radiator FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2011, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2011Pages: 289, PDF Size: 5.06 MB
Page 73 of 289

14. Temperatuurregeling (alleen handmatige
temperatuurregeling)
Druk op de temperatuurschermtoets om de luchttem-
peratuur in het passagierscompartiment te regelen.
Door de temperatuurbalk in het rode gebied te bewe-
gen, wordt de temperatuur hoger. Door de tempera-
tuurbalk in het blauwe gebied te bewegen, wordt de
temperatuur lager.
FUNCTIES VAN DE KLIMAATREGELING
A/C (airconditioning)
Met de toets voor de airconditioning (A/C) kan de
gebruiker het airconditioningsysteem handmatig in- of
uitschakelen. Als de airconditioning is ingeschakeld,
stroomt via de luchtroosters koele, droge lucht de
cabine in. Druk voor een lager brandstofverbruik op de
A/C toets om de airconditioning uit te schakelen en
stel met de hand de het toerental van de aanjager en
luchtverdeling in. OPMERKING:
Wanneer het systeem in de Mix of Ontdooi modus
staat en het klimaat wordt handmatig geregeld, kan de
A/C worden uitgeschakeld.
Wanneer zich wasem of condens vormt op de voor-
ruit of zijramen, kiest u de ontdooimodus en verhoogt
u de aanjagersnelheid.
Als de airco niet zo goed werkt als u verwacht,
controleert u of de voorzijde van de airco-condensor
(vóór de radiator) is verstopt door vuil of insecten.
Maak schoon door voorzichtig water te spuiten vanafde achterzijde van de radiator en door de condensor
heen. Beschermhoezen kunnen de luchtstroom door
de condensor hinderen, waardoor de prestaties van de
airco terug kunnen lopen.
Recirculatietoets
Wanneer de buitenlucht rook, onprettige
luchtjes of veel vocht bevat, of wanneer een
snelle koeling gewenst is, kunt u de binnen-
lucht laten circuleren door de recirculatie-
toets in te drukken. Wanneer deze toets geselecteerd
is brandt de recirculatie-indicator. Druk de toets nog-
maals in om de recirculatiemodus uit te schakelen en
buitenlucht te laten binnenstromen. OPMERKING: Bij koud weer kunnen de ruiten, bij
gebruik van de recirculatiefunctie, sneller beslaan. De
recirculatiestand mag niet gebruikt worden in de ven-
tilatiestanden Mix, Vloer en Ontdooien, anders ver-
loopt het ontwasemen minder snel. De circulatiestand
wordt automatisch geannuleerd zodra u deze ventila-
tiestanden selecteert. Als u de recirculatiestand pro-
beert in te schakelen terwijl een van deze standen
actief is, gaat de LED in de toets knipperen om vervol-
gens uit te gaan.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING (ATC)
De toetsen van de ATC bevinden zich in het midden op
het instrumentenpaneel.
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ display.
66
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 217 of 289

WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiatorventilator wan-
neer de motorkap omhoog staat . Als de
contactschakelaar aan staat , kan deze ventilator
op elk moment gaan draaien. Er bestaat gevaar
voor verwonding door draaiende ventilatorbla-den.
Verwijder alle metalen sieraden zoals horloges
of armbanden die onbedoeld elektrisch contact
kunnen maken. U kunt ernstig gewond raken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw huid en
ogen kan branden en ze produceren waterstofgas
dat ontvlambaar en explosief is. Houd open vuur
of vonken daarom altijd uit de buurt van de accu.
1. Trek de handrem aan, zet de automatische transmis- sie in de stand PARK (parkeren) en zet de contact-
schakelaar in de stand LOCK (vergrendelen).
2. Schakel de verwarming, de radio en alle overbodige stroomverbruikers uit.
3. Verwijder de beschermkap van de positieve (+)
hulppool. Druk, om de beschermkap te verwijde-
ren, de borglip in en trek de kap naar boven.
4. Wanneer u een ander voertuig auto gebruikt voor het starten met behulp van startkabels, parkeer dit
voertuig dan zo dat accu met de startkabels bereik-
baar is, trek de handrem aan en zorg ervoor dat de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen
contact kunnen maken. Hierdoor kan
een massaverbinding ontstaan met mogelijk per-
soonlijk letsel als gevolg.
STARTEN MET STARTKABELS
WAARSCHUWING!
Het niet opvolgen van deze procedure
kan door een exploderende accu leiden
tot persoonlijk letsel of schade aan eigendom-
men.Het niet opvolgen van deze procedures
kan leiden tot schade aan het laadsys-
teem van het voertuig dat de starthulp
biedt , of van het voertuig met de lege accu.
1. Sluit het einde van de pluskabel (+)van de startka-
bel aan op de positieve hulppool (+)van de lege
accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel (+)aan op
de pluspool (+)van de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de massakabel (-)van de start-
kabel aan op de minpool (-)van de hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de massakabel (-)aan op
de negatieve hulppool (-)van het voertuig met de
lege accu.
210
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 239 of 289

WANNEER DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u met de
passende maatregelen het gevaar op oververhitting
verminderen.
Rijdend op de snelweg — Minder snelheid.
In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in NEU-TRAAL wanneer u stilstaat, maar verhoog het stati-
onair toerental niet.
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem kunt u schade aan de auto ver-
oorzaken. Wanneer de temperatuurme-
ter in de "H"-zone staat , zet dan de auto veilig stil
langs de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot de me-
ternaald weer in het normale bereik staat . Als de
meternaald in de "H"-zone blijft staan en u on-
onderbroken geluidssignalen hoort , zet de motor
dan direct af en waarschuw de wegenwacht . OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de motor te voorkomen:
Als de airco (A/C) aanstaat, zet hem dan uit. Het
aircosysteem voert warmte af naar het koelsysteem en
dat gebeurt niet als u de airco uitzet.
U kunt ook de temperatuurregelknop op de hoogste
stand zetten, de vloer ventilatieroosters openen en de
aanjager op de hoogste stand zetten. Zo ondersteunt
het kachelblok de werking van de radiator bij de afvoer
van warmte uit het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Zowel u als iemand in uw omgeving kan
ernstige brandwonden oplopen door
hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit de
radiator. Als u stoom van onder de motorkap
hoort of ziet komen, mag u de motorkap pas
openen nadat de radiator voldoende is afge-
koeld. Open nooit de vuldop van een drukkoel-
systeem als de radiator of het expansiereservoir
heet is.
232
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 253 of 289

wordt gezet voor smering of bij olieverversing. Laat
indien nodig delen van het uitlaatsysteem vervangen.
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen letsel veroorza-
ken of zelfs dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide (CO), een kleur- en reukloos gas.
Het inademen ervan kan bewusteloosheid en
vergiftiging veroorzaken. Raadpleeg
"Veiligheidstips/uitlaatgas" in "Veiligheid" voor
meer informatie om inademen van koolmo-
noxide (CO) te voorkomen.
OPMERKING: Opzettelijk knoeien aan het uitlaat-
gasregelsysteem is strafbaar en kan leiden tot straf-
rechtelijke vervolging.
WAARSCHUWING!
Een heet uitlaatsysteem kan brand ver-
oorzaken wanneer u boven brandbaar
materiaal parkeert . Dat kunnen bijvoorbeeld
droog gras of bladeren zijn die in contact komen
met de hete uitlaat . Parkeer daarom nooit op
een ondergrond waar uw uitlaat in contact kan
komen met brandbaar materiaal.
In uitzonderlijke omstandigheden (bij zeer ernstige
motorschade) kan een doordringende geur duiden op
een ernstige en abnormale oververhitting van de kata-
lysator. Als dat gebeurt, breng de auto dan veilig tot stilstand, zet de motor uit (OFF) en laat deze afkoelen.
Laat de auto zo spoedig mogelijk controleren en afstel-
len volgens de specificaties van de fabrikant.
Let op het volgende om mogelijke schade aan de
katalysator tot een minimum te beperken:
U mag nooit de motor uitzetten of het contact
afzetten terwijl de versnellingsbak is ingeschakeld en
de auto rijdt.
Probeer de auto niet te starten door deze te duwen of te slepen.
De motor niet voor langere tijd in zijn vrij laten lopen terwijl de aansluitingen van de bobine zijn
losgekoppeld.
KOELSYSTEEM
WAARSCHUWING!
Als u werkzaamheden gaat verrichten
in de buurt van de radiatorventilator,
moet u de ventilatormotor loskoppelen of de
contactschakelaar in de stand LOCK zetten. De
ventilator is temperatuurgeregeld en kan op elk
moment gaan draaien indien de contactschake-
laar in de stand ON staat .
(Vervolgd)
246
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 254 of 289

(Vervolgd)
Hete koelvloeistof en stoom uit de radiator
kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.Als u
stoom van onder de motorkap hoort of ziet ko-
men, mag u de motorkap pas openen nadat de
radiator voldoende is afgekoeld. Open nooit de
vuldop van het expansiereservoir als de radiator
heet is.
Controle van koelvloeistof
Controleer het antivries elk jaar (bij voorkeur voordat
de vorst invalt). Als de koelvloeistof vuil of roestig lijkt,
laat dan het systeem aftappen, spoelen en opnieuw
vullen met nieuwe koelvloeistof. Controleer of de
voorzijde van de aircocondensor vrij is van insecten-
resten, bladeren, enz. Spuit de voorzijde van de con-
densor indien nodig voorzichtig verticaal vanaf de bo-
venkant schoon met een tuinslang.
Controleer de slangen van het expansiereservoir op
brosheid, scheurtjes, insnijdingen en vloeistofdichte
aansluiting aan reservoir- en radiateurzijde. Controleer
het hele systeem op lekkage.
Koelsysteem – leegmaken, spoelen en bijvullen
Raadpleeg "Onderhoudsschema" voor de juiste onder-
houdsintervallen.
Reinig het koelsysteem met een betrouwbaar reini-
gingsmiddel als de koelvloeistof vuil is of als er veel
bezinksel aanwezig is. Voer daarna een grondige spoel-
beurt uit om alle afzettingen en chemicaliën te verwij- deren. Voer afgewerkte koelvloeistof (antivries) op de
juiste wijze af.
Soort koelvloeistof — 2,0 L dieselmotor
Gebruik uitsluitend door de fabrikant aanbevolen koel-
vloeistof (antivries). Raadpleeg "Vloeistoffen, smeer-
middelen en originele onderdelen" in "Technische ge-
gevens" voor meer informatie.
Gebruik geen HOAT (Hybride Organi-
sche Additief Technologie) producten in
dieselmotoren.
Gebruik geen OAT-producten (Organische ad-
ditieventechnologie) die 2-EH (2–ethylhexanol)
bevatten.
Gebruik niet gewoon water of een product op
basis van alcohol (antivries). Gebruik geen anti-
corrosieadditieven of andere corrosiewerende
middelen, omdat deze producten mogelijk niet
geschikt zijn voor de koelvloeistof en de radiator
kunnen verstoppen.
Deze auto is niet ontworpen voor gebruik met
koelvloeistoffen op basis van propyleenglycol. De
toepassing van koelvloeistof op propyleenglycol-
basis wordt afgeraden.
Koelvloeistof bijvullen — 2,0 L dieselmotoren
De motor van uw auto wordt gekoeld met een verbe-
terde koelvloeistof (antivries) die grotere onderhouds-
intervallen mogelijk maakt. Deze koelvloeistof kan
maximaal vijf jaar of 168.000 km gebruikt worden vóór 247
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 255 of 289

verversing. Om te vermijden dat dit grotere onder-
houdsinterval wordt verkleind, moet u altijd dezelfde
koelvloeistof gebruiken.
Het is de taak van de eigenaar van de auto om de
concentratie van de koelvloeistof aan te passen aan de
buitentemperatuur. OPMERKING:Als verschillende koelvloeistoffen
worden gemengd, neemt de levensduur van de motor-
koelvloeistof (antivries) af en moet de koelvloeistof
vaker worden ververst.
Radiatordop
Draai de vuldop altijd goed vast om te voorkomen dat
er koelvloeistof wordt gemorst en om zeker te zijn dat
de koelvloeistof terugloopt naar de radiator van het
expansiereservoir.
Controleer de vuldop en reinig deze grondig wanneer
er afzettingen zijn op het sluitvlak.
WAARSCHUWING!
De waarschuwing "DO NOT OPEN
HOT" (NIET OPENEN, HEET) vormt
een veiligheidsaanduiding.Vul nooit koelvloeistof
bij als de motor oververhit is. Draai nooit de
vuldop los om een oververhitte motor te laten
afkoelen. Door de hitte komt het koelsysteem
onder druk te staan. Om brandwonden en ander
letsel te vermijden, mag u nooit de vuldop verwij-
deren van een koelcircuit dat heet is of onder
druk staat .
Gebruik geen andere radiatordop dan degene
die voor uw auto is gespecificeerd. Dit kan leiden
tot persoonlijk letsel of motorschade.
Afvoeren van gebruikte koelvloeistof
Gebruikte koelvloeistof met ethyleenglycol is een spe-
ciale afvalstof die volgens de voorschriften afgevoerd
moet worden. Raadpleeg de gemeentelijke instanties
over de juiste wijze van afvoeren. Om inslikken door
kinderen of dieren te voorkomen, dient u koelvloeistof
met ethyleenglycol nooit in open vaten of houders te
bewaren. Laat de vloeistof ook nooit in plassen op de
grond terechtkomen. Wanneer een kind koelvloeistof
binnenkrijgt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen.
Verwijder gemorste vloeistof onmiddellijk.
Koelvloeistofpeil
De radiator is normaliter helemaal gevuld. Het is dus
niet nodig de radiatordop te openen, behalve om de
248
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 256 of 289

antivriesconcentratie te controleren of de koelvloei-
stof te verversen. Maak uw monteur hierop attent.
Zolang de bedrijfstemperatuur van de motor in orde is,
hoeft u het expansiereservoir slechts eenmaal per
maand te controleren. Wanneer u koelvloeistof moet
bijvullen, moet u dat doen via de vulopening van het
expansiereservoir. Vul nooit te veel vloeistof bij.
VoorzorgsmaatregelenOPMERKING:Wanneer u na enkele kilometers
rijden de auto stilzet, kunt u waterdamp zien opstijgen
vanuit de voorzijde van het motorcompartiment. Dat is
gewoonlijk het gevolg van een hoge luchtvochtigheid,
of van regen of sneeuw die bij de radiator is achterge-
bleven en die verdampt zodra de thermostaatklep
opengaat en hete koelvloeistof de radiator binnen-
stroomt.
Wanneer bij een inspectie van de motorruimte blijkt
dat de radiator en de slangen geen defecten vertonen,
kunt u gerust met de auto gaan rijden. De damp zal snel
verdwijnen.
Vul niet te veel vloeistof bij in het expansiereservoir.
Controleer het antivriesgehalte in de radiator en het expansiereservoir. Als koelvloeistof moet worden
bijgevuld, moet ook de inhoud van het expansiere-
servoir tegen bevriezing worden beschermd.
Als u regelmatig koelvloeistof moet bijvullen of het peil in het expansiereservoir niet daalt zodra de
motor afkoelt, dient het koelsysteem via een druk-
test op lekkage te worden gecontroleerd. Controleer of de overloopslangen van de radiator en
het expansiereservoir niet gedeukt of geblokkeerdzijn.
Houd de voorzijde van de radiator schoon. Als uw auto is uitgerust met airconditioning, reinigt u de
voorzijde van de condensor.
Vervang nooit de thermostaat voor een zomer- of wintertype. Wanneer vervanging noodzakelijk is,
mag UITSLUITEND het gespecificeerde type ther-
mostaat worden ingebouwd. Andere modellen kun-
nen onvoldoende koelprestaties leveren en een ho-
ger brandstofverbruik en hogere emissiewaarden
teweegbrengen.
REMSYSTEEM
Om altijd optimale remprestaties te waarborgen, moe-
ten alle onderdelen van het remsysteem regelmatig
worden gecontroleerd. Raadpleeg "Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhoudsintervallen.
WAARSCHUWING!
Rijden met ‘slippend rempedaal’ is ge-
vaarlijk en kan ongevallen veroorzaken.
Rijden met de voet op het rempedaal veroor-
zaakt abnormaal hoge remtemperaturen, ver-
hoogt de slijtage van de remblokken en kan
leiden tot het uitvallen van het remsysteem. Dan
heeft u in noodgevallen niet het volledige remver-
mogen tot uw beschikking.
249
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 280 of 289

Informatiecentrum, voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Inklapbare buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Inrijden van nieuw voertuig, aanbevelingen . . . . . . . 182
Inrijperiode nieuw voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Inschakelen van het antidiefstalsysteem (beveiliging) . . 15
Inschuifbare bagageruimtecover . . . . . . . . . . . . . . . 111
Instapruimte, verlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Instelbare stuurkolom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Instructieboekje (bedrijfshandboek) . . . . . . . . . . . . . . 4
Instructies voor het opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . 214
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202,203
Instrumentenpaneel en bedieningen . . . . . . . . . . . . . . 6
Instrumentenpaneel reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
Instrumentenpaneeldeksel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
Intensiteit overdag, interieurverlichting . . . . . . . . . . . 76
Intensiteit, interieurlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Interieur, verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . 253
Interieur, zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Interieurverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Intervalstand ruitenwissers (intervalschakeling
van de ruitenwissers) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Kaart-/leeslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Kantelbare rugleuning passagiersstoel
(Easy Entry System) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Keuze van de koelvloeistof (antivries) . . . . . . . . 247,265
Keyless Enter-N-Go . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103,183
Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Kinderbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155,156
Kinderen beveiligen . . . . . . . . . . . 155,157,159,163,165
Kinderzitje, gordelverankering . . . . . . . . . . . . . 160,163
Klimaatregeling, airco . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Kniebescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167Knipperlichten
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . 75,181,204
Waarschuwingsknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . 87
Knipperlichten, richtingaanwijzers . . . . . 75,181,204,224
Koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 242
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246 Belangrijke punten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
Controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Dieselmotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
Inhoud koelvloeistofreservoir . . . . . . . . . . . . . . 264
Keuze van de koelvloeistof (antivries) . . . 247,264,265
Koelvloeistof bijvullen (antivries) . . . . . . . . . . . . 247
Koelvloeistofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247,248
Oude koelvloeistof verwijderen . . . . . . . . . . . . . 248
Radiatordop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Temperatuurmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Vloeistof laten aflopen en nieuw bijvullen . . . . . . . 247
Vuldop expansievat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Koelvloeistof (antivries) toevoegen . . . . . . . . . . . . 247
Koelvloeistofdop (Radiatorvuldop) . . . . . . . . . . . . . 248
Kofferruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Bagagedrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Verlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Koolstofmonoxide, waarschuwing . . . . . . . . . . . . . 178
Koplampen Automatisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Grootlichtschakelaar/dimmerschakelaar . . . . . . . . . 75
Inschakelen met ruitenwissers . . . . . . . . . . . . . . . 73
Inschakelvertraging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Lampen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Passeersignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
Schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Sproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81 273
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 283 of 289

Openen van de motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Opname, gebeurtenisgegevens . . . . . . . . . . . . . . . 176
Opnieuw instellen controlelampje olie verversen . 24,204
Opslag van het voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71,190
Over uw remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115,185
Oververhitting van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . 232
Parkeerhulp achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Parkeerrem, handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Passeersignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
PeilstokkenMotorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Portierontgrendeling met afstandsbediening . . . . . . . 12
Portiersloten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Portiersloten, automatisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Programmeerzenders (afstandsbediening
portiervergrendeling) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Radiaalbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
Radiatorvuldop (koelvloeistofdop) . . . . . . . . . . . . . 248
Radio (geluidssystemen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Radio, afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Radio, bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Ramen, snel openen van . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Reinigen Ruitenwisserbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Reinigen van glasoppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . . 254
Rem, handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Remhulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115,249
Remregelsysteem, elektronisch . . . . . . . . . . . . . . . 117
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115,249
Antiblokkeersysteem (ABS) . . . . . . . . . . . . . 116,117 Handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Hoofdremcilinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Remvloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . 250,266
Waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Reservelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
Reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212,259,260
Reservewielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262
Richtingaanwijzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75,204,224
Richtingaanwijzers, bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . 75Rijden Door stromend, hoog of ondiep,
niet-stromend water . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Rijden op gladde wegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Rijden bij vriesweer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Rijden zonder sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Rijwinddruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98,107
Roestbescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
Rotatie, banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
Ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Elektrische bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Ruitensproeier, reservoir vullen . . . . . . . . . . . . . . . 245
Ruitensproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78,80 Vloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245
Ruitensproeiers voorruit . . . . . . . . . . . . . . . 78,80,245
Ruitenwisser/sproeier achterklep . . . . . . . . . . . . . . . 81
Ruitenwisserbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
Ruitenwissers vooraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Ruitenwissers, achterruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Ruitenwissers, intervalschakeling . . . . . . . . . . . . . . . 78
Ruitenwissers, wisbladen vervangen . . . . . . . . . . . . 244
Ruitontdooiing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
276
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 286 of 289

Vertraging (interval) ruitenwissers . . . . . . . . . . . . . . 78
Vertraging, koplichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Vervangingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
Vervoeren van dieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Verwarmde buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Verwarmde zitplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Video Entertainment System™
(videosysteem achterzitting) . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Viscositeit, motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Vloeistof voor ruitenwisser bijvullen . . . . . . . . . . . . 245
Vloeistof voor stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . 266
Vloeistof, rem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Vloeistoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Vloeistoffen, smeermiddelen en originele
onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Vloeistoffen, vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Vloeistoflekkage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Vloeistofpeil controlerenHandgeschakelde versnellingsbak . . . . . . . . . . . . 251
Motorkoeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250,266
Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124,266
Voertuig Identificatie Nummer (VIN) . . . . . . . . . . . 256
Voertuig wijzigingen/veranderingen . . . . . . . . . . . . . . 5
Voorbereidingen voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . 212
Voorruitontdooiing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65,179
Vuldoppen Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238,239
Radiator (koelsysteem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248 Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Vulhoeveelheden vloeistoffen . . . . . . . . . . . . . . . . 264
Waarschuwingen voor gebruik . . . . . . . . . . . . . . . 123
Waarschuwingsknipperlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Waarschuwingslampje onderhoud . . . . . . . . . . . . . 203
Waarschuwingslampje, veiligheidsgordel . . . . . . . . . 154
Waarschuwingslampjes (Beschrijving
instrumentenpaneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Waarschuwingssignaal contactsleutel . . . . . . . . . . . . . 9
Waarschuwingssignaal lichten aan . . . . . . . . . . . . . . 74
Wassen van de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Wassen van de wagen, wasstraat . . . . . . . . . . . . . . 252
Water Rijden door . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
Wielen en wieldeksels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Wijzigingen/veranderingen, voertuig . . . . . . . . . . . . . 5
Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Zekeringen onder de motorkap . . . . . . . . . . . . . . . 227
Zender programmeren (afstandsbediening
portiervergrendeling) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Zender, afstandsbediening portiervergrendeling . . . . . 12
Zijdelingse buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Zijdelingse knipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Zijdelingse markeerlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Zijspiegels instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Zo zuinig mogelijk rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Zonneklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Zwangere vrouwen en veiligheidsgordels . . . . . . . . . 155
279
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD