwen (instabiele stand),
wordt de sproeier van de achterruit
ingeschakeld. Als de hendel ten minste
een halve seconde in deze stand wordt
gehouden, dan wordt ook de
ruitenwisser van de achterruit
ingeschakeld. Door de hendel los te
laten, wordt de intelligente wis-/
wasfunctie ingeschakeld, net als voor
de ruitenwisser van de voorruit.
Uitschakelen
De functie wordt uitgeschakeld zodra
de hendel wordt losgelaten.
5)
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde versies/markten)
Ze worden ingeschakeld als het
dimlicht brandt en de ruitenwisser
wordt ingeschakeld.
BELANGRIJK Controleer regelmatig de
werking van de sproeier en of hij
schoon is.
6)
63F0V0517
35
Page 43 of 284

AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
.
BEDIENINGSELEMENTEN
A AUTO-knop voor automatische regeling van alle functies.
B Keuzeknop luchtverdeling.
Luchtstroom naar de luchtroosters van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gezicht tijdens
het warme seizoen te verkoelen.
66F0V0505
41
Page 44 of 284

Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten voor en achter. Vanwege de natuurlijke neiging van warmte
om op te stijgen, warmt dit type verdeling het interieur zo snel mogelijk op, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel
wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen luchtroosters beenruimten (hetere lucht) en luchtuitstroomopeningen midden/zijkanten
dashboard (koelere lucht). Deze luchtverdeling is bijzonder nuttig op zonnige dagen in het voor- en najaar.
Luchtstroom verdeeld over uitstroomopeningen beenruimten en luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien voorruit/
voorste zijruiten. Dit type verdeling biedt een doeltreffende verwarming van het interieur en voorkomt dat de
ruiten beslaan.
C Display.
D Bedieningsknop MAX DEF-functie.
E Uitschakelingsknop klimaatregeling.
F Knop aan/uit compressor.
G Bedieningsknop luchtrecirculatie.
H Bedieningsknoppen verhogen/verlagen ventilatorsnelheid.
I Bedieningsknop temperatuur verhogen/verlagen.
L Toets voor inschakeling/uitschakeling verwarming achterruit en elektrische buitenspiegel (voor bepaalde versies/markten,
indien voorzien).
42
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 52 of 284

Stand 1 - vijf personen.
Stand 2 - vijf personen + bagage in de
bagageruimte.
Stand 3 - bestuurder + maximaal
toegestane lading in de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer elke keer
als de te vervoeren lading wijzigt de
stand van de lichtbundel.VERSIE MET
AARDGASSYSTEEM
(Natural Power)
41) 42) 43)
8) 9) 10)
INLEIDING
De Fiat Doblò Natural Power-versie
heeft twee brandstoftoevoersystemen,
een voor benzine en een voor aardgas
(methaan).
Het type brandstoftoevoer kiezen
Fiat Doblò Natural Power is
geconfigureerd voor een normale
werking op aardgas.
Het systeem schakelt automatisch over
naar het werken op benzine als de
aardgas bijna op is en de druk in de
cilinder de correcte bedrijfslimiet bijna
heeft bereikt.
De motor wordt altijd gestart met
benzine, met automatische
omschakeling naar aardgas wanneer
de beste omstandigheden bereikt
zijn (motorkoelvloeistoftemperatuur,
limiet stationair motortoerental) voor
omschakeling op aardgas.
Daarom moet er altijd benzine in de
tank zitten (minstens 1/4 vol), om de
werking van de brandstofpomp niet in
gevaar te brengen.Daarom moet altijd voldoende
benzine in de tank zitten.
Door middel van de schakelaar
benzine/aardgas fig. 87, onder de
bedieningselementen op het
dashboard, kan de werking op benzine
geselecteerd worden. Het systeem
schakelt niet automatisch over naar
aardgas wanneer de benzine opraakt.
BELANGRIJK Als er gaslucht wordt
waargenomen, schakel dan over van
werking op aardgas naar werking
op benzine en ga onmiddellijk naar een
Fiat Servicepunt om het voertuig te
laten controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.
87F0V0587
50
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 56 of 284

KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.DASHBOARD EN
INSTRUMENTENPANEEL ............... 55
DIGITALE DISPLAY ......................... 57
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ....... 58
TRIP COMPUTER ........................... 60
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 62
-REMVLOEISTOF LAAG / HANDREM
GEACTIVEERD / LAGE
VACUÜMDRUK
REMBEKRACHTIGING ........................ 62
-STORING EBD ................................... 64
-STORING AIRBAGSYSTEEM ............. 64
-GORDELVERKLIKKER ....................... 65
-STORING COMFORT-MATIC- /
DUALOGIC™-VERSNELLINGSBAK ... 65
-TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ....... 66
-LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................. 66
-MOTOROLIEDRUK TE LAAG ............. 67
-MOTOROLIE VERSLECHTERD .......... 67
-MOTOROLIEPEIL TE LAAG................ 68
-PORTIER OPEN ................................. 68
-STORING
INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM ................. 70
-STORING ABS ................................... 71
-BRANDSTOFRESERVE...................... 71
-STORING VOORGLOEIBOUGIES/-
VOORGLOEISYSTEEM ....................... 72
-WATER IN HET DIESELFILTER ........... 72
-STORING STARTBLOKKERING -
FIAT CODE .......................................... 73
-MISTACHTERLICHTEN ...................... 73
-INDICATIE AANVULLENDE
STORING ............................................ 74-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ............................ 75
-REMBLOKSLIJTAGE .......................... 76
-ASR-SYSTEEM UITGESCHAKELD .... 77
-INSCHAKELING TRACTION PLUS
SYSTEEM............................................ 77
-TPMS................................................. 78
-STORING PARKEERSENSOR ............ 78
-STORING START&STOP SYSTEEM ... 79
-DIMLICHT .......................................... 80
-FOLLOW ME HOME .......................... 80
-RICHTINGAANWIJZER LINKS............ 80
-RICHTINGAANWIJZER RECHTS........ 80
-MISTLAMPEN .................................... 80
-CRUISE CONTROL ............................ 81
-GROOTLICHT .................................... 81
-STORING CNG-SYSTEEM ................. 81
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL