stop start FIAT DUCATO BASE CAMPER 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2017Pages: 308, PDF Size: 14.66 MB
Page 10 of 308

SYMBOLEN
Sommige onderdelen van de auto zijn
voorzien van gekleurde plaatjes met
daarop symbolen die de
voorzorgsmaatregelen aangeven die in
acht genomen moeten worden
wanneer het betreffende onderdeel
wordt gebruikt. Onder de motorkap is
tevens een plaatje aangebracht,
waarop de betekenis van deze
symbolen wordt toegelicht.
FIAT CODE SYSTEEM
IN HET KORT
Dit is een elektronische
startblokkering die de beveiliging
tegen diefstalpogingen verbetert. Hij
wordt automatisch geactiveerd als de
sleutel uit de startinrichting wordt
genomen.
Elke sleutel bevat een elektronisch
apparaatje dat bij het starten een
signaal ontvangt van een speciale
antenne die in het contactslot is
ingebouwd. Het signaal, dat elke keer
dat de auto wordt gestart wijzigt, is
het "wachtwoord" waarmee de
regeleenheid de sleutel herkent en
het starten van de motor vrijgeeft.
1)
Werking
Elke keer dat de motor wordt gestart
door de sleutel naar de standMAR
te draaien, stuurt de regeleenheid van
het Fiat CODE systeem een
herkenningscode naar de Powertrain
Control Module (PCM) om de
startblokkering uit te schakelen.Deze code wordt alleen verzonden als
de regeleenheid van het Fiat CODE-
systeem de door de sleutel verstuurde
code herkent.
Elke keer dat de contactsleutel naar de
stand STOP wordt gedraaid, schakelt
het Fiat CODE-systeem de functies van
de motorregeleenheid uit.
Onregelmatige werking
Als de code tijdens het starten niet
correct herkend wordt, gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden en
verschijnt een bericht op het display (zie
hoofdstuk "Lampjes en berichten").
Draai in dit geval de sleutel naarSTOP
en vervolgens weer naarMAR; als
de motor geblokkeerd blijft, probeer het
dan nogmaals met een van de andere
bij het voertuig geleverde sleutels.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een
specifieke code die in de regeleenheid
van het systeem moet worden
opgeslagen. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk om nieuwe sleutels
(maximaal 8) te laten opslaan.
8
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 12 of 308

BELANGRIJK
1)Lege batterijen zijn schadelijk voor het
milieu. Lege batterijen moeten
overeenkomstig de wet in speciale bakken
gedeponeerd worden. Ze kunnen ook
ingeleverd worden bij het Fiat
Servicenetwerk dat voor hun verwerking
zal zorgen.
CONTACTSLOT
De sleutel kan naar 3 standen worden
gedraaid fig. 3:
STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden en stuur
geblokkeerd. Sommige elektrische
apparaten (bijv. autoradio, elektrische
ruitbediening enz.) kunnen blijven
werken;
MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen werken;
AVV: motor starten (instabiele stand).
Het contactslot is voorzien van een
elektronische beveiliging: als de motor
bij de eerste poging niet aanslaat, moet
de sleutel teruggedraaid worden naar
de stand STOP om opnieuw te kunnen
starten.
2) 3) 4) 5)
STUURSLOT
Inschakeling
Wanneer de sleutel op STOP staat, de
sleutel verwijderen en het stuurwiel
verdraaien tot het vergrendelt.
Uitschakeling
Draai het stuur enigszins terwijl de
contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid.
BELANGRIJK
2)Als er geknoeid is aan het contactslot
(bijv. een poging tot diefstal), dan moet dit
gecontroleerd worden bij het Fiat
Servicenetwerk voordat er verder gereden
wordt.
3)Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als het voertuig wordt verlaten,
om onverhoeds gebruik van de
bedieningselementen te voorkomen.
Vergeet niet de handrem aan te trekken.
Schakel de eerste versnelling in als het
voertuig op een helling omhoog staat
geparkeerd en de achteruitversnelling bij
een helling omlaag. Laat nooit kinderen
zonder toezicht in het voertuig achter.
4)Verwijder de sleutel nooit terwijl
het voertuig rijdt. Het stuurwiel zal
blokkeren zodra eraan gedraaid wordt. Dit
geldt ook voor voertuigen die gesleept
worden.
3F1A0009
10
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 44 of 308

BELANGRIJK Volg de hiervoor
beschreven instructies om de
geprogrammeerde inschakeltijd te
wijzigen of te wissen.
De verwarming uitschakelen
Naargelang de wijze waarop het
systeem is ingeschakeld (automatisch
of handmatig) kan het systeem als volgt
worden uitgeschakeld:
automatischals de ingestelde
werkingsduur is verstreken; als de
ingestelde tijd voorbij is, schakelt het
display uit;
handmatigdruk opnieuw op de
knop “prompte verwarming” van de
timer (vlam toets 6).
In beide gevallen doven het
waarschuwingslampje van de
verwarming en de displayverlichting,
schakelt de ventilator van het
verwarmingssysteem in het interieur uit
en stopt de verbranding.
De circulatiepomp blijft nog ongeveer
twee minuten werken om zoveel
mogelijk warmte van de verwarming af
te voeren; in deze fase kan de
verwarming opnieuw worden
ingeschakeld.
BELANGRIJK De standverwarming
schakelt uit wanneer de accuspanning
laag is, zodat het starten van de motor
mogelijk blijft.BELANGRIJK Controleer alvorens het
systeem in te schakelen of het
brandstofpeil boven het reserveniveau
staat. Zoniet kan het systeem blokkeren
en moet u zich wenden tot het Fiat
Servicenetwerk.
Tijdens het tanken en in de nabijheid
van tankstations moet de verwarming
altijd worden uitgeschakeld om
brandgevaar en/of ontploffingen te
voorkomen.
Parkeer het voertuig niet boven
papier, gras of droge bladeren:
brandgevaar!
In de nabijheid van de verwarming
mag de temperatuur niet boven 120 °C
komen (bijv. bij spuitwerkzaamheden
in de werkplaats). Bij hogere
temperaturen kunnen de onderdelen
van de elektronische regeleenheid
beschadigd raken.
Wanneer de motor is uitgezet,
verbruikt de ingeschakelde verwarming
elektrische energie van de accu;
daarom is het van belang dat de motor
blijft draaien om de accu voldoende
op te laden.
Om het koelvloeistofniveau te
controleren, volg de instructies die in de
paragraaf “Koelvloeistof” in het
hoofdstuk “Onderhoud van de auto”
zijn beschreven. Het water in het
motorkoelsysteem moet minstens 10%
antivries bevatten.
Voor onderhoud en reparaties dient
men zich uitsluitend tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden. Gebruik
uitsluitend originele onderdelen.
ONDERHOUD
De extra verwarming dient regelmatig
(in elk geval voor het winterseizoen)
door het Fiat Servicenetwerk te worden
gecontroleerd. Dit garandeert een
veilige en zuinige werking en een lange
levensduur van de verwarming.
EXTRA VERWARMING
ACHTER (Panorama en
Combinato)
(voor bepaalde versies/markten)
De Panorama- en Combiversies
beschikken over een
hoofdverwarmingssysteem en een extra
verwarming (optioneel), met
bedieningsknoppen in de
hemelbekleding boven de tweede rij
stoelen fig. 64.
Deze verwarming kan worden
ingeschakeld door op de knop F fig. 65
op het instrumentenpaneel te drukken.
42
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 53 of 308

-STORING TRAFFIC SIGN
RECOGNITION ................................... 79
-BEPERKTE ACTIERADIUS ................ 80
-START&STOPSYSTEEM
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN ....... 80
-STORING START&STOP ................... 80
-WAARSCHUWING LAAG NIVEAU
ADDITIEF DIESELEMISSIE (UREUM) .. 81
-WATER IN DIESELFILTER
(Dieselversies) ..................................... 81
51
Page 82 of 308

