airbag FIAT FULLBACK 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2017Pages: 332, PDF Size: 10.46 MB
Page 13 of 332

LUCHTROOSTERSLuchtroosters................... 61
ELEKTRISCHE RUITBEDIENINGBestuurdersschakelaars......... 77Passagiersschakelaars.......... 77
INSTRUMENTENPANEELBedieningspaneel en
boordinstrumenten................ 97
Multi-informatiedisplay........... 97Indicatie- en waarschuwings-
lampjes.......................... 106
VERWARMING/KLIMAATREGELINGBedieningspaneel............... 64
Verwarming / handmatige
airconditioning..................... 64
Automatische klimaatregeling.... 67
RIJMODUSSCHAKELAARWerking....................... 177
FRONTAIRBAGBestuurdersairbag............. 137Frontairbag passagierszijde..... 137
DASHBOARDKASTJEDashboardkastje................ 90
VERSNELLINGSPOOKHandgeschakelde
3
11
versnellingsbak................... 169Automatische versnellingsbak . . 171
STUURWIELVerstellen....................... 43Stuurslot........................ 43
Page 93 of 332

Gebruik de handgrepen niet tijdens het
in- of uitstappen. De handgrepen
zouden los kunnen komen, waardoor u
kunt vallen.
JASHAAK
(indien aanwezig)
Aan de achterste plafondhandgreep zit
een jashaak.
93)
BELANGRIJK
86)Doe geen papier of andere brandbare
materialen in de asbakken. Deze zouden
door sigaretten of andere rookartikelen in
brand kunnen vliegen en schade kunnen
veroorzaken.
87)Raak het verwarmingselement van de
aansteker niet aan; pak alleen de knop vast
om brandwonden te voorkomen.
88)Houd de deksels van opbergvakken
tijdens het rijden gesloten. Anders zou het
deksel of de inhoud van het opbergvak
letsel kunnen veroorzaken.
89)De houder mag niet worden gebruikt
om andere voorwerpen in op te bergen die
zwaarder zijn dan een zonnebril. Deze
voorwerpen zouden eruit kunnen vallen.
90)Drink geen dranken tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u worden afgeleid en een
ongeval veroorzaken.
91)Dranken zouden tijdens het rijden
gemorst kunnen worden door de trillingen
en stoten. Als de gemorste drank heet is,
kunt u brandwonden oplopen.
92)Spuit geen water of knoei niet met
dranken in het voertuig. Als de schakelaars,
bedradingen of elektrische onderdelen nat
worden, zou er een storing kunnen
optreden of kan er brand ontstaan. Als u
per ongeluk drank morst, veeg dan zoveel
mogelijk vloeistof op en raadpleeg
onmiddellijk een Fiat Servicenetwerk.93)Hang geen hangers of zware of puntige
voorwerpen aan de jashaak. Als de
zijairbags worden geactiveerd, zouden
dergelijke voorwerpen met grote kracht
weg kunnen schieten en kunnen
voorkomen dat de zijairbag correct wordt
opgeblazen. Hang kleding direct aan de
jashaak (zonder hanger). Zorg ervoor dat er
geen zware of scherpe voorwerpen in de
zakken van de kleding zitten die u aan de
jashaak hangt.
BELANGRIJK
32)Dek het stopcontact af als het niet
wordt gebruikt; anders zou het stopcontact
verstopt kunnen raken met vreemd
materiaal en kortsluiting kunnen
veroorzaken.
33)Laat nooit aanstekers, blikjes
koolzuurhoudende frisdrank en brillen in het
interieur achter als het voertuig in de hete
zon wordt geparkeerd. Het interieur wordt
extreem warm, waardoor aanstekers en
andere ontvlambare voorwerpen in brand
zouden kunnen vliegen en dichte blikjes
zouden kunnen scheuren. Bovendien
kunnen kunststof brillen of brillen met
kunststof glazen vervormen of scheuren.
34)Doof lucifers of sigaretten voordat u die
in de asbak gooit.
35)Sluit altijd de asbak. Als de asbak open
blijft staan, zouden andere sigaretten in de
asbak opnieuw kunnen gaan branden.
170AHA106102
171AHA106115
91
Page 115 of 332

Waarschuwingslampjes Betekenis
Waarschuwingslampje aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Op het instrumentenpaneel zit een waarschuwingslampje van een aanvullend veiligheidssysteem
("SRS"). Iedere keer dat de contactschakelaar of de bedieningsmodus op "ON" wordt gezet, controleert
het systeem zichzelf. Het SRS-waarschuwingslampje gaat een aantal seconden aan en gaat vervolgens
weer uit. Dat is normaal en betekent dat het systeem naar behoren werkt.
Als zich een probleem met een of meerdere SRS-componenten voordoet, gaat het
waarschuwingslampje aan en blijft aan.
Het SRS-waarschuwingslampje wordt gebruikt voor de SRS-airbag en de gordelspanners.
Op voertuigen uitgerust met de ERA-GLONASS, als het ERA-GLONASS systeem in werking is, gaat het
SRS lampje branden.
58) 59)
ABS-waarschuwingslampje (waar aanwezig)
Als er een storing in het systeem is, gaat het ABS-waarschuwingslampje branden. Onder normale
omstandigheden gaat het ABS-waarschuwingslampje branden, als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet en gaat het na een paar seconden weer uit.
OPMERKING: Op voertuigen met een differentieelslot aan de achterkant en de elektronische
stabiliteitscontrole (ESC), worden de ESC- en ABS-functies geannuleerd zolang het achterste
differentieelslot is ingeschakeld. Het indicatielampje ESC, het indicatielampje ESC OFF en het
waarschuwingslampje ABS branden zolang de werking is geannuleerd. Dit duidt niet op een probleem.
Als het achterste differentieelslot is uitgeschakeld, gaan de lampjes uit en treden de systemen weer in
werking. Raadpleeg "Indicatielampje ESC, Indicatielampje ESC OFF".
Als alleen het ABS-waarschuwingslampje brandt:
Vermijd hard remmen en rijden met hoge snelheid. Zet het voertuig op een veilige plek stil.
Herstart de motor en controleer of het lampje na een paar minuten rijden uitgaat; als het tijdens het
rijden uitblijft, is er geen probleem.
Als het waarschuwingslampje echter niet uitgaat, of als het weer aangaat zodra met het voertuig wordt
gereden, raden we u aan het voertuig zo snel mogelijk na te laten kijken.
Als het ABS-waarschuwingslampje en het waarschuwingslampje van de remmen tegelijkertijd gaan
branden:
Werken het ABS en de remkrachtverdeling mogelijk niet, waardoor hard remmen het voertuig instabiel
zou kunnen maken.
Vermijd hard remmen en rijden met hoge snelheid.
Zet het voertuig op een veilige plek stil en laat het nakijken.
60) 61)
113
Page 117 of 332

52)Vermijd hoge snelheden en laat het
systeem zo snel mogelijk controleren bij
een Fiat Servicepunt, als het lampje gaat
branden terwijl de motor draait. Deze
omstandigheden kunnen nadelige gevolgen
hebben voor de reactie van het gaspedaal
en het rempedaal.
53)Als het lampje gaat branden terwijl de
motor draait, is er een probleem met het
laadsysteem. Zet het voertuig onmiddellijk
op een veilige plek stil en laat het nakijken.
54)Als dit lampje gaat branden terwijl het
motoroliepeil niet laag is, laat het dan
controleren.
55)Dit waarschuwingslampje duidt niet de
hoeveelheid olie in het motorcarter aan. Die
moet worden bepaald door het oliepeil met
de peilstok te controleren, terwijl de motor
is afgezet.
56)Als u blijft rijden met een laag
motoroliepeil of terwijl dit
waarschuwingslampje brandt, kan de
motor vastlopen.
57)Controleer voordat u uw voertuig
verplaatst of het waarschuwingslampje UIT
is.
58)Als zich een van de volgende
omstandigheden voordoet, zou er een
probleem met de SRS-airbags en/of de
gordelspanners kunnen zijn, en is het
mogelijk dat deze in geval van een botsing
niet naar behoren werken of plotseling
worden geactiveerd zonder dat er sprake
van een botsing is: 1 – Zelfs als de
contactschakelaar of de bedieningsmodus
op "ON" staat, gaat het SRS-
waarschuwingslampje niet branden of blijft
branden. 2 – Het SRS-
waarschuwingslampje gaat tijdens het
rijden branden.59)De SRS-airbags en gordelspanners zijn
ontworpen om het risico op ernstig of
dodelijk letsel bij bepaalde botsingen te
verkleinen. Laat uw voertuig daarom
onmiddellijk nakijken bij een Fiat
Servicepunt, als een van de
bovengenoemde omstandigheden zich
voordoet.
60)De volgende omstandigheden duiden
erop dat het ABS niet werkt en dat alleen
het standaard remsysteem werkt. (Het
standaard remsysteem werkt normaal.) Ga
in dit geval met uw voertuig naar een Fiat
Servicepunt.
61)Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
gaat het waarschuwingslampje niet
branden of blijft het branden en gaat het
niet meer uit. Het waarschuwingslampje
gaat tijdens het rijden branden.
115
Page 118 of 332

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin
worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee de auto is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.VEILIGHEIDSGORDELS........117
SBR-SYSTEEM.............119
GORDELSPANNERS EN
KRACHTBEGRENZERS........121
KINDERZITJES.............123
GESCHIKTHEID VOOR ISOFIX- EN
ANDERE ZITPLAATSEN........126
AIRBAG AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS). . . .137
ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN .148
RIJHULPSYSTEMEN..........152
116
VEILIGHEID
Page 123 of 332

127)
Heupgordels
De heupgordels moeten worden
versteld door de gordel en de gesp in
een rechte hoek ten opzichte van elkaar
te houden en vervolgens aan de gordel
te trekken, zoals weergegeven in de
afbeelding, tot de gordel stevig om de
inzittende zit.
A — AantrekkenB — Ontspannen
Houd de gesp vast en steek hem in de
sluiting totdat u een klikgeluid hoort.
BELANGRIJK
68)Plaats geen accessoires of stickers
waardoor het lampje slecht te zien is.
BELANGRIJK
127)Als u de gordelverankering verstelt,
stel deze dan hoog genoeg af dat de
gordel uw schouder volledig raakt, maar
uw nek niet.
GORDELSPANNERS
EN KRACHT-
BEGRENZERS
(indien aanwezig)
128) 129) 130) 131) 132)
69) 70) 71) 72)
De voorste veiligheidsgordels hebben
ieder een gordelspanner en
krachtbegrenzer (enkele cabine en
anderhalve cabine).
De voorste veiligheidsgordels en de
buitenste veiligheidsgordels achter
hebben ieder een gordelspanner en
krachtbegrenzer (dubbele cabine).
Gordelspanner
Als met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus onder de volgende
omstandigheden een frontale of
flankbotsing plaats heeft (voertuigen
uitgerust met SRS-zijairbags en
SRS-gordijnairbags) die ernstig genoeg
is om letsel bij de bestuurder en/of
voorste passagier te veroorzaken, of
wanneer een omrollen of omklappen
van de auto wordt vastgesteld (indien
aanwezig), trekt de gordelspanner hun
respectievelijke veiligheidsgordels direct
strak, voor een maximale effectiviteit
van de veiligheidsgordels.
Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem: de
contactschakelaar staat op de stand
"ON" of "START".
201AA0105192
202AA0005595
121
Page 124 of 332

Voertuigen uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: de
bedieningsmodus staat op "ON".
Opmerking Zelfs als de
veiligheidsgordels niet worden
gedragen, worden de gordelspanners
van de veiligheidsgordels bij ernstige
botsingen geactiveerd.
Opmerking Veiligheidsgordels met
gordelspanners werken maar één keer.
We raden u aan veiligheidsgordels met
gordelspanners nadat ze zijn
geactiveerd, te laten vervangen bij een
Fiat Servicepunt.
SRS-waarschuwingslampje (waar
aanwezig)
Dit waarschuwingslampje wordt
gebruikt voor de SRS-airbag en de
gordelspanners. Raadpleeg
"Waarschuwingslampje SRS".
Krachtbegrenzer
In geval van een botsing vangt iedere
krachtbegrenzer effectief de kracht op
die op de veiligheidsgordel wordt
uitgeoefend, zodat de impact voor de
passagier zo klein mogelijk is.
BELANGRIJK
128)Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden met
één veiligheidsgordel voor beiden fig. 158.
Steek geen enkel voorwerp tussen de
gordel en het lichaam van een inzittende.129)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Nadat ze in werking zijn
getreden moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen worden.
130)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
131)Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
132)Nadat een gordel aan een ware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel compleet
met de verankeringen, bevestigingsbouten
en de gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.
BELANGRIJK
69)Zorg ervoor dat uw stoel correct is
afgesteld en dat u uw veiligheidsgordel
naar behoren draagt, om de beste
resultaten van uw veiligheidsgordel met
gordelspanner te verkrijgen.70)De installatie van geluidsapparatuur of
reparaties in de buurt van de
veiligheidsgordels met gordelspanners of
de vloerconsole moeten worden uitgevoerd
volgens de richtlijnen van FCA Italy S.p.A.
Het is van belang dit te doen, omdat het
werk gevolgen zou kunnen hebben voor de
gordelspanners.
71)Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk, als
het voertuig moet worden gesloopt. Het is
van belang dit te doen, omdat een
onverwachte activering van de
gordelspanners letsel zou kunnen
veroorzaken.
72)Werkzaamheden die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhittingen in de
zone rond de gordelspanner (hoger dan
100°C gedurende ten hoogste zes uur)
kunnen de gordelspanner beschadigen of
abusievelijk in werking doen treden. Neem
contact op met een dealer van het Fiat
Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze componenten.
122
VEILIGHEID
Page 125 of 332

