Bandentoestand
384) 385) 386)
214)
1. Locatie van de slijtage-indicator van
het loopvlak
2. Slijtage-indicator van het loopvlak
Controleer de banden op sneden,
scheuren en andere schade. Vervang
de banden als er diepe sneden of
scheuren in zitten. Controleer ook
iedere band op stukken metaal of grind.
Gebruik van versleten banden kan zeer
gevaarlijk zijn in verband met het
grotere risico op slippen of
aquaplanning. Volgens de
minimumvereisten voor gebruik dienen
de banden een profieldiepte van
minimaal 1,6 mm te hebben.
Minimaal 3 mm voor sneeuw (winter)
banden (voor markten, waar voorzien).
Naarmate de band slijt, worden
slijtage-indicatoren op het loopvlakzichtbaar, wat aangeeft dat de band
niet langer voldoet aan de
minimumvereisten voor gebruik. Als
deze slijtage-indicatoren op het
loopvlak verschijnen, moeten de
banden worden vervangen door
nieuwe.
Vervang bij voertuigen met
vierwielaandrijving alle banden, als één
band moet worden vervangen.
Banden en wielen vervangen
215) 216)
Banden wisselen
Bandenslijtage varieert afhankelijk van
de voertuigomstandigheden, het
wegdek en de individuele rijgewoonten.
Voor een gelijkmatige slijtage en een
langere levensduur van de band, raden
we aan de banden onmiddellijk te
wisselen als ongebruikelijke slijtage
wordt waargenomen, of als het verschil
tussen de voor- en achterbanden
duidelijk waarneembaar is.
Controleer de banden bij het wisselen
op ongelijke slijtage en schade.
Ongebruikelijke slijtage wordt meestal
veroorzaakt door een verkeerde
bandenspanning, wieluitlijning of
-balancering, of hard remmen.
Raadpleeg een erkend Fiat Servicepunt
om de oorzaak van onregelmatige
slijtage te bepalen.
387)
217) 218)
467AA0002549
468AHE100140
291