start FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2016, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016Pages: 379, PDF Size: 20.63 MB
Page 6 of 379

AANDACHTIG LEZEN
TANKEN
Tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen die aan de Europese norm EN590 voldoet. Het gebruik van andere producten of mengsels kan
de motor onherstelbaar beschadigen en derhalve de garantie voor de veroorzaakte schade ongeldig maken.
MOTOR STARTEN
Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in de vrijstand. Trap het koppelingspedaal volledig in, zonder het
gaspedaal te bedienen; draai de contactsleutel naar de stand MAR en wacht tot de controlelampjesendoven; draai de
contactsleutel naar de stand AVV en laat hem los zodra de motor start.
PARKEREN BOVEN BRANDBAAR MATERIAAL
De katalysator ontwikkelt tijdens zijn werking zeer hoge temperaturen. Parkeer het voertuig dus niet boven gras, dennennaalden of ander
ontvlambaar materiaal: brandgevaar.
MILIEUBESCHERMING
Het voertuig is uitgerust met een diagnosesysteem dat continu controles uitvoert op de componenten die verband houden met de
uitlaatgasemissie, om een betere bescherming van het milieu te garanderen.
ELEKTRISCHE ACCESSOIRES
Als na aanschaf van het voertuig besloten mocht worden om elektrische accessoires toe te voegen (met het risico dat de accu langzaam
ontlaadt), neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. Zij kunnen het totale stroomverbruik berekenen en controleren of de elektrische
installatie van het voertuig geschikt is voor het extra stroomverbruik.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Een correct onderhoud van het voertuig is van essentieel belang om de prestaties en de veiligheid van de het voertuig, zijn
milieuvriendelijkheid en lage bedrijfskosten gedurende langere tijd te garanderen.
HET INSTRUCTIEBOEK BEVAT
... belangrijke informatie, tips en waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en onderhoud van uw voertuig. Besteed speciale
aandacht aan de symbolen(veiligheid van de inzittenden)(milieubescherming)(toestand van het voertuig).
Page 13 of 379

WEGWIJS IN UW AUTO
Grondige kennis van uw nieuwe
voertuig begint hier.
In dit boekje is op eenvoudige en
rechtstreekse wijze beschreven hoe uw
voertuig gemaakt is en hoe het werkt.
Daarom adviseren u het comfortabel
zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt
u met eigen ogen zien wat hier
beschreven is.SYMBOLEN .................................... 10
FIAT CODE SYSTEEM..................... 10
DE SLEUTELS ................................ 11
DIEFSTALALARM ............................ 13
CONTACTSLOT .............................. 14
STOELEN........................................ 15
HOOFDSTEUNEN ........................... 23
STUURWIEL ................................... 24
ACHTERUITKIJKSPIEGELS ............ 25
VERWARMING EN VENTILATIE ...... 28
LUCHTROOSTERS ......................... 29
BEDIENINGSELEMENTEN
VERWARMING EN VENTILATIE ...... 29
HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING........................ 32
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING........................ 35
EXTRA VERWARMING .................... 41
ONAFHANKELIJKE EXTRA
VERWARMING................................ 42
BUITENVERLICHTING .................... 48
RUITEN REINIGEN .......................... 52
CRUISE-CONTROL ........................ 54
PLAFONDVERLICHTING................. 58
BEDIENINGSELEMENTEN .............. 60
AFSLUITER
BRANDSTOFTOEVOER ................. 62
INTERIEURUITRUSTING ................. 63
TACHOGRAAF ................................ 69
SPEED BLOCK ............................... 69AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING
LUCHTVERING ............................... 70
PORTIEREN .................................... 71
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ..... 77
MOTORKAP.................................... 78
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................ 79
KOPLAMPEN .................................. 80
ABS ................................................ 81
ESC-SYSTEEM (ELECTRONIC
STABILITY CONTROL) .................... 82
TRACTION PLUS SYSTEEM ........... 87
TPMS (TYRE PRESSURE
MONITORING SYSTEM) ................. 88
DRIVING ADVISOR ......................... 91
CAMERA ACHTER (PARKVIEW®
ACHTERUITRIJCAMERA)................ 96
TRAFFIC SIGN RECOGNITION ....... 98
EOBD-SYSTEEM ............................100
PARKEERSENSOREN.....................100
START&STOP SYSTEEM ................103
ADDITIEF VOOR DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM) ..........................106
AUTORADIO ...................................107
OPTIONELE ACCESSORIES ...........108
TANKEN..........................................110
MILIEUBESCHERMING...................115
9
Page 14 of 379

SYMBOLEN
Sommige onderdelen van het voertuig
zijn voorzien van gekleurde plaatjes met
daarop symbolen die die
voorzorgsmaatregelen aangeven die in
acht genomen moeten worden
wanneer het betreffende onderdeel
wordt gebruikt. Onder de motorkap is
tevens een plaatje aangebracht,
waarop de betekenis van deze
symbolen wordt toegelicht.
FIAT CODE SYSTEEM
IN HET KORT
Dit is een elektronische
startblokkering die de beveiliging
tegen diefstalpogingen verbetert.
Deze wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
contactsleutel wordt verwijderd.
Elke sleutel bevat een elektronisch
apparaatje dat bij het starten een
signaal ontvangt van een speciale
antenne die in het contactslot is
ingebouwd. Het signaal, dat elke keer
dat de auto wordt gestart wijzigt, is
het "wachtwoord" waarmee de
regeleenheid de sleutel herkent en
het starten van de motor vrijgeeft.
1)
Werking
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de standMAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Fiat CODE systeem een
herkenningscode naar de Powertrain
Control Module (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.Deze code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het Fiat CODE
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.
Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt
het Fiat CODE-systeem de functies van
de Powertrain Control Module uit.
Onregelmatige werking
Als de code tijdens het starten niet
correct herkend wordt, gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden en
verschijnt een bericht op het display (zie
hoofdstuk "Lampjes en berichten").
Draai in dit geval de sleutel naarSTOP
en vervolgens weer naarMAR; als
de motor geblokkeerd blijft, probeer het
dan nogmaals met een van de andere
bij het voertuig geleverde sleutels.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een
specifieke code die in de regeleenheid
van het systeem moet worden
opgeslagen. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk om alle sleutels
(maximum 8) te laten opslaan.
10
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 17 of 379

BELANGRIJK
1) Druk knop B alleen in wanneer de
sleutel ver genoeg van het
lichaam (vooral de ogen) en van
voorwerpen die snel beschadigen
(bijvoorbeeld kleding) is
verwijderd. Laat de sleutel niet
onbeheerd achter, om te
voorkomen dat mensen, met
name kinderen, per ongeluk op de
knop drukken.
BELANGRIJK
1) Lege batterijen zijn schadelijk
voor het milieu. Lege batterijen
moeten overeenkomstig de wet in
speciale bakken gedeponeerd
worden. Ze kunnen ook ingeleverd
worden bij het Fiat
Servicenetwerk dat voor hun
verwerking zal zorgen.
DIEFSTALALARM
(voor bepaalde versies/markten)
Het alarm wordt net als alle eerder
beschreven afstandsbedieningsfuncties
geregeld door de ontvanger die zich
onder het dashboard naast de
zekeringenkast bevindt.
Werking
Het alarm gaat onder de volgende
omstandigheden af:
❒wanneer een van de portieren, de
laadruimte of de motorkap
ongeoorloofd wordt geopend
(omtrekbeveiliging);
❒bij een startpoging (contactsleutel
wordt in de stand MAR gedraaid);
❒bij het loskoppelen van de accu.
Afhankelijk van de markt, worden bij
inschakeling van het alarm de
alarmsirene en de alarmknipperlichten
ingeschakeld (gedurende ongeveer
26 seconden). De wijze waarop het
alarmsysteem functioneert en het aantal
cycli verschillen naargelang de
marktuitvoering van de auto.
Er is een maximum aantal cycli voorzien
voor de geluidssignalen en de
alarmknipperlichten. Na verloop van dit
aantal cycli, zal het bewakingssysteem
weer normaal functioneren.BELANGRIJK De startblokkering wordt
verzekerd door de Fiat CODE die deze
functie automatisch inschakelt wanneer
de sleutel uit het contactslot wordt
genomen.
Inschakeling
Richt, bij gesloten portieren, laadruimte
en motorkap en met de sleutel in de
stand STOP of verwijderd, de sleutel
met de afstandsbediening naar het
voertuig en druk op de
vergrendelingstoets en laat deze weer
los.
Met uitzondering van sommige
marktuitvoeringen, klinkt er een
geluidssignaal (piep) en kunnen de
portieren vergrendeld worden.
Voordat het alarm wordt ingeschakeld,
wordt een zelfdiagnose uitgevoerd:
als een storing wordt gevonden, dan
klinkt er nogmaals een geluidssignaal.
Schakel in dat geval het alarm uit door
op de knop “ontgrendelen portieren/
ontgrendelen laadruimte” te drukken en
te controleren of de portieren en de
motorkap goed gesloten zijn. Hierna
kan het alarmsysteem weer worden
ingeschakeld door op de knop
“vergrendelen” te drukken.
13
Page 18 of 379

Als een portier of de motorkap niet
goed gesloten is, worden ze niet door
het alarmsysteem gecontroleerd.
Wanneer zelfs bij goed gesloten
portieren, motorkap en laadruimte het
geluidssignaal weerklinkt, dan heeft
zich een storing in de werking van het
systeem voorgedaan. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wanneer de portieren
met de metalen baard van de sleutel
centraal worden vergrendeld, wordt het
alarm niet ingeschakeld.
BELANGRIJK De werking van het
diefstalalarm is marktgebonden en kan
dus per land verschillen.
Uitschakelen
Druk op de knop "ontgrendelen
portieren/ontgrendelen laadruimte” op
de sleutel met afstandsbediening.
De volgende dingen gebeuren (met
uitzondering van enkele
marktuitvoeringen):
❒de richtingaanwijzers knipperen twee
keer;
❒er klinken twee geluidssignalen
(piepjes);
❒de portieren worden ontgrendeld.BELANGRIJK Wanneer de portieren
met de metalen baard van de sleutel
centraal worden ontgrendeld, wordt het
alarm niet uitgeschakeld.
Aanwijzing
inbraakpoging
Wanneer er een poging tot diefstal
wordt gedaan, gaat het controlelampje
op het instrumentenpaneel branden
en verschijnt er een bericht op het
display (indien aanwezig, zie paragraaf
"Lampjes en berichten" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel").
Uitschakeling
Om het diefstalalarm buiten werking te
stellen (bijv. langdurige stilstand), sluit
het voertuig dan gewoon af door de
metalen baard van de sleutel met
afstandsbediening in het slot te draaien.
BELANGRIJK Wanneer de batterijen
van de sleutel met afstandsbediening
leeg zijn, of als er een storing in het
alarmsysteem is vastgesteld, dan kan
het systeem buiten werking worden
gesteld door de sleutel in het
contactslot te steken en hem in de
stand MAR te draaien.
CONTACTSLOT
De sleutel kan naar 3 standen worden
gedraaid fig. 10:
❒STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden en stuur
geblokkeerd. Sommige elektrische
apparaten (bijv. autoradio, elektrische
ruitbediening enz.) kunnen blijven
werken;
❒MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
❒AVV: motor starten (instabiele stand).
Het contactslot is voorzien van een
elektronische beveiliging: als de motor
bij de eerste poging niet aanslaat, moet
de sleutel teruggedraaid worden naar
de stand STOP om opnieuw te kunnen
starten.
2) 3) 4) 5)
10F1A0009
14
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 27 of 379

11) Verstel de stoelen nooit tijdens
het rijden. Zorg er tijdens het
draaien van de stoel voor dat deze
niet tegen de handrem komt.
12) Controleer of de stoel in de
rijstand is vergrendeld voordat de
motor gestart wordt.
13) Zet geen zware voorwerpen op
de klep terwijl het voertuig rijdt,
bij bruusk remmen of een botsing
zouden deze de inzittenden
kunnen raken en tot ernstig letsel
kunnen leiden.
14) Als de bank van de 2e rij is
neergeklapt mag er niet met
passagiers op de 3e rij worden
gereden. Plaats geen voorwerpen
op de rugleuning van de
neergeklapte bank van de 2e rij:
bij een botsing of bruusk remmen
kunnen deze voorwerpen tegen
de inzittenden komen en ernstig
letsel veroorzaken. Voor meer
informatie, zie de sticker onder de
bank.
15) Controleer of de bank goed
vergrendeld is in de rails op de
vloer wanneer hij teruggeplaatst
wordt.
BELANGRIJK
2) De bekleding van uw voertuig is
langdurig bestand tegen slijtage
als gevolg van normaal gebruik
van het voertuig. Het verdient
echter aanbeveling om hevig
en/of langdurig wrijven met
kledingaccessoires zoals metalen
gespen, sierknopen en
klittenbandsluitingen te
vermijden, omdat de grote druk
die hierdoor op een bepaalde plek
op de bekleding ontstaat,
plaatselijke slijtage en
beschadiging van de bekleding
kan veroorzaken.
HOOFDSTEUNEN
VOOR
Bij sommige versies zijn de
hoofdsteunen in hoogte verstelbaar en
vergrendelen ze automatisch in de
gewenste stand.
16)
Verstellen
❒Omhoog verstellen: breng de
hoofdsteun omhoog tot deze op zijn
plaats vastklikt.
❒Omlaag verstellen: druk op knop A
fig. 37 en breng de hoofdsteun
omlaag.
37F1A0039
23
Page 46 of 379

ONAFHANKELIJKE
EXTRA
VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan optioneel worden
uitgerust met twee verschillende
soorten onafhankelijke verwarming: een
volautomatische en een
programmeerbare verwarming.
AUTOMATISCHE VERSIE
De extra verwarming schakelt
automatisch in wanneer de motor
wordt gestart en op basis van de
buitentemperatuur en de
koelvloeistoftemperatuur. De
uitschakeling is altijd automatisch.
21)
BELANGRIJK Als het systeem wordt
ingeschakeld bij lage
buitentemperaturen, controleer dan of
het brandstofpeil boven het
reserveniveau staat. Is dat niet het
geval, dan kan het systeem blokkeren
en dient u zich tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden.PROGRAMMEERBARE
VERSIE
De extra verwarming werkt volledig
onafhankelijk van de motor en zorgt
voor:
❒verwarming van het interieur bij
afgezette motor;
❒ontdooiing van de ruiten;
❒opwarming van de koelvloeistof van
de motor en vervolgens van de
motor zelf alvorens te starten.
Het systeem bestaat uit:
❒een dieselbrander om de
koelvloeistof te verwarmen, met een
uitlaatdemper voor de
verbrandingsgassen;
❒een doseerpomp die is aangesloten
op de tankleidingen voor
brandstoftoevoer naar de brander;
❒een warmtewisselaar die is
aangesloten op de leidingen van het
motorkoelsysteem;
❒een regeleenheid die is aangesloten
op het verwarmings-/
ventilatiesysteem van het interieur, die
voor de automatische regeling zorgt;
❒een elektronische regeleenheid
om de in de verwarming ingebouwde
brander te controleren en te regelen;❒een digitale timer fig. 54 om de
verwarming handmatig in te
schakelen of om het inschakeltijdstip
te programmeren.
De extra verwarming zorgt (in de winter)
voor verwarming van het interieur,
temperatuurbehoud en circulatie van de
koelvloeistof van de motor gedurende
een vastgestelde tijd. Zo kan bij het
starten van de motor een optimale
temperatuur van zowel de motor als het
interieur worden verzekerd.
De verwarming kan automatisch
worden ingeschakeld als hij met de
digitale timer is geprogrammeerd,
of ook handmatig door op de toets
“prompte verwarming” van de timer te
drukken.
Na inschakeling van de verwarming
(handmatig of automatisch), bedient de
elektronische regeleenheid de
circulatiepomp van de koelvloeistof en
ontsteekt de brander op een vooraf
ingestelde en gecontroleerde manier.
Ook de opbrengst van de
circulatiepomp wordt door de
elektronische regeleenheid
gecontroleerd, om de opwarmtijd tot
een minimum te beperken.
42
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 47 of 379

Wanneer het systeem werkt, schakelt
de regeleenheid de ventilator van het
verwarmingssysteem in het interieur
met de tweede snelheid in.
Het thermisch vermogen van de ketel
wordt automatisch geregeld door
de elektronische regeleenheid,
afhankelijk van de
koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De verwarming is
voorzien van een thermische beveiliging
die de verbranding onderbreekt in
geval van oververhitting door een te
laag koelvloeistofpeil of door
koelvloeistoflekkage. In dergelijke
gevallen moet, na reparatie van het
defect in het koelsysteem en/of
herstellen van het juiste koelvloeistofpeil
en alvorens de verwarming opnieuw in
te schakelen, de toets voor
programmaselectie worden ingedrukt.
De verwarming kan spontaan
uitschakelen wegens uitgebleven
verbranding na het starten of wanneer
de vlam tijdens de werking dooft.
Voer in dergelijke gevallen de
uitschakelprocedure uit en probeer de
verwarming opnieuw in te schakelen.
Wendt u zich tot het Fiat
Servicenetwerk als de verwarming
hierna nog niet werkt.Inschakeling van het
verwarmingssysteem
Als het voertuig is voorzien van
automatische klimaatregeling, stelt de
regeleenheid de temperatuur en de
luchtverdeling in wanneer de
standverwarming wordt ingeschakeld.
Indien een handbediende
klimaatregeling/verwarming is voorzien,
moet voor een maximale werking van
de verwarming nagegaan worden of de
draaiknop voor de regeling van de
luchttemperatuur in het interieur op de
stand “warme lucht” staat.
Zet, om voorrang te geven aan de
verwarming van het interieur, de
draaiknop van de luchtverdeling in de
stand
.
Zet, om voorrang te geven aan het
ontdooien van de voorruit, de
draaiknop van de luchtverdeling in de
stand
.
Zet, om beide functies te verkrijgen, de
draaiknop van de luchtverdeling in de
stand
.Digitale timer fig. 54
1) Weergave tijd/timer
2) Controlelampje ventilatie
3) Tijdinstelknop "vooruit"
4) Programmakeuzeknop
5) Oproepnummer van klokvoorselectie
6) Inschakelknop voor onmiddellijke
verwarming
7) Controlelampje voor instelling/aflezen
tijd
8) Tijdinstelknop "achteruit"
9) Controlelampje verwarmingscyclus
54F1A0057
43
Page 50 of 379

BELANGRIJK De standverwarming
schakelt uit wanneer de accuspanning
laag is, zodat het starten van de motor
mogelijk blijft.
BELANGRIJK Controleer alvorens het
systeem in te schakelen of het
brandstofpeil boven het reserveniveau
staat. Is dat niet het geval, dan kan
het systeem blokkeren en dient u zich
tot het Fiat Servicenetwerk te wenden.
❒Tijdens het tanken en in de nabijheid
van tankstations moet de verwarming
altijd worden uitgeschakeld om
explosie- of brandgevaar te
voorkomen.
❒Parkeer het voertuig niet boven gras,
droge bladeren of ander ontvlambaar
materiaal: brandgevaar!
❒In de nabijheid van de verwarming
mag de temperatuur niet boven
120°C komen (bv. bij
spuitwerkzaamheden in een
moffeloven). Bij hogere temperaturen
kunnen de onderdelen van de
elektronische regeleenheid
beschadigd raken.❒Tijdens de werking bij afgezette
motor, verbruikt de verwarming
elektrische energie van de accu;
daarom moet men de motor een
bepaalde tijd laten draaien om ervoor
te zorgen dat de accu weer goed
wordt opgeladen.
❒Volg, om het koelvloeistofniveau te
controleren, de aanwijzingen in de
paragraaf “Koelvloeistof” van het
hoofdstuk “Onderhoud van het
voertuig”. Het water in het
verwarmingssysteem moet minstens
10% antivries bevatten.
❒Voor onderhoud en reparaties dient
men zich uitsluitend tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden. Gebruik
uitsluitend originele onderdelen.
ONDERHOUD
De extra verwarming dient regelmatig
(in elk geval aan het begin van het
winterseizoen) door het Fiat
Servicenetwerk te worden
gecontroleerd. Dit garandeert een
veilige en zuinige werking en een lange
levensduur van de verwarming.EXTRA VERWARMING
ACHTER (Panorama- en
Combiversies)
(voor bepaalde versies/markten)
De Panorama- en Combiversies
beschikken over een
hoofdverwarmingssysteem en een extra
systeem (optioneel), met
bedieningsknoppen op de
hemelbekleding boven de tweede rij
stoelen fig. 55.
Deze verwarming kan worden
ingeschakeld met de knop F fig. 56 op
het bedieningspaneeltje.
55F1A0062
46
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 57 of 379

Automatische wis-/wasregeling
Trek de hendel naar het stuur (instabiele
stand) om de ruitensproeiers in te
schakelen fig. 65.
Als de hendel langer dan een halve
seconde wordt aangetrokken, dan
worden in één beweging de
ruitenwissers en -sproeiers
ingeschakeld.
Als de hendel wordt losgelaten, stopt
de ruitenwisser na drie slagen.
Na circa 6 seconden volgt nog een
extra reinigingsslag.REGENSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
De regensensor bevindt zich achter de
achteruitkijkspiegel, staat in contact
met de voorruit en zorgt ervoor dat de
frequentie van de slagen van de
ruitenwissers, bij het wissen met
interval, automatisch wordt aangepast
aan de regenintensiteit op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit rond de
sensor schoon.
Inschakeling fig. 64
Breng de rechter hendel een stand
omlaag (stand B).
Bij inschakeling van de regensensor,
maken de ruitenwissers één wisslag.
Verstel de stand van de draaiknop F om
de gevoeligheid van de regensensor te
verhogen.
Als de gevoeligheid van de regensensor
groter is, maken de ruitenwissers een
wisslag om aan te geven dat de
opdracht is aangenomen.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor, dan
werkt de normale reinigingscyclus.
Daarna wordt de normale automatische
werking van de regensensor hervat.Uitschakeling fig. 64
Verwijder de hendel uit stand B of draai
de contactsleutel naar de stand OFF.
Bij de volgende start van de motor
(sleutel in de stand MAR), schakelt de
regensensor niet weer in, ook al bevindt
de hendel zich nog in de stand B.
Breng, om de sensor in te schakelen,
de hendel in de stand A of C en
vervolgens terug in de stand B of
verstel de draaiknop voor de
gevoeligheid van de regensensor. Als
de regensensor op deze manier
opnieuw wordt ingeschakeld, wordt ten
minste één wisslag uitgevoerd, ook
wanneer de ruit droog is.
De regensensor herkent het verschil
tussen dag en nacht en past de
werking zo nodig automatisch aan.
26)
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde versies/markten)
De koplampsproeiers zijn “verzonken”,
d.w.z. in de voorbumper gemonteerd
en worden ingeschakeld wanneer,
bij ingeschakeld dimlicht, de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Controleer regelmatig de
conditie en de aanwezigheid van vuil
in de koplampsproeiers.
65F1A0072
53