KINDERZITJES
Als kinderen in uw voertuig worden
vervoerd, moet altijd een kinderzitje
worden gebruikt dat geschikt is voor de
grootte van het kind. In de meeste
landen is dat wettelijk verplicht.
De voorschriften omtrent het vervoeren
van kinderen op de voorstoel kunnen
per land verschillen. We raden u aan de
relevante voorschriften in acht te
nemen.
133) 134) 135) 136) 137) 138) 139) 140)
Waarschuwing voor de installatie
van kinderzitjes in voertuigen met
frontairbag passagierszijde
Het etiket dat hier wordt weergegeven
is aangebracht in voertuigen met een
frontairbag aan passagierszijde.
141) 142) 143) 144) 145) 146) 147) 148) 149) 150)
Opmerking De etiketten kunnen op
verschillende plaatsen zitten, afhankelijk
van het voertuigmodel.
Gebruik kinderzitjes die achterstevoren
op de achterbank geplaatst moeten
worden of schakel de frontairbag aan
de passagierszijde uit (anderhalve en
dubbele cabine, raadpleeg "Een airbag
uitschakelen").Baby's en kleine kinderen
Volg de onderstaande instructies voor
het vervoer van baby's en kleine
kinderen in uw voertuig.
Instructies:
Voor baby's moet een babystoel
gebruikt worden. Voor kleine kinderen
waarbij de schoudergordel het gezicht
of de nek raakt, moet een kinderzitje
worden gebruikt.
Het kinderzitje moet geschikt zijn
voor het gewicht en de lengte van het
kind en fatsoenlijk in het voertuig
passen. Uit veiligheidsoverwegingen
DIENT HET KINDERZITJE OP DE
ACHTERBANK TE WORDEN
GEÏNSTALLEERD (dubbele en
anderhalve cabine).
203AHA105668
204AHA100588
205AHA100591
206AA0059891
123
Page 126 of 332

Probeer het kinderzitje, voordat u het
koopt, eerst op de stoel te installeren,
om te controleren dat het goed past. In
verband met de locatie van de
sluitingen van de veiligheidsgordels en
de vorm van de stoelkussens, zou het
moeilijk kunnen zijn de kinderzitjes van
bepaalde fabrikanten stevig te
installeren. Als het kinderzitje op de
stoel gemakkelijk voorwaarts,
achterwaarts of opzij kan worden
getrokken, nadat de veiligheidsgordel is
bevestigd, kies dan een kinderzitje van
een andere fabrikant.
151) 152) 153)
Oudere kinderen
Kinderen die uit het kinderzitje zijn
gegroeid, dienen op de achterbank te
zitten en een combinatie van een heup-
en schoudergordel te gebruiken. Het
heupgedeelte van de gordel moet
stevig zitten en laag over de onderbuik
worden geplaatst, zodat het net onder
de bovenkant van het heupbeen zit.
Anders zou de gordel tijdens een
ongeval in de onderbuik van het kind
kunnen drukken en letsel kunnen
veroorzaken.
BELANGRIJK
133)De instructies voor de montage, de
demontage en de plaatsing moeten in elk
geval worden nageleefd. De fabrikant is
verplicht deze instructies bij het kinderzitje
te leveren.
134)Fiat adviseert het kinderzitje te
monteren volgens de aanwijzingen, die
bijgesloten moeten zijn.
135)Plaats een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje nooit op de
passagiersstoel als de zijairbag aan
passagierszijde is ingeschakeld. Bij een
ongeval, hoe klein ook, kan de airbag
ernstig letsel en zelfs de dood van het kind
tot gevolg hebben. Het is raadzaam
kinderen altijd in kinderzitjes op de
achterbank te vervoeren: bij een ongeval
biedt de achterbank de meeste
bescherming. Als een kind op de voorstoel
in een tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje vervoerd moet worden, schakel
dan de passagierszijairbags (front- en
zijairbags ter bescherming van
borst/bekken, bij bepaalde versies/
markten, waar voorzien) uit met behulp van
het setup-menu. Het is belangrijk de
speciale led op knop op het
instrumentenpaneel te controleren om er
zeker van te zijn dat ze echt uitgeschakeld
zijn. Bovendien moet de passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje
eventueel in aanraking komt met het
dashboard.
136)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaand voertuig.137)Vervoer kinderen, indien mogelijk, op
de achterbank. Uit ongevallenstatistieken
blijkt dat kinderen van alle lengtes en
leeftijden veiliger zijn als ze naar behoren
vastzitten op de achterbank, in plaats van
op de voorstoel (anderhalve en dubbele
cabine).
138)Kinderen in uw armen houden is geen
vervanging voor een veiligheidssysteem.
Als geen geschikt veiligheidssysteem wordt
gebruikt, kan uw kind ernstig of dodelijk
letsel oplopen.
139)Ieder kinderzitje of veiligheidssysteem
mag maar door één kind gebruikt worden.
140)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen
en kan het kind zelfs dodelijk gewond
raken. Houd u, bij het monteren van
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen,
strikt aan de aanwijzingen van de Fabrikant.
141)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld moet
worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de paragraaf
"Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag").
142)Zeer gevaarlijk! Gebruik NOOIT een
kinderzitje dat achterstevoren geplaatst
moet worden, op een voorstoel met een
GEACTIVEERDE FRONTAIRBAG; hierdoor
kan het KIND ERNSTIG of DODELIJK
LETSEL oplopen.
124
VEILIGHEID
Page 127 of 332

143)Voorkom bij de installatie van een
kinderzitje op de achterbank, dat de
voorstoel het kinderzitje raakt. Anders zou
het kind tijdens hard remmen of een
botsing ernstig letsel op kunnen lopen
(anderhalve en dubbele cabine).
144)Op voertuigen met een airbag voor de
voorpassagier, mag NOOIT een
KINDERZITJE dat ACHTERSTEVOREN
geplaatst moet worden, op de voorste
passagiersstoel worden gebruikt, omdat
het kind zich in dat geval te dichtbij de
passagiersairbag bevindt. Door de kracht
waarmee de airbag wordt opgeblazen, kan
het kind ernstig of dodelijk letsel oplopen.
Een kinderzitje dat achterstevoren
geplaatst moet worden, mag alleen op de
achterbank gebruikt worden. (Anderhalve
en dubbele cabine).
145)Verplaats de voorste passagiersstoel
of de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
146)Indien mogelijk moet een
KINDERZITJE dat IN DE RIJRICHTING
gebruikt moet worden, op de achterbank
gebruikt worden; als het op de voorste
passagiersstoel gebruikt moet worden, zet
de stoel dan zover mogelijk naar achteren.
Als dit niet gedaan wordt, kan het kind
ernstig of dodelijk letsel oplopen.
147)Zorg er altijd voor dat het diagonale
gedeelte van de veiligheidsgordel niet
onder de armen door of achter de rug van
het kind langs loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk
letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
148)Gebruik één onderste
verankeringspunt niet voor de installatie
van meer dan één kinderzitje.149)Als een universeel ISOFIX-kinderzitje
niet aan alle drie de verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval
van een aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs kunnen
overlijden. 86)
150)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd als
de vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval worden
opgevolgd. De fabrikant van het kinderzitje
is verplicht deze instructies bij het
kinderzitje te leveren.
151)Duw en trek het kinderzitje na
installatie naar voren, naar achteren en
opzij, om te controleren of het goed vastzit.
Als het kinderzitje niet stevig vastzit, kunnen
het kind en andere inzittenden in geval van
plotseling remmen of een ongeval, ernstig
letsel oplopen.
152)Als het kinderzitje niet wordt gebruikt,
zet het dan vast met de veiligheidsgordel of
verwijder het uit het voertuig, om te
voorkomen dat het in geval van een
ongeval door het voertuig vliegt.
153)Verplaats de stoel niet als er een
kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst
het kinderzitje alvorens de stoel anders in
te stellen.
125