gas type FIAT DUCATO 2007 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2007, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2007Pages: 282, PDF Size: 10.42 MB
Page 67 of 282

66
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AUTONOME EXTRA
VERWARMING
(indien aanwezig)
De auto kan als optional worden uitgerust
met twee verschillende typen autonome
verwarming: één die volledig automatisch
werkt en één die geprogrammeerd kan
worden.
AUTOMATISCHE UITVOERING
De extra verwarming wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart
en afhankelijk van de buitentemperatuur
en de koelvloeistoftemperatuur. Uitscha-
keling vindt altijd automatisch plaats.
BELANGRIJK Als in periodes met lage bui-
tentemperaturen het systeem inschakelt,
controleer dan of het brandstofniveau bo-
ven het reserveniveau staat. Als dit niet
het geval is, kan het systeem blokkeren en
moet u zich tot de Fiat-dealer wenden.PROGRAMMEERBARE
UITVOERING
De extra verwarming werkt volledig on-
afhankelijk van de werking van de motor
en zorgt ervoor dat:
❒het interieur van de auto wordt op-
gewarmd bij uitgezette motor;
❒de ruiten worden ontdooid;
❒de koelvloeistof van de motor en ver-
volgens de motor zelf voor het star-
ten wordt opgewarmd.Het systeem bestaat uit:
❒een dieselbrander voor het verwar-
men van de koelvloeistof, met een ge-
luidgedempte uitlaat;
❒een doseerpomp verbonden met de
brandstofleidingen van de auto voor
brandstoftoevoer naar de brander;
❒een warmtewisselaar verbonden met
de slangen van het koelsysteem van de
motor;
De extra verwarming ver-
bruikt, hoewel in geringe ma-
te, evenals de motor brandstof. Om
mogelijke vergiftiging en verstikking
te voorkomen, mag de extra verwar-
ming nooit, ook niet voor een korte
periode, worden ingeschakeld in een
afgesloten ruimte zoals een garage of
werkplaats die niet is uitgerust met
een afzuigsysteem voor uitlaatgassen.
ATTENTIE
Page 140 of 282

139
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op te
trekken en het toerental waarbij het maxi-
mum koppel wordt geleverd, niet te over-
schrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten
bereikt de motor niet de optimale bedrijfs-
temperatuur. Hierdoor neemt niet alleen
het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan
30% in stadsverkeer), maar ook de uitstoot
van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie
van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij file-
rijden, waarbij overwegend lage versnel-
lingen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.
Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorweg-
overgangen), is het raadzaam de motor uit
te zetten.TREKKEN VAN
AANHANGERS
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
Voor het trekken van aanhangwagens of
caravans moet de auto uitgerust zijn met
een trekhaak van een goedgekeurd type
en een adequate elektrische installatie. De
montage van de trekhaak moet door ge-
specialiseerd personeel worden uitge-
voerd. Ook moet documentatie worden
overhandigd m.b.t. het rijden met een aan-
hanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra ach-
teruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan
de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen
van de auto door het gewicht van een aan-
hanger of caravan wordt beperkt. Ook de
remweg wordt langer en u hebt langer de
tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het
afdalen om te voorkomen dat u constant
moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de
trekhaak rust, moet worden afgetrokken
van het laadvermogen van de auto. Om er
zeker van te zijn dat u het maximum toe-
laatbaar aanhangergewicht niet over-
schrijdt (aangegeven op de typegoedkeu-
ring), moet u er rekening mee houden dat
het maximum betrekking heeft op het to-
tale gewicht van de aanhangwagen of ca-
ravan, inclusief accessoires en bagage. RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet
warmdraaien met stationair toerental en ook
niet met een hoog toerental: onder deze om-
standigheden warmt de motor veel langza-
mer op, terwijl het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter
om rustig weg te rijden en geen hoge toe-
rentallen te gebruiken: op deze manier
warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor
een stoplicht of voordat u de motor afzet.
Deze handeling heeft evenals het overscha-
kelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toe-
laten de hoogste versnelling. Het inschake-
len van een lage versnelling voor een snelle
acceleratie verhoogt het brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hoge ver-
snelling neemt het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de
motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een gelijkmatige snel-
heid, vermijd overbodig remmen en op-
trekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Page 169 of 282

168
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet doorge-
brand is, voordat u de lamp vervangt:
zie voor de plaats van de zekeringen
de paragraaf “Zekeringen vervangen”
in dit hoofdstuk;
❒controleer voordat u een lamp ver-
vangt of de contacten niet zijn geoxi-
deerd;
❒vervang een defecte lamp door het-
zelfde type met hetzelfde vermogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om
veiligheidsredenen altijd of de afstel-
ling nog goed is.BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de
koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt
niet op een defect, maar is een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door
een lage temperatuur en de luchtvochtig-
heidsgraad, en verdwijnt snel als de kop-
lampen worden ingeschakeld. De aanwe-
zigheid van druppels aan de binnenzijde
van de koplamp duidt daarentegen op het
binnendringen van water: wendt u tot de
Fiat-dealer.
TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen gloei-
lampen gemonteerd:
AGlasfittinglampen: deze zijn voorzien
van een klemfitting. Verwijder de lamp
door de lamp uit de houder te trekken.BGloeilampen met bajonetfitting: ver-
wijder de lamp uit de houder door
hem iets in te drukken en linksom te
draaien.
CBuislampen: verwijder de lamp door
hem uit de veercontacten los te ma-
ken.
D-EHalogeenlampen: verwijder de lamp
door de borgveer los te haken uit de
zitting. Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het me-
talen gedeelte. Als u de bol met
uw vingers aanraakt, zal de
lichtopbrengst van de lamp teruglopen
en kan ook de levensduur beperkt wor-
den. Als u de bol per ongeluk toch hebt
aangeraakt, moet u de bol schoonwrij-
ven met een doekje met alcohol en daar-
na laten drogen.
Modificaties of reparaties
aan de elektrische installatie
die niet correct worden uitgevoerd en
waarbij geen rekening wordt gehou-
den met de technische specificaties
van het systeem, kunnen storingen in
de werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE
fig. 18F0N0078m
Page 213 of 282

TYPEPLAATJE MET
IDENTIFICATIEGEGEVENS fig. 1
Het typeplaatje is aangebracht op de front-
traverse in de motorruimte en bevat de
volgende informatie:
BNummer typegoedkeuring.
CIdentificatiecode van het autotype.
DChassisnummer.
EMax. toelaatbaar totaalgewicht van de
auto.
FMax. toelaatbaar totaalgewicht van de
auto met aanhanger.
GMax. toelaatbare voorasbelasting.HMax. toelaatbare achterasbelasting.
IMotortype.
LCode van de carrosserie-uitvoering.
MNummer voor de onderdelen.
NCorrectiewaarde voor de uitlaat-
rookgasmeting.
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Wij raden u aan om nota te nemen van de
identificatiegegevens. De identificatiege-
gevens zijn op de volgende typeplaatjes in-
geslagen:
❒Typeplaatje met identificatiegegevens.
❒Chassisnummer.
❒Plaatje met informatie over de car-
rosserielak.
❒Motorcode.
fig. 1F0N0333m
212
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS