FIAT FREEMONT 2013 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2013, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2013Pages: 384, PDF Size: 5.28 MB
Page 31 of 384

Oil Change Due (Olie verversen) (met één geluids-signaal)
Uitlaatsysteem — regeneratie nu vereist. In omstan- digheden waarbij alleen zeer korte ritten met lage
snelheid worden gemaakt, of ritten waarbij alleen
met lage snelheid wordt gereden, bereiken de motor
en het uitlaatgasnabehandelingssysteem nooit de
vereiste omstandigheden om de opgevangen roet-
deeltjes te verwijderen. Als dit zich voordoet, wordt
het bericht "Exhaust System Regeneration Required
Now" (regeneratie van het uitlaatsysteem nu vereist)
weergegeven in het EVIC. Door met uw auto op
snelweg te rijden gedurende tenminste 30 minuten
verhelpt u het probleem in het roetfiltersysteem
doordat de opgevangen roetdeeltjes nu worden ver-
wijderd, zodat de normale bedrijfsstand van het
systeem wordt hersteld.
Exhaust Service Require — See Dealer Now (onder- houd uitlaat noodzakelijk - bezoek dealer). Het mo-
torvermogen wordt beperkt om permanente schade
aan het nabehandelingssysteem te voorkomen. Als
deze omstandigheid zich voordoet, dient u uw auto
voor onderhoud naar uw plaatselijke erkende dealer
brengen. WITTE VERKLIKKERLAMPJES EVIC
In dit gedeelte worden instelbare witte indicatoren
getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn:
Status schakelhendel — Alleen automatische
versnellingsbak
De status van de schakelhendel "P, R, N, D, L, 6, 5, 4, 3,
2, 1" wordt weergegeven als indicatie van de stand van
de hendel. De lampjes "6, 5, 4, 3, 2, 1" geven aan dat de
Autostick™ functie is ingeschakeld. De gekozen ver-
snelling wordt weergegeven. Raadpleeg "Starten en
rijden" voor meer informatie over Autostick™.
Cruisecontrol ingeschakeld
Dit lampje gaat aan als de elektronische snel-
heidsregeling AAN staat. Raadpleeg voor
meer informatie "Elektronische snelheidsre-
geling" in "Uw auto".
Cruisecontrol ingesteld Dit lampje brandt wanneer de cruisecontrol
is ingesteld. Raadpleeg voor meer informatie
"Elektronische snelheidsregeling" in "Uw
auto".
25UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 32 of 384

ORANJE VERKLIKKERLAMPJES EVIC
In dit gedeelte worden instelbare oranje indicatoren
getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn:
Controlelampje brandstofpeilAls het brandstofpeil is gezakt tot ongeveer 11,0
liter, gaat dit lampje aan en blijft het branden tot
er brandstof wordt bijgevuld.
Indicatielampje brandstofvuldop los
(voor bepaalde uitvoeringen/landen) Wanneer het diagnosesysteem detecteert
dat de brandstofvuldop los zit, onjuist is aan-
gebracht of is beschadigd, gaat er een lampje
branden. Draai de vuldop stevig vast en druk
op de selectieknop om het bericht uit te schakelen. Als
het probleem zich opnieuw voordoet, verschijnt de
melding de volgende keer dat de auto wordt gestart
opnieuw.
Ook het storingslampje kan gaan branden vanwege een
loszittende, slecht bevestigde of beschadigde tankdop.
Laag peil ruitensproeiervloeistof Dit lampje gaat branden om aan te geven dat
het peil van de ruitensproeiervloeistof laag is. RODE VERKLIKKERLAMPJES EVIC
In dit gedeelte worden instelbare rode indicatoren
getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn:
Portier open
Dit lampje gaat branden om aan te geven dat
een of meerdere portieren mogelijk open
zijn.
Waarschuwingslampje oliedruk Deze indicator wijst op een te lage motorolie-
druk. Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet de auto dan veilig stil en zet de motor zo
snel mogelijk af. Er klinkt gedurende vier minuten een
geluidsignaal als dit lampje gaat branden.
Start de motor pas opnieuw wanneer het probleem is
verholpen. Dit lampje geeft geen informatie over het
motoroliepeil. Het oliepeil moet u controleren in de
motorruimte.
Lampje laadsysteem Dit lampje geeft informatie over het functione-
ren van het elektrische laadsysteem. Het lampje
zal gaan branden wanneer het contact de eerste keer
wordt ingeschakeld (stand ON) en kort blijven branden
om het lampje te controleren. Als het lampje blijft
branden of gaat branden tijdens het rijden, schakel dan
de elektrische apparaten uit die niet noodzakelijk zijn
voor het rijden of verhoog het motortoerental (als de
26
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 33 of 384

motor stationair draait). Als het lampje van het laad-
systeem blijft branden, is er een probleem met het
laadsysteem. Laat de auto dan ONMIDDELLIJK CON-
TROLEREN. Neem contact op met een erkende
dealer.
Wanneer met startkabels moet worden gestart, raad-
pleeg dan "Starten met startkabels" onder "Noodge-
vallen".
Lampje elektronisch gaspedaalDit lampje wijst u op een probleem met het
elektronische gaspedaal (ETC). Dit lampje
gaat branden als u de contactschakelaar voor
het eerst in de stand ON wordt gezet om een
gloeilampcontrole uit te voeren. Als het lampje niet
gaat branden tijdens het starten, moet u het systeem
laten controleren door een erkende dealer.
Als er een probleem wordt gedetecteerd, gaat het
lampje branden wanneer de motor draait. Schakel het
contact uit en opnieuw in wanneer de auto volledig
stilstaat en de schakelhendel in de stand PARK staat
(voor bepaalde uitvoeringen/landen). Het lampje moet
dan doven.
Als het lampje bij draaiende motor blijft branden, kunt
u in de meeste gevallen gewoon met de auto rijden.
Neem echter zo snel mogelijk contact op met uw
erkende dealer voor reparatie. Als het lampje knippert wanneer de motor draait, is onmiddellijk onderhoud
noodzakelijk. In een dergelijk geval is het mogelijk dat
het motorvermogen afneemt, de motor versneld of
onregelmatig stationair draait of afslaat en dat uw auto
moet worden gesleept.
Waarschuwingslampje motortemperatuur
Dit lampje waarschuwt voor een oververhitte
motor. Als de temperatuur stijgt en de meter
dichter bij Hkomt, gaat dit lampje branden en
klinkt er een geluidssignaal als de ingestelde grens-
waarde wordt bereikt. Als de oververhitting blijft toe-
nemen, passeert de meternaald de waarde H, blijft het
controlelampje aanhoudend knipperen en klinkt er een
aanhoudend geluidssignaal tot de motor kan afkoelen.
Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat branden,
zet dan de auto veilig stil aan de kant van de weg. Als de
airco is ingeschakeld, schakel deze dan uit. Zet de
versnellingsbak in de stand NEUTRAL en laat de motor
stationair draaien. Als de meternaald niet terugkeert
naar normaal, zet de motor dan onmiddellijk uit en bel
voor hulp.
Waarschuwingslampje versnellingsbaktempera-
tuur (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Dit lampje geeft aan dat de temperatuur van
de transmissievloeistof te hoog is. Dit kan
gebeuren bij veeleisend gebruik, zoals het
trekken van een aanhanger. Wanneer dit
27UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 34 of 384

lampje gaat branden, zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Schakel vervolgens naar NEUTRAL en
laat de motor stationair of met een hoger toerental
draaien tot het lampje dooft.
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt , kan de versnellingsbak ernstig
beschadigd of defect raken.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
v
oor de versnellingsbaktemperatuur
brandt , kan onder bepaalde omstandigheden de
vloeistof overkoken, in aanraking komen met de
hete motor- of uitlaatonderdelen en brand ver-
oorzaken.
OLIEVERVERSING VEREIST
Uw auto is uitgerust met een indicator voor oliever-
versing. Het bericht "Oil change due"(olie verversen)
knippert ongeveer 10 seconden in het EVIC-scherm na
één geluidsignaal om de volgende oliebeurt aan te
geven. De indicator voor olieverversing is gebaseerd op
de belasting van de motor, wat betekent dat de perio-
dieke oliebeurten afhankelijk zijn van uw persoonlijke
rijstijl. Als dit bericht niet wordt gereset, verschijnt dit bericht
telkens wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet. Om het bericht tijdelijk uit te schakelen,
drukt u kort op de knop BACK (terug). Raadpleeg uw
Fiat dealer om het olieverversingsindicatielampje te
resetten.
BRANDSTOFVERBRUIK
Druk kort op de OMHOOG- of OMLAAG-knop tot-
dat de melding "Fuel Economy" (Brandstofverbruik)
wordt gemarkeerd in het EVIC en druk dan op de
selectieknop. De volgende functies voor brandstofver-
bruik worden in het EVIC getoond:
Average Fuel Economy (Gemiddeld brandstofver-
bruik)
Distance To Empty (DTE) (Bereik tot lege tank)
l/100 km
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik sinds de laat-
ste reset weer. Wanneer het brandstofverbruik wordt
gereset, worden op het scherm gedurende twee secon-
den het bericht "RESET" of streepjes weergegeven. De
historische gegevens worden dan gewist en het nieuwe
gemiddelde wordt berekend op basis van het laatste
gemiddelde brandstofverbruik van voor de reset.
28
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 35 of 384

Bereik tot lege tank
Geeft de geschatte afstand weer die nog kan worden
afgelegd met de brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald door een gewo-
gen gemiddelde van het huidige en gemiddelde brand-
stofverbruik in relatie tot het huidige brandstofpeil in
de tank. Het bereik tot lege tank kan niet worden
gereset met de selectieknop.
OPMERKING:Aanmerkelijke veranderingen in de
rijstijl of de belading van de auto zullen een groot effect
hebben op de afstand die de auto kan afleggen, onge-
acht het getoonde bereik tot lege tank.
Als het bereik tot lege tank lager is dan de geschatte
rijafstand van 48 km, verandert het scherm en ver-
schijnt het bericht "LOW FUEL" (laag brandstofpeil).
Dit bericht wordt continu getoond totdat brandstof-
tank leeg is. Het bericht "LOW FUEL" (laag brandstof-
peil) verdwijnt en er verschijnt een nieuw bereik tot
lege tank nadat voldoende brandstof is getankt.
l/100 km
Deze weergave toont tijdens het rijden het huidige
verbruik in l/100 km in een staafdiagram. Hierdoor
wordt het brandstofverbruik continu tijdens het rijden
bewaakt, zodat u uw rijstijl kunt aanpassen om minder
brandstof te verbruiken. (afb. 10) VOERTUIGSNELHEID
Druk op de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd
deze ingedrukt totdat de melding "Vehicle Speed"
(Voertuigsnelheid) verschijnt in het EVIC. Druk op de
selectieknop om de huidige snelheid weer te geven
in mph of km/h. Door nogmaals op de selectieknop te
drukken schakelt u tussen weergave in mph of km/u.
OPMERKING:
Als u de maateenheid wijzigt in het
menu "Vehicle Speed" (voertuigsnelheid), verandert de
maateenheid niet in het EVIC.
RITINFORMATIE
Druk op de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd
deze ingedrukt totdat de melding "Trip info" (ritinfor-
matie) verschijnt in het EVIC en druk dan op de
(afb. 10) Staafdiagram l/100 km
29
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 36 of 384

selectieknop. Door op de selectieknop te drukken
terwijl "Trip Info" (Ritinformatie) wordt gemarkeerd,
zal het EVIC op één scherm zowel Trip A (Rit A), als
Trip B (Rit B), als de Elapsed Time (Verstreken tijd)
tonen. Als u één van deze drie functies wilt terugstel-
len, drukt u op de OMHOOG- of OMLAAG-knop om
de functie die u wilt resetten te markeren (selecteren).
Door op de selectieknop te drukken wordt alleen de
geselecteerde functie teruggesteld. De drie functies
kunnen alleen één voor één worden teruggesteld. De
volgende ritfuncties worden getoond in het EVIC:
Trip A (Rit A)
Trip B (Rit B)
Elapsed Time (Verstreken tijd)
In de tripfunctiemodus wordt de volgende informatie
weergegeven:
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A die werd afgelegd
sinds de laatste reset.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die werd afgelegd
sinds de laatste reset.Elapsed Time (Verstreken tijd)
Toont de totale reistijd die is verstreken sinds de
laatste reset. De verstreken tijd neemt toe wanneer
het contact in de stand ON/RUN staat.
Het scherm resetten
Reset vindt alleen plaats als er een resetbare functie
wordt getoond. Druk eenmaal kort op de selectieknop
om de resetbare functie tw wissen.
BANDENSPANNING
Druk de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd deze
ingedrukt totdat het bericht "Tire BAR" (Bandenspan-
ning in BAR) verschijnt in het EVIC. Druk op de
selectieknop om een grafiek van de auto weer te geven
waar in de hoeken de waarde van de bandenspanning is
aangegeven.
VOERTUIGINFORMATIE
(INFORMATIEFUNCTIES VOOR DE KLANT)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd
deze ingedrukt totdat de melding "Vehicle Info" (infor-
matie over de auto) verschijnt in het EVIC en druk dan
op de selectieknop. Druk op de OMHOOG- en
OMLAAG-knop om door de beschikbare informatie-
schermen te bladeren.
Koelvloeistoftemperatuur
Toont de huidige temperatuur van de koelvloeistof.
30
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 37 of 384

Olietemperatuur
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de olie.
Oliedruk
Toont de huidige oliedruk.
Versnellingsbaktemperatuur
Toont de huidige temperatuur van de versnellingsbak.
Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de motor in bedrijf is
geweest.
BERICHTEN
Druk in het hoofdmenu op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop en houd deze ingedrukt totdat het
bericht "Messages: XX" (Berichten: XX) gemarkeerd
verschijnt in het EVIC. Als er meer dan één bericht is,
kunt u door op de selectieknop te drukken een opge-
slagen waarschuwingsbericht weergeven. Druk op de
OMHOOG- en OMLAAG-knop als er meer dan één
bericht is om de overige opgeslagen berichten weer te
geven. Als er geen berichten zijn, gebeurt er niets als u
op de selectieknop drukt.
TURN MENU OFF (MENU UITSCHAKELEN)
Selecteer deze optie in het hoofdmenu met de
OMLAAG-knop. Door op de selectieknop te drukken
verdwijnt het menuscherm uit het beeld. Als u op een
van de vier stuurwielknoppen drukt, verschijnt het
menu weer in beeld.Uconnect Touch™ INSTELLINGEN
TOETSEN
De toetsen bevinden zich aan de linker- en rechterzijde
van het Uconnect Touch™ 4.3 scherm. Bovendien
bevindt zich in het midden van het instrumentenpaneel,
rechts van de toetsen van de klimaatregeling, een
Scroll/Enter-draaiknop. Draai aan de knop om door de
menu's te bladeren of instellingen te selecteren (bijv.
30, 60, 90). Druk een of meerdere keren op het midden
van de draaiknop om een instelling te wijzigen (bijv.
ON/OFF (aan/uit)).
SCHERMTOETSEN
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ scherm.
PERSOONLIJK TE PROGRAMMEREN
FUNCTIES — INSTELLINGEN Uconnect
Touch™ 4.3
In deze modus kunt u de toetsen en schermtoetsen
gebruiken om via het Uconnect Touch™ systeem toe-
gang te krijgen tot de programmeerbare functies waar-
mee de auto mogelijk os uitgerust, zoals Display
(Scherm), Clock (Klok), Safety/Assistance (Veiligheid/
hulp), Lights (Verlichting), Doors & Locks (Portieren en
sloten), Heated Seats (Stoelverwarming) (voor be-
paalde uitvoeringen/landen), Engine Off Operation
(Stroom bij uitgeschakelde motor), Compass Settings
31
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 38 of 384

(Kompasinstellingen), Audio and Phone/Bluetooth set-
tings (Audio- en telefoon-/Bluetooth-instellingen).
OPMERKING:Er kan telkens slechts één onderdeel
van het aanraakscherm tegelijk worden weergegeven.
Druk op de toets "Settings" om toegang te krijgen tot
het Settings scherm, gebruik de schermtoetsen Page
Up / Down om door de volgende instellingen te scrol-
len. Kies de gewenste insteltoets om aan de hand van
de beschrijving op de volgende pagina's de instelling te
wijzigen. (afb. 11) (afb. 12) Display (scherm)
Helderheid
Druk op de schermtoets Brightness (Helderheid) om
dit scherm te veranderen. Wanneer u toegang tot dit
scherm hebt kunt u de helderheid ervan bij in- of
uitgeschakelde koplampen regelen. Stel de helderheid
in met de schermtoetsen + en - of door een punt op de
schaal tussen de schermtoetsen + en - te selecteren en
op de schermtoets met de pijl naar links te drukken.(afb. 11)
1 — Uconnect Touch™ 4.3 instellingentoets
(afb. 12) Uconnect Touch™ 4.3 schermtoetsen
32
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 39 of 384

Modus (voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Mode (Modus) om dit scherm
te veranderen. In dit scherm kunt u een van de auto-
matische scherminstellingen selecteren. Om de status
van de modus te veranderen drukt u op de scherm-
toets Day (Dag), Night (Nacht) of Auto en laat deze
weer los. Druk vervolgens op de schermtoets met de
pijl naar links.
Taal
Druk op de schermtoets Language (Taal) om dit
scherm te veranderen. In dit scherm kunt u een van de
drie talen voor de schermweergave selecteren, met
inbegrip van de ritfuncties en het navigatiesysteem
(voor bepaalde uitvoeringen/landen). Druk op de toets
German (Duits), French (Frans), Spanish (Spaans), Ita-
lian (Italiaans), Dutch (Nederlands) of English (Engels)
om de gewenste taal te selecteren. Druk vervolgens op
de schermtoets met de pijl naar links. Alle verdere
informatie wordt getoond in de taal van uw keuze.
Eenheden
Druk op de schermtoets Units (Eenheden) om dit
scherm te veranderen. Wanneer u toegang hebt tot dit
scherm kunt u de eenheden van het EVIC, kilometer-
teller en het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) van Amerikaanse in metrische
eenheden veranderen en omgekeerd. Druk op US of
Metric (Metrisch); druk vervolgens op de schermtoetsmet de pijl naar links. Als u doorgaat wordt de geselec-
teerde eenheid weergegeven.
Reactie op spraakbediening
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Voice Response (Reactie op
spraakbediening) om dit scherm te veranderen. Wan-
neer u toegang tot dit scherm hebt, kunt u de instel-
lingen van Voice Response Length (Lengte voor reactie
op spraakbediening) wijzigen. Druk om de Voice Res-
ponse Length (Lengte voor reactie op spraakbediening)
te wijzigen op de schermtoets Brief (Kort) of Long
(Lang) en druk vervolgens op de schermtoets met de
pijl naar links.
Pieptonen aanraakscherm
Druk op de schermtoets Touch Screen Beep (Piepto-
nen aanraakscherm) om dit scherm te veranderen.
Wanneer u toegang tot dit scherm hebt, kunt u
schermtoetstonen in- of uitschakelen. Druk, om het
geluid bij aanraking te veranderen, op de schermtoets
On (Aan) of Off (Uit). Druk daarna op de schermtoets
met de pijl naar links.
Clock (klok)
Tijd instellen
Druk op de schermtoets Set Time (Tijd instellen) om
dit scherm te veranderen. Wanneer u toegang tot dit
scherm hebt kunt u de weergegeven tijd veranderen.
33
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 40 of 384

Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Set
Time (Tijd instellen), stel de uren en minuten met de
schermtoetsen 'omhoog' en 'omlaag', selecteer AM ('s
ochtends) of PM ('s middags), selecteer 12 hr of 24 hr
en druk tot slot op de schermtoets met de pijl naar
links wanneer alle keuzes zijn gemaakt.
Show Time Status (Tijdstatus tonen)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Show Time Status (Tijdstatus
tonen) om dit scherm te veranderen. Wanneer u toe-
gang tot dit scherm hebt kunt u de digitale klok in de
statusbalk in- of uitschakelen. Als u de instelling Show
Time Status (Tijdstatus tonen) wilt wijzigen, drukt u
kort op de schermtoets On (Aan) of Off (Uit) en
daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
Sync Time (Tijd synchroniseren)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Sync Time (Tijd synchronise-
ren) om dit scherm te veranderen. Wanneer u toegang
tot dit scherm hebt, kunt u de tijd automatisch door de
radio laten instellen. Druk, om de instelling Sync Time
(Tijd synchroniseren) te veranderen, op de scherm-
toets On (Aan) of Off (Uit). Druk daarna op de
schermtoets met de pijl naar links.Safety / Assistance (veiligheid/hulp)
Park Assist (parkeerhulp)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Park Assist om dit scherm te
veranderen. De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels indien de versnel-
lingspook in de achteruitversnelling staat en de snel-
heid lager is dan 18 km/u. Het systeem kan worden
ingesteld met Sound Only (alleen geluid), Sound and
Display (beeld en geluid) of worden uitgeschakeld. Als
u de Park Assist-status wilt wijzigen, drukt u kort op de
knop Off, Sound Only of Sounds and Display en daarna
op de schermtoets met de pijl naar links.
Hill Start Assist
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Druk op de schermtoets Hill Start Assist om dit
scherm te veranderen. Wanneer deze functie is gese-
lecteerd, is het Hill Start Assist (HSA) systeem actief.
Raadpleeg "Elektronisch remsysteem" in "Starten en
rijden" voor informatie over de werking en de bedie-
ning van het systeem. Druk, om uw keuze te maken, op
de schermtoets Hill Start Assist. Druk vervolgens op
de schermtoets met de pijl naar links.
34
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD