sensor FIAT DUCATO 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2012Pages: 288, PDF Size: 3.44 MB
Page 123 of 288

F0N0157mfig. 132
AUTORADIO
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Raadpleeg voor de werking van de autoradio het supplement
dat bij dit Instructieboek is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING autoradio
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het pakket bestaat uit:
❒kabels voor voeding van de autoradio;
❒kabels voor aansluiting van de luidsprekers voor;
❒kabel voor voeding van de antenne;
❒2 tweeter luidsprekers A in de voorstijlen met elk een
piekvermogen van 30W fig. 132;
❒2 mid-woofer luidsprekers B in de voorportieren, met
een diameter van 165 mm en met elk een piekvermogen
van 40W fig. 133;
❒antennekabel voor radio.
❒De sensor signaleert een niet bestaand object (“echo-
storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische
storingen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met
veel wind) en hagel.
❒De metingen van de sensor kunnen beïnvloed worden/
zijn door ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van
vrachtwagens of pneumatische hamers) die zich in de
nabijheid bevinden.
❒De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van de sensoren.
Bijvoorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd
(door slijtage van schokdempers, wielophanging) of door
de banden te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of
door speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd
wordt.
❒Obstakels aan de bovenzijde van de auto (in het
bijzonder bij bestel- of chassis/cabine-uitvoeringen)
kunnen niet gesignaleerd worden omdat het systeem
obstakels signaleert die de auto aan de onderzijde
kunnen raken.
119
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 156 of 288

152
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem of lier kan alleen
gebruikt worden als de motor draait.
Naast de voorgeschreven elektrische aansluitingen, mogen
slechts een eventuele elektrisch geregelde rem en een
15W-gloeilamp voor de binnenverlichting van de aanhanger
op de elektrische installatie van de auto worden aangesloten.
Gebruik voor het aansluiten de regeleenheid van de
inbouwvoorbereiding en een kabel vanaf de accu met een
diameter van ten minste 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De trekhaak vormt een onderdeel van de
lengte van de auto; als een trekhaak op uitvoeringen met
lange wielbasis wordt geïnstalleerd, wordt de limiet van
6 meter voor de totale lengte van de auto overschreden;
er kan dus alleen een afneembare trekhaak geïnstalleerd
worden.
Als vervolgens geen aanhanger aan de trekhaak wordt
gekoppeld, moet de trekhaak verwijderd worden uit het
frame dat de originele lengte van de auto niet mag
overschrijden.BELANGRIJK Als u de trekhaak permanent gemonteerd wilt
houden als er geen aanhanger wordt getrokken, wendt u dan
tot het Fiat Servicenetwerk om het systeem aan te laten
passen, omdat de trekhaak als obstakel kan worden
waargenomen door de sensoren in het midden.
Page 168 of 288

164
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DEFECTE BUITENVERLICHTING
(geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden bij bepaalde uitvoeringen als
er een storing is in een van de volgende systemen:
– buitenverlichting
– remlichten
– mistachterlichten
– richtingaanwijzers.
– achteruitrijlichten.
De storing kan betreffen: doorbranden van een of meer
lampen, doorbranden van de bijbehorende zekering of een
onderbreking in de elektrische verbinding.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
W
MISTACHTERLICHTEN (geel)
Het lampje gaat branden als de mistachterlichten
worden ingeschakeld.
4
ALGEMENE STORINGSMELDING (geel)
Het lampje gaat bij de volgende omstandigheden
branden.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een storing in de
motoroliedruksensor. Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
Brandstofnoodschakelaar geactiveerd
Het lampje gaat branden als de brandstofnoodschakelaar is
ingeschakeld.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Storing regensensor
Het lampje gaat branden als er een storing is in de
regensensor. Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Storing parkeersensoren
Zie hetgeen beschreven is voor lampje
t.
Dagverlichting defect (met multifunctionele display)
Het lampje brandt wanneer een storing van de dagverlichting
wordt waargenomen.
Op het display verschijnt een speciale melding.
è
Page 170 of 288

166
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VERSLETEN REMBLOKKEN
(geel)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
branden als de remblokken voor versleten zijn; laat
deze in dat geval zo snel mogelijk vervangen.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bijbehorende melding
op het display.
d
Storing Hill Holder-systeem
Als het lampje gaat branden, is er een storing in het Hill
Holder-systeem. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bijbehorende melding
op het display.
STORING PARKEERSENSOREN (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in de
parkeersensoren.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje èbranden.
Wendt u in dat geval tot het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt een bijbehorende melding
op het display.
t
MISTLAMPEN (groen)
Het lampje gaat branden als de mistlampen voor
worden ingeschakeld.
5
RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen –
knipperend)
Het lampje gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaanwijzer,
als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt
ingedrukt.
F
DIMLICHTEN (groen)
FOLLOW ME HOME (groen)
Dimlichten
Het lampje gaat branden wanneer de dimlichten worden
ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als dit systeem wordt gebruikt (zie
“Follow me home” in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”).
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
3
Page 202 of 288

198
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast op dashboard fig. 205-206
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlicht F12 7,5
Linker dimlicht F13 7,5
Relais regeleenheid motorruimte, instrumentenpaneel relais regeleenheid (+sleutel) F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Accusensor voor Start&Stop uitvoeringen (+accu) F33 20
Interieurverlichting minibus (noodgevallen) F34 20
Radio, aircobediening, alarm, tachograaf, "accu-cut-of"-regeleenheid,
Webasto timer (+accu) F36 10
Bediening remlichten (primair), derde remlicht, instrumentenpaneel (+sleutel) F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
ABS, ASR, ESP, remlichtbediening (secundair) (+sleutel) F42 5
Ruitensproeier (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het stuurwiel,
middelste dashboard, linker dashboard, aanvullend dashboard,
"accu-cut-of"-regeleenheid (+sleutel) F49 5
Airbag (+sleutel) F50 7,5
Airconditioningsysteem, regeleenheid stuurbekrachtiging, achteruitrijlichten,
sensor water in dieselfilter, debietmeter, tachograaf (+sleutel) F51 5
Page 210 of 288

206
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●●
●●
●●●
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
x 1000 km 48 96 144 192 240
Maanden 24 48 72 96 120
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, inzittendenruimte, opbergvak,
lampje instrumentenpaneel, enz.) controleren
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig
de sproeiers afstellen
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
(voor versies/markten, daar waar aanwezig)
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(koelsysteem, hydraulisch rem- koppelingssysteem, ruitensproeiers, accu enz.)
Visueel de conditie controleren van aandrijfriem(en) van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner) (uitvoeringen 130-150-180 Multijet)
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner) (▲)
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
zonder automatische riemspanner) (uitvoeringen 130-150-180 Multijet) (▲)
(
▲) Bij de eerste verversing van de motorolie, moet de spanning van de aandrijfriem van de hulporganen gecontroleerd worden.
Page 221 of 288

217
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0N0253mfig. 229F0N0254mfig. 230
Als het filter vol is, dan springt de indicator B-fig. 230 in de
rode stand, ook bij uitgeschakelde motor. Om de werking
van de sensor te herstellen, moet het filterelement worden
gereinigd of vervangen zoals bij normale luchtfilters; druk
vervolgens op de knop C-fig. 230 om de indicator te
resetten.
ATTENTIE Reinig het filter d.m.v. perslucht, gebruik geen
water of schoonmaakvloeistoffen.
Dit filter is speciaal voor uitvoeringen die overwegend over
stoffige wegen rijden; het is daarom raadzaam het filter door
het Fiat Servicenetwerk te laten vervangen.
POLLENFILTER
Laat het pollenfilter vervangen door het Fiat Servicenetwerk.LUCHTFILTER/POLLENFILTER
Laat het luchtfilter vervangen door het Fiat Servicenetwerk.
LUCHTFILTER – STOFFIGE WEGEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het speciale luchtfilter voor een stoffige omgeving heeft een
optische sensor
A-fig. 229 die aangeeft wanneer het filter verstopt is. Daarom
moet de sensor regelmatig worden gecontroleerd (zie het
“Geprogrammeerd Onderhoudsschema” in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”).
Page 283 of 288

279
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Opbergvak ................................. 85
Opbergvak cabine
(Capucine) ............................... 91
Ophanging (specificaties) ........ 231
Opheffen van het voertuig ..... 203
Optionele accessoires ............ 121
Parkeerlichten
– bediening ....................... 68
– lamp achter vervangen .. 189
– lamp voor vervangen ..... 185
– zijlamp vervangen ........... 193
Parkeersensoren .................. 116
Parkeerverlichting
– bediening ..........................69-80
Parkeren ................................. 145
Plafondverlichting ................. 76
– lamp vervangen ...........193-194
Plafondverlichting
– bediening .......................... 76
– lamp vervangen ...........193-194
Pollenfilter .............................. 217
Portieren ................................ 96Portiervakken ........................ 86
Portiervergrendeling ............ 81
Prestaties ................................ 240
Radio .......................................... 119
Radiofrequentie afstandbediening:
officiële typegoedkeuring ..... 271
Radiozenders en mobiele
telefoons .................................. 121
Regensensor ............................. 73
Reiniging en onderhoud
– carrosserie............................ 223
– interieur ............................... 225
– koplampen ............................ 225
– kunststofdelen...................... 226
– lakwerk ................................ 224
– leren bekleding.................... 226
– motorruimte........................ 225
– rubber slangen ..................... 221
– ruiten .................................... 225
– ruiten..................................... 225
– stoelen en stoffen
bekleding .............................. 226Remmen
– technische gegevens .......... 232
– vloeistofniveau .................... 215
Richtingaanwijzers
– bediening .............................. 69
– lamp vervangen ...........187-189
Richtingaanwijzers
– bediening .............................. 69
– lamp achter vervangen ...... 189
– lamp voor vervangen ......... 187
Rubber slangen (onderhoud) 221
Ruiten reinigen ......................... 71
Ruiten reinigen ......................... 225
Ruitensproeier
– bediening .............................. 71
– vloeistofniveau .................... 214
Ruitenwissers voor ................. 222
Ruitenwissers
– bediening .............................. 71
– regensensor ........................ 73
– sproeiers .............................. 222
– wisserbladen ....................... 222
Page 284 of 288

280
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
S.B.R. .......................................... 126
Schutbord achter ..................... 87
Sensor automatische
inschakeling koplampen
(schemersensor) .................... 70
Sidebags ..................................... 139
Skidrager .................................... 106
Slepen van het voertuig .......... 203
Sleutels ....................................... 5
– Code-card ........................... 5
– de batterij vervangen ........ 8
– sleutel met
afstandsbediening ............... 6
– sleutel zonder
afstandsbediening ................... 8
Sloop (richtlijnen voor de
behandeling van het voertuig
aan het einde van de
levensduur) ............................. 268
Smeermiddelen (hoeveelheid
en producten) ................263-264
Sneeuwkettingen ...................... 155
Snelheidsmeter.......................... 15Snelle bandenreparatiekit
Starten en rijden ...................... 143
Startschakelaar ......................... 12
– stuurslot ............................... 13
Stilstand....................................... 156
Stoelen
– afstelling .......................31-32
– armsteunen........................... 33
– bergruimte onder de stoel 36
– Combi uitvoeringen .......... 38
– draaivoet ...................... 33-34
– hoofdsteunen ...................... 40
– klep op zitbank ................... 36
– kunststof deksels
draaivoet .............................. 37
– Panorama uitvoeringen ..... 37
– reiniging ................................ 226
– Stoelen (kinderzitjes op de
stoelen plaatsen) ........ 133-136
– verwarming ......................... 35
Stopcontact ............................... 89Stopcontact draagbaar
navigatiesysteem .................... 91
Stuurslot .................................... 13
Stuurwiel (afstelling) ................ 41
Symbolen ................................... 4
Tachograaf ................................ 105
Tankdop ..................................... 123
Tanken (hoeveelheid
en producten) ................263-264
Technische gegevens........ 227
Telepass
(Inbouwvoorbereiding) ........ 122
Tips voor het laden .................. 147
Toerenteller .............................. 15
Toets laadruimte ...................... 108
Topsnelheden ........................... 240
Traction Plus ............................. 114
Traction Plus systeem ............ 114
Transmissie (specificaties) ...... 231
Trip computer .......................... 29
TV camera en display voor
achteruitzicht .......................... 92