Wat het betekent Wat te doen
BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een speciaal bericht om de
bestuurder te waarschuwen dat de actieradius minder
dan 50 km bedraagt.
ECOINSCHAKELING VAN DE ECO-FUNCTIE
ECOverschijnt op het display wanneer de "ECO"-
functie wordt geselecteerd door te drukken op de
bijbehorende knop op het dashboard. Als weer op de
knop wordt gedrukt, verdwijnt het woordECO. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal scherm in
plaats van het woord "ECO".
START&STOPSYSTEEM INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Start&Stopsysteem inschakelen
Er verschijnt een bericht op het display wanneer het
Start&Stopsysteem wordt ingeschakeld. In dit geval is
de led op de knop
gedoofd (zie paragraaf
“Start&Stop-systeem” in het hoofdstuk "Kennismaking
met het voertuig").
Start&Stopsysteem uitschakelen
Er verschijnt een speciaal bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem wordt uitgeschakeld.
Wanneer het systeem uitgeschakeld is, is de led op de
knop
aan.
STORING START&STOP
Als er een storing in het Start&Stop-systeem is,
verschijnt het symbool
op het display samen met
een speciaal bericht.
80
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 97 of 308

aanwezigheid van niet versleten
rijbaanmarkeringen die aan beide zijden
zichtbaar zijn;
geschikte zichtomstandigheden;
rechte lijn of ruime bochten;
voldoende zicht (veilige afstand
vanaf de voorligger);
richtingaanwijzers niet ingeschakeld
in de richting van waar de rijbaan wordt
verlaten (bijv. rijbaan naar rechts
verlaten en rechterrichtingaanwijzer
ingeschakeld);
rijrichting komt steeds dichter bij
rijbaanmarkeringen (baan van voertuig
valt binnen de rijbaanmarkeringen);
voertuig niet steeds dichtbij
rijbaanmarkeringen.
INSCHAKELING/
UITSCHAKELING VAN
HET SYSTEEM
Als het systeem actief is als het voertuig
dichtbij een van de zijmarkeringen of
een van de twee rijbaanmarkeringen
komt, wordt de bestuurder
gewaarschuwd met een geluidssignaal
(afkomstig van de gekruiste lijn als
het voertuig is uitgerust met
radionavigatiesysteem) en het oplichten
van het bijbehorende
richtingswaarschuwingslampje (
of
).Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om van rijbaan te wisselen of
om te passeren, wordt de
waarschuwing door het systeem
uitgeschakeld.
Blijft de bestuurder opzettelijk bij de
rijbaanwisselmanoeuvre, dan
onderbreekt het systeem de
waarschuwing, maar blijft ingeschakeld
als de werkingsomstandigheden niet
goed zijn of actief als de
omstandigheden worden overschreden
(zie de betreffende paragraaf).
HET SYSTEEM
UITSCHAKELEN
Handmatige bediening
Het systeem kan uitgeschakeld worden
door de knop A fig. 85 op het
dashboard in te drukken.
De led op de knop gaat branden en er
verschijnt een bericht op het display om
te bevestigen dat het systeem is
uitgeschakeld.
Automatische modus
Als Start&Stop actief is, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld.
Het systeem wordt opnieuw
ingeschakeld en controleert de
werkingsomstandigheden weer nadat
het voertuig is gestart.SYSTEEMSTORING
In het geval van een storing, informeert
het systeem de bestuurder hierover
via een bericht op het display, een
geluidssignaal en de weergave van het
symbool
op het display (voor
bepaalde versies/markten).
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De Driving Advisor kan niet werken
door een niet goed gebalanceerde en
te zware lading.
De werking van het systeem kan soms
negatief beïnvloed worden door de
vorm van het terrein/de weg waarop
wordt gereden (bijv. hobbels),
omstandigheden van slecht zicht (bijv.
mist, regen, sneeuw), omstandigheden
van extreem licht (bijv. verblinding
door de zon, duisternis), vervuiling of
beschadiging, ook gedeeltelijk, van de
voorruit in de zone voor de camera.
De Driving Advisor kan niet werken
door een storing in de volgende
veiligheidssystemen: ABS, ESC, ASR
en Traction Plus.
De werking van het systeem kan
negatief beïnvloed worden door
omstandigheden van slecht zicht (bijv.
mist, regen, sneeuw), omstandigheden
van extreem licht (bijv. verblinding
door de zon, duisternis), vervuiling of
beschadiging, ook gedeeltelijk, van de
voorruit in de zone voor de camera.
95
Page 121 of 308

STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart"
van het voertuig: dan kunt u zien hoe u
het potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echte "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort
en de portefeuille niet vergeten worden.DE MOTOR STARTEN ....................120
TIJDENS PARKEREN ......................121
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ......................122
COMFORT-MATIC-
VERSNELLINGSBAK ......................123
START&STOP-SYSTEEM ................125
CRUISE CONTROL (CONSTANTE
SNELHEIDSREGELING) ..................125
SPEED BLOCK ...............................128
PARKEERSENSOREN.....................128
CAMERA ACHTER (PARKVIEW®
ACHTERUITRIJCAMERA)................130
TRAFFIC SIGN RECOGNITION .......131
TANKEN..........................................132
ADDITIEF VOOR DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM) ..........................138
VERSIE MET AARDGASSYSTEEM
(NATURAL POWER) ........................138
TIPS VOOR HET LADEN .................140
BRANDSTOFBESPARING ...............141
EEN AANHANGER TREKKEN .........142
LANGDURIGE STILSTAND..............149
119
Page 127 of 308

START&STOP-
SYSTEEM
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en aan de voorwaarden
hiervoor is voldaan en start de motor
zodra de bestuurder wil wegrijden.
Dit verhoogt de efficiëntie van de
auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
BEDIENINGSWIJZE
Afzetten van de motor
Versies met mechanische
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
De motor opnieuw starten
Versies met mechanische
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.HET SYSTEEM
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Druk op de knop
op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
24)
118) 119)
BELANGRIJK
24)Indien het voertuig handbediende
klimaatregeling heeft en een comfortabele
temperatuur nodig is, kan het
Start&Stop-systeem worden uitgeschakeld
zodat de klimaatregeling kan blijven
werken.
BELANGRIJK
118)Alle inzittenden moeten altijd uit de
auto stappen nadat de contactsleutel
is uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer tijdens het tanken of
de motor is afgezet en of de contactsleutel
in de STOP-stand staat.
119)Laat de accu alleen vervangen door
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Vervang de accu door een exemplaar van
hetzelfde type (L6 105Ah/850A) en met
identieke specificaties.
CRUISE CONTROL
(constante
snelheidsregeling)
(voor bepaalde versies/markten)
IN HET KORT
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem, waarmee het voertuig
(bij een snelheid boven 30 km/h)
op lange, rechte en droge wegen met
weinig veranderingen qua
rijomstandigheden (bijv. snelwegen),
met een constante, vooraf ingestelde
snelheid blijft rijden zonder het
gaspedaal te hoeven bedienen. Het
gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het
systeem niet in de stad.
Inschakelen van het systeem
Draai de ring A fig. 110 - fig. 111 naar
de ON-stand of
(afhankelijk van
de versie).
Het systeem kan niet in de 1e of de
achteruitversnelling ingeschakeld
worden. Het systeem kan het beste
geactiveerd worden in de 4e versnelling
of hoger.
125
Page 130 of 308

SPEED BLOCK
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig is voorzien van een functie
voor snelheidsbeperking die door de
gebruiker ingesteld kan worden op een
van de 4 mogelijke waarden: 90, 100,
110, 130 km/h.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om deze functie in/uit
te schakelen.
Na inschakeling wordt er op de voorruit
een sticker aangebracht waarop de
ingestelde maximum snelheid is
aangegeven.
WAARSCHUWING De snelheidsmeter
kan conform de wettelijke voorschriften,
een hogere snelheid aangegeven dan
de feitelijke maximum snelheid die door
het Servicenetwerk is ingesteld.
PARKEERSENSOREN
De parkeersensoren bevinden zich in
de achterbumper fig. 113 en detecteren
de aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder hiervoor met een
geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het obstakel
achter het voertuig dichterbij komt.GELUIDSSIGNAAL
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt automatisch een
geluidssignaal geactiveerd.
Geluidssignaal:
neem toe naarmate de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
afneemt;
wordt ononderbroken wanneer de
afstand tussen het voertuig en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt
en stopt onmiddellijk als de afstand
toeneemt;
het blijft constant als de afstand
ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer
na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs muren.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
113F1A0134
128
STARTEN EN RIJDEN
Page 135 of 308

De hermetische afsluiting kan een lichte
toename van de druk in de tank
veroorzaken. Een eventueel
ontluchtingsgeluid wanneer de dop
wordt losgedraaid is dus volkomen
normaal.
In geval van verlies of beschadiging van
de brandstoftankdop, zorg ervoor dat
de vervangende dop geschikt is voor
het voertuig.
Draai de vergrendeldop van de
brandstoftank vuller aan totdat u een
"klik" hoort. Dit geluid geeft aan dat de
vergrendeldop van de brandstoftank
vuller goed is vastgedraaid.
Voor versies / marketen indien van
toepassing, draai de contactsleutel met
de klok mee totdat deze niet verder
kan. Het is niet noodzakelijk om extra
kracht op de contactsleutel uit te
oefenen voor het vastdraaien van de
brandstoftankdop. Alleen wanneer de
vergrendeldop goed is vastgedraaid, zal
het mogelijk zijn om de contactsleutel
uit de vergrendeldop te verwijderen.
Na elke tank bijvulling, zorg ervoor dat
de brandstoftankdop stevig is
vastgedraaid.BELANGRIJK
Wanneer het brandstoftankpistool "klikt"
of de toevoer onderbreekt, is de tank bijna
vol aen je kunt twee extra bovenkant
vullingen uitvoeren na de automatisch
toevoer.
128) 129) 130)
Bijvullen additief voor Diesel
Emissie AdBlue (UREUM)
Bij het tanken het additief voor Diesel
Emissies AdBlue (UREUM) met het
brandstofvulpistool:
parkeer het voertuig gelijkvloers;
schakel de motor uit door de
contactsleutel in de stand UIT
te draaien;
open de brandstofklep A fig. 116 en
draai de dop C fig. 116 van de
UREUM-vulopening los en verwijder
deze;
plaats het brandstofvulpistool voor
het bijvullen van UREUM in de
vulopening;
onmiddellijk stoppen met het vullen
van de UREUM tank indien het één
van de volgende gevallen weergeeft:
- indien AdBlue wordt gemorst buiten
de vulopening, het gebied goed
schoonmaken en verder gaan met het
vullen;- indien tijdens het vullen het
brandstofvulpistool klikt, betekent dit
dat de UREUM-tank vol is. Ga niet
verder met de vervanging, om morsen
van AdBlue te voorkomen (UREUM).
Na het bijvullen de dop C fig. 116 op
de UREUM-vulopening terugplaatsen
en met de klok mee helemaal
vastdraaien;
draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig om
de motor te starten);
wacht tot de waarschuwing op het
instrumentenpaneel is uitgeschakeld
alvorens het voertuig te verplaatsen; het
waarschuwingslampje kan een paar
seconden tot een halve minuut blijven
branden. In het geval dat de motor
wordt gestart en het voertuig rijdt, zal
het waarschuwingslampje langere
tijd blijven branden, maar er is dan geen
sprake van problemen met de werking
van de motor. Indien het bijvullen wordt
gedaan met een lege UREUM tank,
moet u twee minuten wachten voordat
het voertuig start.
Bij het tanken het additief voor
Diesel Emissies AdBlue (UREUM)
met een bijvulfles:
parkeer het voertuig gelijkvloers;
schakel de motor uit door de
contactsleutel in de stand UIT
te draaien;
133