FIAT FIORINO 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: FIORINO, Model: FIAT FIORINO 2012Pages: 210, PDF Size: 4.81 MB
Page 161 of 210

160
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
x 1000 km
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Dieselfilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, accu,
ruitensproeiers enz.)
Inspuiting/ontsteking controleren
(m.b.v. diagnosestekker)
Olie handgeschakelde versnellingsbak controleren
Onderste geleiders van zijschuifdeuren op vervuiling controleren
(of om de 6 maanden)
Motorolie en oliefilter vervangen
(Multijet-uitvoeringen met DPF) (*)
Motorolie en oliefilter vervangen (Multijet-uitvoeringen zonder DPF)
(of om de 24 maanden)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 12 maanden)
(*) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
(zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”) of in ieder geval om de 24 maanden.
30 60 90 120 150 180
●
●●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moet de motorolie en het oliefilter om de 12 maan-
den worden vervangen.
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 160
Page 162 of 210

161
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
PERIODIEKE
CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning van de banden;
❒werking verlichting (koplamp-/achter-
lichtunits, richtingaanwijzers, waarschu-
wingsknipperlichten enz.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers voor/
achter en stand/slijtage wisserbladen
voor/achter (indien aanwezig);
Iedere 3.000 km controleren en eventu-
eel bijvullen: motorolieniveau.
Gebruik bij voorkeur producten van PE-
TRONAS LUBRICANTSdie speciaal
zijn afgestemd op de Fiat-modellen (zie
“Vullingstabel” in het hoofdstuk “Techni-
sche gegevens”).
ZWAAR GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware be-
drijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan 7-8 km)
en bij buitentemperaturen onder nul;
❒veel langdurig stationair draaiende mo-
tor of lange ritten bij lage snelheden
(bijv. bij huis-aan-huis bezorging) of als
de auto lang stilstaat;
❒in de stad;
is het noodzakelijk de volgende contro-
les vaker uit te voeren, dan in het On-
derhoudsschema staat aangegeven:
❒remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren;❒vergrendelmechanismen van de mo-
torkap en bagage-/laadruimte op ver-
vuiling controleren en mechanismen
smeren;
❒visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfassen,
uitlaat, brandstof- en remleidingen, rub-
ber delen (stofkappen, hoezen enz.) en
rubber slangen van rem- en brandstof-
systeem;
❒lading en vloeistofniveau (elektrolyt) ac-
cu controleren (uitsluitend door des-
kundig personeel of de Fiat-dealer laten
uitvoeren – zie ook de paragraaf “Ac-
cu” in dit hoofdstuk);
❒conditie van diverse aandrijfriemen
voor hulporganen visueel controleren;
❒pollenfilter controleren en eventueel
vervangen;
❒luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 161
Page 163 of 210

162
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
NIVEAUS
CONTROLEREN
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE!
Let op. Tijdens het bijvullen
mogen de vloeistoffen met
verschillende specificaties niet
gemengd worden: als de spe-
cificaties van de vloeistoffen verschil-
len, kan de auto ernstig beschadigd
worden.
fig. 1 - uitvoering 1.4
fig. 2 - uitvoering 1.3 MultijetF0T0083m
F0T0076m
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof
- 4 Ruitensproeiervloeistof - 5 Koelvloeistof
- 6 Olie van de stuurbekrachtiging
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 162
Page 164 of 210

163
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 3 - uitvoering 1.4F0T0082mfig. 4 - Uitvoering 1.3 MultijetF0T0077m
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto.
BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij met
andere specificaties dan de olie waarmee
de motor is gevuld.
MOTOROLIE fig. 3-4
Motoroliepeil controleren
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat en enige minuten
(circa 5) na het uitzetten van de motor.
Verwijder de oliepeilstok Aen maak de
peilstok schoon. Plaats de peilstok geheel
terug, verwijder de peilstok en controleer
of het niveau tussen het MIN- en MAX-
merkteken op de peilstok staat. Het ver-
schil tussen het MIN- en MAX-merkte-
ken komt overeen met ongeveer 1 liter
olie.
Motorolie bijvullen
Als het olieniveau dicht bij of onder het
MIN-merkteken staat, moet via de olie-
vulopening Bmotorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-
teken overschrijden.
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de motor-
ruimte extra voorzichtig als de motor
nog warm is: gevaar voor verbranding.
Onthoud dat bij een warme motor de
elektroventilateur onverwacht kan in-
schakelen: kans op verwonding. Pas op
als u sjaals, dassen of loszittende kle-
dingstukken draagt: deze kunnen door
de bewegende onderdelen worden ge-
grepen.
ATTENTIE!
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter be-
vatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olie
en het vervangen van het oliefilter door
het Fiat Servicenetwerk te laten uit-
voeren.
BELANGRIJK Als het motoroliepeil, tij-
dens de periodieke controle, boven het
MAX-niveau blijkt te staan, laat dan het
Fiat Servicenetwerk het juiste niveau her-
stellen.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-
versen van de olie, moet u de motor eni-
ge seconden laten draaien, vervolgens de
motor uitzetten en na enige minuten het
olieniveau controleren.
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motoro-
lieverbruik van ongeveer 400 gram per
1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het
motorolieverbruik pas na de eerste 5000
÷ 6,000 km stabiliseert.
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 163
Page 165 of 210

164
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
KOELVLOEISTOF VAN HET
MOTORKOELSYSTEEM
Het niveau van de koelvloeistof moet ge-
controleerd worden bij een koude motor
en mag niet onder het MIN-merkteken
op het expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een
mengsel van 50% gedemineraliseerd wa-
ter en PARAFLU
UPvan PETRONAS
LUBRICANTSlangzaam via de vuldop
A-fig. 5van het expansiereservoir te gie-
ten.
Een mengsel van 50 % PARAFLU
UPen
50 % gedemineraliseerd water beschermt
tot een temperatuur van –35°C.
Onder extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel
aan van 60% PARAFLU
UPen 40% ge-
demineraliseerd water.RUITENSPROEIERVLOEISTOF
Trek de dop A-fig. 6omhoog en vul het
reservoir met een mengsel van water en
TUTELA PROFESSIONAL SC 35in
de volgende mengverhouding:
❒30% TUTELA PROFESSIONAL
SC 35en 70% water in de zomer;
❒50% TUTELA PROFESSIONAL
SC 35en 50% water in de winter.
Bij temperaturen onder –20°C TUTELA
PROFESSIONAL SC 35onverdund
gebruiken.
Controleer visueel het niveau van de vloei-
stof in het reservoir.
fig. 5F0T0078m
Draai bij een warme motor
de dop van het expansiere-
servoir nooit los: gevaar voor verbran-
ding. Het koelsysteem staat onder
druk. Vervang de dop indien nodig al-
leen door een exemplaar van hetzelf-
de type, anders kan de werking van het
systeem in gevaar worden gebracht.
ATTENTIE!
Het motorkoelsysteem is ge-
vuld met PARAFLUUP-koel-
vloeistof. Gebruik voor het
eventueel bijvullen vloeistof
met dezelfde specificaties als waarmee
het motorkoelsysteem is gevuld. PA-
RAFLU
UP-koelvloeistof kan niet worden
gemengd met welke andere koelvloei-
stof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag
de motor absoluut niet worden gestart
en moet u zich tot het Fiat Servicenet-
werk wenden.
fig. 6F0T0079m
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 164
Page 166 of 210

165
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
REMVLOEISTOF
Draai de dop A-fig. 7los: controleer of
het remvloeistofniveau nog op het maxi-
mum niveau staat.
Het niveau mag nooit het MAX-merkte-
ken overschrijden.
Als vloeistof moet worden bijgevuld, dan
raden wij u aan de remvloeistof te ge-
bruiken die staat vermeld in de tabel
“Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie het
hoofdstuk “Technische gegevens”). Wees
bij het openen van de dop Abijzonder
voorzichtig zodat er geen vuil in het re-
servoir komt.Gebruik voor het bijvullen altijd een trech-
ter met een ingebouwde filterzeef van
maximaal 0,12 mm.
BELANGRIJK De remvloeistof is hygro-
scopisch (trekt water aan). Als de auto
overwegend wordt gebruikt in gebieden
met een hoge luchtvochtigheid, dan moet
de vloeistof vaker worden vervangen dan
in het “Onderhoudsschema” staat aange-
geven.
Rijd niet met een leeg rui-
tensproeierreservoir: de rui-
tensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een optimaal zicht.
ATTENTIE!
Enkele in de handel verkrijg-
bare ruitensproeiervloeistof-
fen zijn licht ontvlambaar. In de mo-
torruimte bevinden zich warme on-
derdelen die bij contact de vloeistof
kunnen doen ontbranden.
ATTENTIE!fig. 7F0T0080m
Voorkom contact tussen de
zeer corrosieve vloeistof en de
lak. Als remvloeistof wordt ge-
morst, moet de lak onmiddel-
lijk met water worden afgespoeld.
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 165
Page 167 of 210

166
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst, moe-
ten de betreffende delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neu-
trale zeep en daarna met veel water
worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden ge-
raadpleegd.
ATTENTIE!
Het symbool πop het re-
servoir geeft aan dat synthe-
tische remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt. Het
gebruik van minerale vloeistoffen
moet absoluut worden vermeden,
omdat de rubbers in het remsysteem
door deze vloeistoffen worden be-
schadigd.
ATTENTIE!
OLIE VAN DE
STUURBEKRACHTIGING
Draai de dop A-fig. 8los: controleer of
de olie tussen het MIN- en MAX-merk-
teken op het oliereservoir staat. Bij zeer
warme olie kan het olieniveau boven het
MAX-merkteken staan.
Zo nodig kan het niveau worden bijgevuld
met olie, die dezelfde specificaties moet
hebben als de reeds in het systeem aan-
wezige olie.
fig. 8F0T0081m
Voorkom dat de olie van de
stuurbekrachtiging in con-
tact komt met warme delen van de
motor: de olie is licht ontvlambaar.
ATTENTIE!
Het olieverbruik van de stuur-
bekrachtiging is zeer laag; als
na het bijvullen de olie binnen
korte tijd weer moet worden
bijgevuld, moet het systeem door het
Fiat Servicenetwerk op eventuele lek-
kage worden gecontroleerd.
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 166
Page 168 of 210

167
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
LUCHTFILTER/
POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter ver-
vangen door het Fiat Servicenetwerk.
ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:
onder normale omstandigheden hoeft het
elektrolyt niet bijgevuld te worden met ge-
destilleerd water.
De werking moet echter regelmatig en uit-
sluitend door het Fiat Servicenetwerk of
gespecialiseerd personeel gecontroleerd
worden.ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een
originele accu met dezelfde specificaties
worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een ac-
cu met andere specificaties, vervallen de
onderhoudsintervallen die in het “On-
derhoudsschema” staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu
dient u zich strikt te houden aan de aan-
wijzingen van de fabrikant van de accu.
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen.
Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan de
accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE!
Onoordeelkundige montage
van elektrische en elektroni-
sche apparatuur kan ernstige
schade toebrengen aan de au-
to. Als u na aanschaf van uw auto ac-
cessoires wilt monteren die constante
voeding nodig hebben (diefstalalarm,
mobiele telefoon enz.), raden wij u aan
contact op te nemen met het Fiat Ser-
vicenetwerk. Deze kan u de meest ge-
schikte installaties aanraden en contro-
leren of het noodzakelijk is een accu
met een grotere capaciteit te monteren.
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 167
Page 169 of 210

168
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Accu’s bevatten zeer schade-
lijke stoffen voor het milieu.
Het verdient aanbeveling een
defecte accu door het Fiat
Servicenetwerk te laten vervangen, om-
dat deze beschikt over de uitrusting
voor het op milieuvriendelijke wijze en
conform de wettelijke bepalingen, ver-
werken van defecte accu’s.
Bij werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd bescher-
men met een speciale bril.
ATTENTIE!
Als u de auto langere tijd stalt
in extreem koude omstandig-
heden moet, om bevriezing te
voorkomen, de accu worden
verwijderd en op een verwarmde plaats
worden bewaard.
PRAKTISCHE TIPS
OM DE LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voor-
komen en de levensduur te verlengen,
dient u de volgende aanwijzingen nauw-
keurig op te volgen:
❒wanneer u de auto parkeert, controleer
dan of de portieren, deuren en de mo-
torkap goed gesloten zijn. Hiermee
wordt voorkomen dat de interieurver-
lichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: de
auto is in ieder geval uitgerust met een
systeem voor automatische uitschake-
ling van de interieurverlichting;
❒voorkom zoveel mogelijk het gebruik
van stroomverbruikers als de motor
uitstaat (autoradio, waarschuwings-
knipperlichten enz.);
❒maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie van de auto wor-
den uitgevoerd eerst de minpool van de
accu los;
❒de klemmen moeten altijd goed zijn be-
vestigd.Ook is de accu dan gevoeliger voor be-
vriezing (reeds bij temperaturen van
–10°C). Als u de auto langere tijd niet ge-
bruikt, zie dan “Auto langere tijd stallen”
in het hoofdstuk “Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren die constante voeding no-
dig hebben (diefstalalarm enz.), of acces-
soires die de elektrische installatie zwaar
belasten, raden wij u aan contact op te ne-
men met het Fiat Servicenetwerk. Dat kan
u de meest geschikte installaties uit het
Fiat Lineaccessori-programma aanraden
en controleren of de elektrische installa-
tie van de auto geschikt is voor het extra
stroomverbruik of dat het noodzakelijk
is een accu met een grotere capaciteit te
monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers blij-
ven continu stroom verbruiken ook bij
een uitgezette motor, waardoor de accu
geleidelijk ontlaadt.
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 168
Page 170 of 210

169
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD ENBEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de
twee weken en voor een lange rit, wor-
den gecontroleerd: de bandenspanning
moet bij koude banden worden gecon-
troleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-
ning toe; zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt
een onregelmatige slijtage van de banden
fig. 9:
Ajuiste spanning: gelijkmatige slijtage van
het loopvlak;
Bte lage spanning: te grote slijtage aan
de zijkanten van het loopvlak;
Cte hoge spanning: te grote slijtage in
het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als de
profieldiepte van het loopvlak minder is
dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de
bepalingen van het land waarin u rijdt.BELANGRIJKE TIPS
❒Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepranden,
kuilen en andere obstakels. Het lang-
durig rijden op een slecht wegdek kan
de banden beschadigen;
❒controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of slijt-
plekken op het loopvlak. Als u deze ge-
breken constateert, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk;
❒rijd nooit met een te zwaar beladen au-
to: hierdoor kunnen de banden en de
velgen ernstig beschadigd worden;❒stop zo snel mogelijk bij een lekke band
en verwissel het wiel om beschadiging
van de band, de velg, de wielophanging
en de stuurinrichting te voorkomen;
❒banden verouderen, ook als zij weinig
of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het
loopvlak en op de wangen geven aan dat
de band verouderd is. Banden die lan-
ger dan zes jaar onder een auto ge-
monteerd zijn, moeten dan ook door
een specialist worden gecontroleerd.
Dit geldt in het bijzonder voor het re-
servewiel;
❒monteer nooit gebruikte banden of
banden, waarvan de herkomst onbe-
kend is;
❒bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel vernieuwd wor-
den;
❒om een gelijke slijtage van de banden op
de vooras en de achteras te verkrijgen,
is het raadzaam de banden om de
10.000 / 15.000 km van as te verwisse-
len. Hierbij moeten de banden aan de-
zelfde zijde van de auto gemonteerd
blijven, zodat een omkering van de
draairichting wordt voorkomen.
fig. 9F0T0013m
155-176 Fiorino NL 1ed:_ 9-12-2009 11:42 Pagina 169