ESP FIAT FREEMONT 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2012Pages: 356, PDF Size: 8.41 MB
Page 182 of 356

4. Leg de heupgordel over uw dijen, onder de buik.Om een losse heupgordel strak te trekken, moet u
het schoudergedeelte van de gordel aantrekken.
Om een te strakke heupgordel losser te maken,
kantelt u de gesp en trekt u aan de heupgordel. Een
nauw aansluitende autogordel verkleint het risico
dat u onder de gordel doorglijdt bij een ongeval.
(afb. 121)
WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordt ge-
dragen, kan het risico van inwendig letsel
bij een ongeval vergroten. De krachten op de
gordel worden dan niet opgevangen via de sterke
heupbeenderen en het bekken, maar via de buik.
Draag de heupgordel altijd zo laag mogelijk en
zorg dat de gordel strak zit .
Een gedraaid zittende gordel kan u niet de
juiste bescherming bieden. Bij een aanrijding kan
de gordel dan zelfs snijwonden veroorzaken. Con-
troleer of de gordel recht loopt . Als u een van de
gordels in uw auto niet meer recht krijgt , dient u
onmiddellijk naar uw erkende dealer te gaan om
het euvel te laten verhelpen.
5. Haal de schoudergordel zo over uw borstkas dat deze comfortabel zit en niet tegen de hals rust. De
rolautomaat spant de gordel automatisch aan.
6. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting. De gordel rolt automatisch op
tot de beginpositie. Indien nodig schuift u de gesp
over de gordel zodat deze volledig kan worden
opgerold.
(afb. 121)
Losse gordel straktrekken
176
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 183 of 356

WAARSCHUWING!
Een gerafelde of gedraaid zittende gor-
del kan bij een ongeval scheuren, waar-
door u niet langer beschermd bent . Controleer de
autogordels van tijd tot tijd op scheuren, rafels en
losse delen. Laat beschadigde onderdelen direct
vervangen. Probeer niet zelf de gordels aan te
passen of uit elkaar te halen.Autogordels moeten
na een aanrijding direct worden vervangen als
beschadigingen zijn ontstaan (sluiting of gesp
verbogen, scheurtjes en rafels, enz.).
Verstelbaar ankerpunt schoudergordel
Bij de voorste zitplaatsen kan het ankerpunt van de
schoudergordel naar beneden of boven worden ver-
steld, zodat de gordel niet langer langs de nek loopt.
Druk de knop boven de gordelband helemaal in om de
verankering te ontgrendelen, en schuif vervolgens om-
hoog of omlaag naar de gewenste stand. (afb. 122)
Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult u een lagere
stand gebruiken. Als u langer bent dan gemiddeld, zult
u een hogere stand gebruiken. Probeer na loslaten van
de knop op het ankerpunt deze nog eens op en neer te
bewegen, om zeker te zijn dat deze stevig is vergren-deld.
Op de achterbank moet u meer naar het midden van de
stoel gaan zitten om de gordel niet langs de nek te latenlopen. CORRIGEREN VAN GEDRAAIDE
DRIEPUNTSGORDEL
Gebruik de volgende methode om een gedraaide drie-
puntsgordel te ontwarren.
1. Breng de gordelgesp zo dicht mogelijk naar het
ankerpunt toe.
2. Pak de gordelband vast op ongeveer 15 tot 30 cm boven de gesp en draai de gordel 180° om een vouw
te maken die direct boven de gesp begint.
3. Schuif de gesp naar boven over de dubbelgevouwen gordel. Het gevouwen gordelgedeelte moet door de
sleuf gaan aan de bovenzijde van de gesp.
4. Schuif de gesp verder naar boven tot het gevouwen gordelgedeelte vrijkomt.
(afb. 122)
Bevestiging schoudergordel afstellen
177
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 184 of 356

VEILIGHEIDSGORDELS OP
PASSAGIERSZITPLAATSEN
De veiligheidsgordels op de passagierszitplaatsen zijn
voorzien van een oprolautomaat met automatische
vergrendeling (ALR) of een geschakelde gordelspanner,
die wordt gebruikt voor het veilig bevestigen van een
kinderzitje. Raadpleeg "Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordels" in het hoofdstuk "Kinderzitjes"
voor meer informatie. In onderstaande tabel wordt het
type voorziening voor elke zitplaats vermeld.
Bestuurder Midden Passagier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Oprolautomaat met automatische
vergrendeling
Als de passagierszitplaats is voorzien van een ALR en
voor normale toepassingen wordt gebruikt:
Trek juist voldoende gordelband uit het oprolmecha-
nisme om het middel van de inzittende comfortabel te
kunnen omvatten, zonder de ALR te activeren. Als de
ALR toch wordt geactiveerd, hoort u een ratelend
geluid terwijl de gordelband wordt ingetrokken. Laat in
dat geval de gordelband volledig intrekken en trek
vervolgens juist voldoende gordelband uit het oprol-
mechanisme om het middel van de inzittende comfor-
tabel te kunnen omvatten. Schuif de gesp in de sluiting
totdat u een 'klik' hoort. AUTOMATISCH BLOKKEREND
OPROLMECHANISME (ALR) (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Deze functie zorgt dat de schoudergordel automatisch
in een van te voren ingestelde positie wordt vergren-
deld. De rolautomaat spant de schoudergordel nog wel
automatisch aan. De automatische vergrendelfunctie is
beschikbaar op alle passagierszitplaatsen met een drie-
puntsgordel. Gebruik altijd de automatische rolver-
grendeling als een kinderzitje is aangebracht op een
zitplaats die is voorzien van een gordel met dit systeem.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijd goed
vastgegespt op de achterbank worden vervoerd.
Hoe gebruikt u de automatische
rolvergrendeling
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2. Pak het schoudergedeelte beet en trek omlaag tot
de hele gordel volkomen is uitgerold.
3. Laat de gordel weer terugrollen. Terwijl de gordel terugrolt hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan dat de
automatische rolvergrendeling is geactiveerd.
Hoe deactiveert u de automatische
rolvergrendeling
Maak de gesp van de heup-/schouderriem los en laat de
gordel helemaal terugrollen om zo de automatische
rolvergrendeling te deactiveren en de gewone botsings-
afhankelijke vergrendeling weer te activeren.
178
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 188 of 356

OPMERKING:
Als u problemen ondervindt met het opnieuw instel-
len van de actieve hoofdsteunen, neemt u contact op
met een erkende dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofd-
steunen controleren door een specialist bij een er-
kende dealer.
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Het actieve motorkapsysteem is bedoeld om de be-
scherming van voetgangers te verhogen door de mo-
torkap van de auto omhoog te laten springen bij een
aanrijding van een voetganger of voorwerp. Het sys-
teem wordt automatisch geactiveerd wanneer de auto
binnen een gespecificeerd snelheidsbereik rijdt. Het
systeem moet een verscheidenheid aan voetgangers
kunnen detecteren, waardoor het ook mogelijk is dat
andere aangereden voorwerpen het actieve motorka-
psysteem in werking stellen.
Sensoren en regeleenheden voor activering
De elektronische voetgangersbeschermingsmodule
(EPPM) bepaalt of de actuatoren bij een frontale aan-
rijding geactiveerd moeten worden. Op basis van de
botsingsensoren bepaalt de EPPM wanneer de actua-
toren geactiveerd worden. De botsingsensoren bevin-
den zich bij de voorbumper.
De elektronische voetgangersbeschermingsmodule
(EPPM) bewaakt de gereedheid van de elektronischeonderdelen van het actieve motorkapsysteem wanneer
de contactschakelaar in de stand START of ON/RUN
staat. Als de sleutel in de stand LOCK, in de stand
ACC, of niet op contact staat, is het actieve motorka-
psysteem niet ingeschakeld en zal de actieve motorkap
niet geactiveerd worden.
De EPPM beschikt over een reservevoeding, waardoor
de actuatoren ook geactiveer kunnen worden wanneer
de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud actieve motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap heeft geactiveerd of
een storing in een van de onderdelen van het systeem
detecteert, licht het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem op en verschijnt het bericht "SERVICE
ACTIVE HOOD" (ONDERHOUD ACTIEVE MO-
TORKAP) op het scherm van het elektronische voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC), voor bepaalde
uitvoeringen/markten. Een enkel geluidssignaal klinkt
als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
gaat branden na de eerste keer starten. De module
bevat ook diagnosefuncties die het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem laten branden wanneer
een storing wordt geconstateerd die het actieve mo-
torkapsysteem zou kunnen beïnvloeden. De diagnose
meldt eveneens de aard van het defect. Raadpleeg uw
dealer als het waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem brandt of als "SERVICE ACTIVE HOOD" (ON-
DERHOUD ACTIEVE MOTORKAP) op het scherm
182
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 190 of 356

WAARSCHUWING!
Wanneer u een airbag-
waarschuwingslampje op uw instrumen-
tenpaneel of het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (ONDERHOUD ACTIEVE MOTOR-
KAP) op het EVIC negeert , kan dat betekenen
dat de actieve motorkap de voetgangersbescher-
ming niet verhoogt .Als het lampje niet gaat bran-
den wanneer u de contactsleutel omdraait en
blijft branden nadat u de auto hebt gestart of
gaat branden tijdens het rijden, dient u contact
op te nemen met uw erkende dealer.
Wijzigingen aan delen van het actieve motor-
kapsysteem kunnen tot gevolg hebben dat het
systeem bij een aanrijding niet functioneert .
Breng geen wijzigingen in de onderdelen of be-
drading aan. Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosseriestructuur en mon-
teer geen los verkrijgbare voorbumpers of kap-pen.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het ac-
tieve motorkapsysteem te repareren.Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto is
uitgerust met een actief motorkapsysteem.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Probeer geen enkel onderdeel van het actieve
motorkapsysteem te wijzigen. De actieve motor-
kap kan per ongeluk omhoog schieten of moge-
lijk niet goed meer werken als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer voor
reparaties aan de motorkap.
Bestuurders moeten zich bewust zijn van voet-
gangers. Let altijd op voetgangers, dieren, andere
voertuigen en obstakels. U bent verantwoordelijk
voor de veiligheid en dient uw aandacht voortdu-
rend bij de omgeving te houden.Anders bestaat er
een risico op ernstig of dodelijk letsel.
GEAVANCEERD
AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BELTALERT
®)
BeltAlert
®
is een voorziening die de bestuurder en
voorpassagier (voor bepaalde uitvoeringen/markten
met BeltAlert
®
voor de voorpassagier) eraan herin-
nert de veiligheidsgordel vast te gespen. Deze voorzie-
ning is altijd actief wanneer het contact is ingeschakeld.
Als de autogordel van de bestuurder of voorpassagier
niet is vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje voor
de veiligheidsgordels branden totdat beide gordels
vóór zijn vastgegespt. Het BeltAlert
®-systeem wordt
geactiveerd binnen 60 seconden nadat de auto een
184
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 191 of 356

snelheid boven 8 km/u heeft bereikt. De waarschu-
wingscyclus duurt 96 seconden of totdat de betref-
fende veiligheidsgordels zijn vastgegespt. Nadat de cy-
clus is voltooid, blijft het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels branden totdat beide gordels vóór
zijn vastgegespt. De bestuurder behoort ook alle an-
dere inzittenden erop te wijzen hun veiligheidsgordels
vast te gespen. Als een veiligheidsgordel vóór niet is
vastgegespt terwijl er wordt gereden met een snelheid
boven 8 km/u, laat BeltAlert
®als eenmalige waarschu-
wing een geluidssignaal klinken, gaat het waarschu-
wingslampje voor de veiligheidsgordels branden en
wordt vervolgens de waarschuwingscyclus van 96 se-
conden geactiveerd.
De BeltAlert
®voor de voorstoel aan passagierszijde is
niet actief wanneer er niemand in de stoel zit.
BeltAlert
®kan worden geactiveerd wanneer zich op
de voorstoel aan passagierszijde een dier of zwaar
voorwerp bevindt of wanneer de stoel is neergeklapt
(voor bepaalde uitvoeringen/markten). Het wordt aan-
bevolen huisdieren aangelijnd, of in een met de veilig-
heidsgordels bevestigde reismand, op de achterbank te
vervoeren en bagage goed op te bergen. OPMERKING:
De BeltAlert
®
kan door uw dealer geactiveerd of
gedeactiveerd worden.
De fabrikant van dit motorvoertuig raadt deactive-
ring van BeltAlert®af.
Als het BeltAlert®-waarschuwingssysteem is gede-
activeerd, blijft het controlelampje branden zolang de
bestuurdersgordel niet is vastgemaakt.
Veiligheidsgordels en zwangerschap
Wij adviseren vrouwen die in verwachting zijn om ook
dan de autogordel te gebruiken. Een veilig zittende
moeder vormt de beste bescherming voor de nog
ongeboren baby.
Een aanstaande moeder hoort het heupgedeelte van
de gordel laag over het middel en zo strak mogelijk
over de heupen te dragen. Houd de gordel laag, zodat
deze niet over de buik loopt. Op deze wijze zullen de
heupen de krachten opvangen bij een ongeval.
185
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 192 of 356

AUTOGORDELS VOOR KINDEREN
Iedereen in uw auto moet altijd een autogordel dragen,
ook baby's en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten onderweg goed
vastgegespt zijn op de achterbank als dat mogelijk is.
Statistieken tonen aan dat kinderen veiliger zijn wan-
neer ze op de achterste zitplaatsen zijn vastgegespt (en
niet op de voorstoelen). (afb. 129)
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een kin-
derzitje achterstevoren op een stoel die
is beveiligd door een frontairbag!” Lees ook de
informatiestickers op de zonneklep en het por-
tiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind of zelfs een baby als een projectiel naar
voren worden geslingerd. Bij een aanrijding kan
zoveel kracht nodig zijn om een baby op uw
schoot te houden dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent . De baby en
andere inzittenden kunnen zo ernstig gewond
raken. Voor elk kind in uw auto moet u het
bijbehorende kinderzitje gebruiken, overeenko-
mend met de grootte van het kind.
(afb. 129)
186
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 196 of 356

WAARSCHUWING!
Achterwaarts gerichte kinderzitjes mo-
gen uitsluitend op de voorstoel van een
auto met passagiersairbag worden geplaatst als
deze airbag is uitgeschakeld. Bij opblazen kan de
airbag anders ernstig en zelfs dodelijk letsel toe-
brengen aan de baby.
Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het achterstevoren ge-
plaatste aanpasbare kinderzitje ontgroeid, kunnen
voorwaarts gericht in de auto rijden. Voorwaarts ge-
richte kinderzitjes en voorwaarts geplaatste aanpas-
bare kinderzitjes zijn bedoeld voor kinderen die ouder
zijn dan twee jaar of zwaarder of langer zijn dan de
gewichts- of lengtelimiet van het achterstevoren ge-
plaatste aanpasbare kinderzitje. Kinderen moeten zo
lang mogelijk in een voorwaarts geplaatst kinderzitje
met gordel worden vervoerd totdat ze het toegestane
maximale gewicht of lengte voor het kinderzitje heb-
ben bereikt. Deze typen kinderzitjes worden tevens in
de auto bevestigd met een driepuntsgordel of het
ISOFIX-bevestigingssysteem van het kinderzitje. Zie
"ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzitjes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn dan de limiet voor
het voorwaarts geplaatste kinderzitje, moeten een
zitverhoger met gordelbevestiging gebruiken totdat de
autogordels goed passen. Als het kind met de rug tegen de rugleuning op de zitting zit en de knieën niet kan
buigen om de benen te laten afhangen, moet het kind
een zitverhoger met gordelbevestiging gebruiken. Het
kind en de zitverhoger met gordelbevestiging worden
bevestigd met behulp van de driepuntsgordel.
Geïntegreerde zitverhoger (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De ingebouwde zitverhoger bevindt zich aan de plaat-
sen bij het raam op de tweede zitrij. De zitverhoger is
bedoeld voor kinderen met een lichaamsgewicht tus-
sen 22 en 39 kg en een lengte van 119 tot 145 cm.
Volg de onderstaande stappen om het kind op de
zitverhoger te zetten:
1. Om de geïntegreerde zitverhoger te kunnen gebrui-
ken dient u de tweede zitrij volledig naar achteren te
schuiven.
OPMERKING: De bank op de tweede zitrij moet in
de achterste positie blijven tijdens het gebruik van de
ingebouwde zitverhoger.
2. Trek de lus naar voren om de vergrendeling en de
zitting los te maken. (afb. 130)
3. Licht het stoelkussen op en duw het naar achteren om het in de verhogingsstand vast te zetten.
(afb. 131)
4. Zet het kind rechtop in de stoel met de rug stevig tegen de rugleuning.
5. Pak de gordelgesp en trek de autogordel uit.
190
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 197 of 356

6. Schuif de gordelgesp op de gordelband naar boventot de autogordel om de heupen van het kind kan
worden vastgemaakt.
OPMERKING: Leg de heupgordel laag over de heu-
pen en trek de gordel zo strak mogelijk aan.
7. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u een klik hoort. (afb. 132)
8. Om de speling uit de heupgordel te verwijderen trekt u het schoudergedeelte van de gordel naar
boven.
9. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting.
(afb. 130) Ontgrendellus(afb. 131)
Stoelverhoger
(afb. 132)
191
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 199 of 356

Volg nauwkeurig de instructies op van de fabrikantwanneer u een kinderzitje installeert. Als u het zitje
niet op de juiste wijze installeert, functioneert het
misschien niet juist wanneer dat nodig is.
Gesp het kind in het zitje vast volgens de aanwijzin- gen van de fabrikant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje niet
gebruikt , zet dit dan vast met de auto-
gordel of verwijder het uit de auto. Laat het zitje
nooit los in de auto liggen. Bij een noodstop of
ongeval kan het zitje de inzittenden of de stoel-
rugleuningen raken en ernstig letsel veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzitjes
De stoelen op de tweede zitrij zijn voorzien van het
bevestigingssysteem voor kinderzitjes met de naam
ISOFIX. Met het ISOFIX--systeem kunnen kinderzitjes
worden geïnstalleerd zonder gebruik te maken van de
autogordels. Hierbij wordt het kinderzitje aan de car-
rosserie bevestigd met ankerpunten onder en anker-
banden boven.
Er zijn nu ISOFIX--compatibele kinderzitjes verkrijg-
baar. Aangezien de introductie van de lage veranke-
ringspunten een aantal jaren zal vergen, zullen kinder-
zitjes met bevestigingen voor dergelijke
verankeringspunten voorlopig ook voorzieningen heb- ben voor bevestiging met behulp van de autogordels.
Kinderzitjes voorzien van ankerbanden en haken voor
bevestiging aan de bovenste ankerbanden zijn al langere
tijd leverbaar. Een groot aantal fabrikanten van kinder-
zitjes levert inmiddels voor sommige oudere typen
kinderzitjes een uitbreidings- of aanpassingsset met
ankerbanden. Maak vooral gebruik van alle beschikbare
mogelijkheden om uw kinderzitje stevig in een auto te
bevestigen.
De drie zitplaatsen op de tweede rij hebben lage
verankeringspunten die geschikt zijn voor ISOFIX-
compatibele kinderzitjes. Zorg bij het bevestigen van
twee ISOFIX-compatibele kinderzitjes dat ze nooit een
laag verankeringspunt delen. Als u kinderzitjes op aan-
grenzende zitplaatsen installeert of als uw kinderzitjes
niet ISOFIX-compatibel zijn, installeer dan de zitjes
met de autogordels. (afb. 133)
Het ISOFIX-compatibele kinderzitje
installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van de fabrikant
zorgvuldig op te volgen bij het installeren van het
kinderzitje. Niet alle kinderzitjes worden geïnstalleerd
volgens deze beschrijving. Nogmaals: volg nauwgezet
de aanwijzingen van de fabrikant op wanneer u een
kinderzitje installeert. OPMERKING:
Wanneer bij het aanbrengen van het
kinderzitje het zitje tegen de hoofdsteun aankomt,
kantel dan de rugleuning zodat dit contact wordt ver-meden.
193
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD