keyless FIAT FULLBACK 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2018Pages: 332, PDF Size: 10.64 MB
Page 34 of 332

DEAD LOCK-SYSTEEM
Het Dead Lock-systeem helpt diefstal
voorkomen. Als het Keyless
Entry-systeem of de Keyless
Operation-functie is gebruikt om alle
portieren te vergrendelen, zorgt het
Dead Lock-systeem ervoor dat het
onmogelijk is om de portieren te
ontgrendelen met de interne
slotschakelaars.
Opmerking Schakel het Dead
Lock-systeem niet in terwijl er iemand in
het voertuig aanwezig is. Als het Dead
Lock-systeem is ingeschakeld, kunnen
de portieren niet worden ontgrendeld
met de interne slotschakelaars. Als u
het Dead Lock-systeem abusievelijk
inschakelt, gebruik dan de
ontgrendelknop op de sleutel of de
Keyless Operation-functie om de
portieren te ontgrendelen.
Instelling van het systeem
1. Draai de contactschakelaar in de
stand "LOCK" en verwijder de sleutel
(voertuigen met het Keyless
Entry-systeem), of zet de
bedieningsmodus op "OFF" (voertuigen
met het Keyless Operation-systeem).
2. Stap uit het voertuig. Sluit alle
portieren.
3. Druk op de vergrendelknop (A) op de
sleutel, of de vergrendel-/
ontgrendelknop (C) op het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier om alle portieren tevergrendelen. De richtingaanwijzers
knipperen één keer.
4. Druk binnen 2 seconden opnieuw op
de knop. De richtingaanwijzers
knipperen drie keer om aan te geven
dat het Dead Lock-systeem is
ingeschakeld.
Linkerzijde: Keyless entry-systeem.
Rechterzijde: Keyless Operation-
systeemOpmerking Als de vergrendelknop (A)
op de sleutel nogmaals wordt
ingedrukt, terwijl het Dead
Lock-systeem is ingeschakeld,
knipperen de richtingaanwijzers drie
keer om te bevestigen dat het Dead
Lock-systeem is ingeschakeld.
Het systeem uitschakelen
Als de volgende handeling is verricht,
worden alle portieren ontgrendeld en
het Dead Lock-systeem uitgeschakeld.
De ontgrendelknop (B) op de sleutel
wordt ingedrukt.
De vergrendel-/ontgrendelknop (C)
van het bestuurdersportier of voorste
passagiersportier wordt ingedrukt,
terwijl u de Keyless Operation-sleutel bij
u draagt.
Opmerking Als binnen 30 seconden na
de ontgrendeling geen portier wordt
geopend, worden de portieren
automatisch opnieuw vergrendeld en
wordt het Dead Lock-systeem weer
ingeschakeld.
Opmerking Zelfs als het niet mogelijk is
het Keyless Entry-systeem of de
Keyless Operation-functie te gebruiken
om de portieren te ontgrendelen, kan
het bestuurdersportier met de sleutel
worden ontgrendeld. Als de sleutel
wordt gebruikt om het
bestuurdersportier te ontgrendelen,
wordt het Dead Lock-systeem alleen
uitgeschakeld voor het
bestuurdersportier. Als u vervolgens alle
36AHA114475
37AHA106450
32
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 43 of 332

49)Leg nooit een kussen o.i.d. tegen de
rugleuning. Dit kan de werking van de
hoofdsteun negatief beïnvloeden, doordat
de afstand tussen uw hoofd en de
hoofdsteun groter wordt.
50)Als iemand op de middenstoel van de
achterbank zit, stel de hoogte van de
hoofdsteun dan dusdanig af dat deze op
zijn plaats vastklikt fig. 52. Doe dit voordat
u gaat rijden. Anders zou dit in geval van
een botsing kunnen leiden tot ernstig letsel
(dubbele cabine).
51)Zorg ervoor dat de knop voor de
hoogteverstelling (A) correct is afgesteld,
zoals weergegeven op de afbeelding
fig. 56, en beweeg de hoofdsteunen
omhoog om te controleren dat ze niet
losraken van de rugleuning.
52)De vorm en grootte van de hoofdsteun
variëren, afhankelijk van de stoel. Gebruik
altijd de juiste hoofdsteun die bij de stoel
wordt geleverd en monteer de hoofdsteun
niet verkeerd om fig. 57.STUURWIEL
HOOGTE- EN
DIEPTEVERSTELLING
STUURWIEL
(Voertuigen uitgerust met
diepteverstelling)
1. Ontgrendel de hendel, terwijl u het
stuurwiel omhoog houdt.
2. Zet het stuurwiel op de gewenste
stand.
3. Zet het stuurwiel stevig vast door de
hendel helemaal omhoog te trekken.
A. Vergrendeld
B. Ontgrendeld
53) 54) 55)
STUURSLOT
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeemVergrendelen
Verwijder de sleutel in de stand
"LOCK". Draai het stuurwiel tot het
vergrendelt.
Ontgrendelen
Draai de sleutel naar de stand "ACC",
terwijl u het stuurwiel enigszins naar
links en rechts draait.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
Vergrendelen
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de motorschakelaar en
de bedieningsmodus op "OFF" staan,
wordt het stuurslot geactiveerd.
Opmerking Het stuurwiel gaat op slot
als de volgende handelingen worden
verricht, terwijl de bedieningsmodus op
"OFF" staat.
Open of sluit het bestuurdersportier.
Sluit alle portieren.
58AA0110800
59AHA103808
41
Page 44 of 332

Open een van de portieren als alle
portieren gesloten zijn.
Vergrendel alle portieren met het
Keyless Entry-systeem of de Keyless
Operation-functie.
De versnellingspook (automatische
versnellingsbak) staat in de stand “P”
(parkeren).
Opmerking Als het portier wordt
geopend, maar het stuurwiel niet op
slot gaat, gaat de zoemer af om aan te
geven dat het stuurwiel niet is
vergrendeld.
Ontgrendelen
Het stuurwiel kan op de volgende
manieren worden ontgrendeld.
Zet de bedieningsmodus op "ACC".
Start de motor.
18) 19)
Opmerking Als het stuurwiel niet
ontgrendelt, knippert het
waarschuwingslampje, gaat de interne
zoemer af en gaat het
waarschuwingslampje branden. Draai
de motorschakelaar nogmaals, terwijl u
het stuurwiel enigszins naar links en
rechts draait.
Opmerking Als het stuurslot niet naar
behoren werkt, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet de
bedieningsmodus op "OFF" en druk op
de vergrendelknop van de Keyless
Operation-sleutel. Druk vervolgens opde motorschakelaar. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk, als het
waarschuwingslampje weer gaat
branden.
Opmerking Als er sprake is van een
storing in het stuurslot, gaat het
waarschuwingslampje branden. Zet
onmiddellijk het voertuig stil op een
veilige plaats en neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
CLAXONSCHAKELAAR
Druk op het stuurwiel op of rond de
claxonmarkering.
Type 1
Type 2
60AHZ100903
61AHA103505
62AA0108106
63AHA107590
42
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 48 of 332

Behalve voor voertuigen met
Keyless Entry- of Keyless
Operation-sleutel
De spiegels in- en uitklappen
zonder de spiegelschakelaar (waar
aanwezig)
De spiegels klappen automatisch uit als
het voertuig een snelheid van 30 km/u
bereikt.
Voertuigen met Keyless
Entry-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel van het Keyless Entry-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Voertuigen met Keyless
Operation-sleutel
De spiegels klappen automatisch in of
uit als de portieren worden vergrendeld
of ontgrendeld met de knoppen op de
sleutel of de Keyless Operation-functie
van het Keyless Operation-systeem.
Raadpleeg "Keyless Entry-systeem".
Raadpleeg "Keyless Operation-
systeem: de Keyless Operation-functie
gebruiken".
Opmerking De functies kunnen zoals
hieronder aangegeven, worden
gewijzigd. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk:Automatisch uitklappen als het
bestuurdersportier wordt gesloten en
de volgende handeling wordt verricht. 1
— Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem:
draai de contactschakelaar naar de
stand "ON" of "ACC".2—Voertuigen
uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: zet de
bedieningsmodus op "ON" of "ACC".
Automatisch inklappen als de
contactschakelaar naar de stand
"LOCK" is gedraaid of als de
bedieningsmodus op "OFF" is gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend.
Automatisch uitklappen als de
voertuigsnelheid 30 km/u behaalt (voor
voertuigen uitgerust met Keyless Entry-
of Keyless Operation-sleutel).
De automatische uitklapfunctie
uitschakelen.
Opmerking De buitenspiegels kunnen
door de volgende handelingen ingeklapt
of uitgeklapt worden, zelfs bij iedere
bovenstaande wijziging.
Na het indrukken van de
vergrendelingsschakelaar om de
portieren te vergrendelen, als de
vergrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels ingeklapt.
Na het indrukken van de
ontgrendelingsschakelaar om de
portieren te ontgrendelen, als de
ontgrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels weer uitgeklapt.
Spiegelverwarming (waar aanwezig)
Druk op de
achterruitverwarmingsschakelaar om de
buitenspiegels te ontwasemen of
ontdooien.
Het indicatielampje (A) brandt, zolang
de achterruitverwarming aanstaat.
De verwarming schakelt na ongeveer
20 minuten automatisch uit, afhankelijk
van de buitentemperatuur.
Type 1
73AHA101396
46
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Page 51 of 332

Opmerking Bedien de schakelaar
handmatig en laat uw voertuig nakijken,
als de schakelaar in de stand "AUTO"
staat, maar de lampen niet aan- of
uitgaan.
Automatische uitschakeling lampen
(koplampen, mistlampen, enz.)
Als de volgende handeling wordt
verricht terwijl de lampschakelaar in de
stand
staat, worden de lampen
automatisch uitgeschakeld als het
bestuurdersportier wordt geopend.
[Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem] De
contactschakelaar wordt naar de stand
"LOCK" of "ACC" gedraaid of de sleutel
wordt uit het contactslot genomen.
[Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem] De
bedieningsmodus wordt op "OFF" of
"ACC" gezet.
Als de volgende handeling wordt
verricht terwijl de lampschakelaar in de
stand
staat, worden de lampen
automatisch uitgeschakeld als het
bestuurdersportier vervolgens
gedurende ongeveer drie minuten dicht
blijft. [Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem] De
contactschakelaar wordt naar de stand
"LOCK" of "ACC" gedraaid of de sleutel
wordt uit het contactslot genomen.
[Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem] De
bedieningsmodus wordt op "OFF" of
"ACC" gezet.
Opmerking De automatische
uitschakeling van de lampen kan ook
worden uitgeschakeld. Wendt u voor
nadere informatie tot het Fiat
Servicenetwerk.
Lampbewakingszoemer
Als de volgende handeling wordt
verricht, gaat een zoemer af om de
bestuurder eraan te herinneren dat de
lampen moeten worden uitgeschakeld.
[Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem]
Als het bestuurdersportier wordt
geopend als de sleutel in de stand
"LOCK" of "ACC" staat of uit het
contactslot wordt verwijderd, terwijl de
lampen aan zijn. [Voor voertuigen
uitgerust met het Keyless
Operation-systeem] Als hetbestuurdersportier wordt geopend als
de bedieningsmodus op "ACC" of
"OFF" staat, terwijl de lampen aan zijn.
In beide gevallen stopt de zoemer
automatisch als de automatische
uitschakelfunctie wordt geactiveerd, de
lampschakelaar uit wordt gezet of het
portier wordt gesloten.
Dagrijlichten
(Indien aanwezig)
De dagrijlichten gaan aan als de motor
draait, de lampschakelaar in de stand
"OFF" of "AUTO" staat en de
achterlampen uit zijn.
60) 61)
Dimlicht (overschakeling
grootlicht/dimlicht)
Als de lampschakelaar in de stand
staat, schakelen de koplampen
iedere keer als hendel (A) volledig naar
achteren wordt getrokken, over van
grootlicht naar dimlicht (of van dimlicht
naar grootlicht). Zolang het grootlicht is
ingeschakeld, brandt het
indicatielampje voor grootlicht op het
instrumentenpaneel ook.
77AJZ101023
49
Page 57 of 332

Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
Als de centrale portiervergrendeling
wordt gebruikt om het voertuig af te
sluiten.
Als de Keyless Entry- of de Keyless
Operation-sleutel wordt gebruikt om het
voertuig af te sluiten.
Als het voertuig is uitgerust met het
Keyless Operation-systeem en de
Keyless Operation-functie wordt
gebruikt om het voertuig af te sluiten.
Automatische uitschakeling:
als de lamp is ingeschakeld met de
contactschakelaar op de stand "LOCK"
of "ACC" of de bedieningsmodus op
"OFF" of "ACC", en het portier wordt
geopend, schakelt de lamp na
ongeveer 30 minuten automatisch uit.
Als de lamp automatisch uit is gegaan,
gaat de lamp in de volgende gevallen
weer branden:
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
Als het Keyless Entry- of het Keyless
Operation-systeem wordt gebruikt.
Als alle portieren worden gesloten.
C — UIT
De lamp gaat uit, ongeacht of een
portier open of gesloten is.Opmerking Als de sleutel is gebruikt
om de motor te starten en de sleutel
wordt uitgenomen, terwijl de portieren
gesloten zijn, gaat de lamp branden en
na een paar seconden weer uit.
Opmerking Als de Keyless
Operation-functie is gebruikt om de
motor te starten en de
bedieningsmodus op "OFF" wordt
gezet, terwijl het portier gesloten is,
gaat de lamp branden en na ongeveer
15 seconden weer uit (indien aanwezig).
Opmerking De tijd waarna de lamp
uitgaat (vertraging) kan worden
ingesteld. Raadpleeg voor meer
informatie het Fiat Servicenetwerk.
Opmerking De automatische
uitschakeling kan niet worden gebruikt
als de schakelaar van de
binnenverlichting in de stand "ON" (1)
staat. Deze functie kan ook worden
uitgeschakeld. Raadpleeg voor meer
informatie het Fiat Servicenetwerk.Kaartleeslampjes (indien aanwezig)
Druk op de schakelaar (A) om het
lampje aan te zetten. Druk er nogmaals
op om het weer uit te zetten.
90AHA114736
55
Page 106 of 332

resetmodus voor het gemiddelde
brandstofverbruik overschakelen (A:
automatische resetmodus, B:
handmatige resetmodus).
A — Automatische resetmodus
B — Handmatige resetmodus
Handmatige resetmodus
Als het gemiddelde brandstofverbruik
wordt weergegeven en u de knop van
het multi-informatiedisplay ingedrukt
houdt, wordt het gemiddelde
brandstofverbruik dat op dat moment
wordt weergegeven, gereset.
Als de volgende handeling wordt
verricht, wordt de modusinstelling
automatisch overgeschakeld van
handmatig naar automatisch. Behalve
voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem: draai de
contactschakelaar van de stand "ACC"
of "LOCK" naar de stand "ON". Voor
voertuigen uitgerust met het KeylessOperation-systeem: verander de
bedieningsmodus van "ACC" of "OFF"
naar "ON".
De overschakeling naar automatisch
gebeurt automatisch. Als echter wordt
overgeschakeld naar de handmatige
modus, worden de gegevens van de
laatste reset weergegeven.
Automatische resetmodus
Als het gemiddelde brandstofverbruik
wordt weergegeven en u de knop van
het multi-informatiedisplay ingedrukt
houdt, wordt het gemiddelde
brandstofverbruik dat op dat moment
wordt weergegeven, gereset.
Als de motorschakelaar of de
bedieningsmodus op de volgende
standen staat, wordt de weergave van
het gemiddelde brandstofverbruik
automatisch gereset. Behalve voor
voertuigen uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: de
contactschakelaar staat ongeveer 4 uur
of langer op de stand "ACC" of
"LOCK". Voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem: de
bedieningsmodus staat ongeveer 4 uur
of langer op "ACC" of "OFF".
BELANGRIJK De weergave van het
gemiddelde brandstofverbruik kan
afzonderlijk voor de automatische
resetmodus en de handmatige
resetmodus worden gereset.BELANGRIJK Het geheugen van de
handmatige resetmodus of de
automatische resetmodus van de
weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik wordt gewist, als de
accu wordt ontkoppeld.
De oorspronkelijke (standaard) instelling
is "Auto reset mode" (automatische
resetmodus).
De weergegeven eenheid van het
brandstofverbruik wijzigen
De weergegeven eenheid van het
brandstofverbruik kan worden
gewijzigd. De eenheden van de afstand
en de hoeveelheid kunnen ook worden
gewijzigd, in aansluiting op de
geselecteerde eenheid van het
brandstofverbruik.
Als u de knop van het
multi-informatiedisplay een paar keer
zachtjes indrukt, schakelt de
informatieweergave over naar de
weergave van gemiddelde
brandstofverbruik. Raadpleeg
“Informatieweergave”.
Druk op de knop van het
multi-informatiedisplay en houd hem
ongeveer 5 seconden of meer ingedrukt
tot de zoemer twee keer afgaat.
Druk op de knop van het
multi-informatiedisplay en houd hem
ingedrukt om over te schakelen in de
volgorde van “km/l” > “l/100 km” >
“mpg” > “km/l”.
194AHA101354
104
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 110 of 332

Indicatielampjes Wat het betekent
Indicatielampje positielichten*
Dit indicatielampje brandt zolang de positielichten zijn ingeschakeld.
Indicatielampje dieselvoorverwarming
Dit indicatielampje toont de conditie van de voorverwarming van de gloeibougie.[Behalve voor voertuigen
uitgerust met het Keyless Operation-systeem:Als de contactschakelaar op "ON" wordt gezet, gaat het
lampje branden. Als de gloeibougie heet wordt, gaat het lampje uit en kan de motor worden gestart.Voor
voertuigen uitgerust met het Keyless Operation-systeem:Als de bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
gaat het lampje branden en start het voorverwarmen van de gloeibougie automatisch. Als de gloeibougie heet
wordt, gaat het lampje uit en start de motor.
Als de motor koud is, blijft het indicatielampje van de dieselvoorverwarming langer branden.
Behalve voor voertuigen uitgerust met het Keyless Operation-systeem:draai de contactschakelaar weer
naar de stand "LOCK", als de motor niet wordt gestart binnen 5 seconden nadat het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming is gedoofd. Draai vervolgens de contactschakelaar naar de stand "ON" om de motor
opnieuw voor te verwarmen.
Als de motor warm is, gaat het indicatielampje van de dieselvoorverwarming zelfs niet aan als de
contactschakelaar of de bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
51) 52)
Indicatielampje brandstoffilter
(Dieselvoertuigen)
Dit indicatielampje gaat branden, als de contactschakelaar of de bedieningsmodus op "ON" wordt gezet en gaat
uit als de motor is gestart. Als het brandt terwijl de motor draait, betekent dit dat zich water in het brandstoffilter
heeft verzameld; tref in dit geval de volgende maatregelen.
Verwijder het water uit het brandstoffilter. Raadpleeg "Water uit het brandstoffilter verwijderen".
Als het lampje uitgaat, kunt u verder rijden. Als het lampje ofwel niet uitgaat of af en toe gaat branden, raden we
u aan uw voertuig na te laten kijken.
108
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 122 of 332

GORDELSPANNERS
EN KRACHT-
BEGRENZERS
(indien aanwezig)
137) 138) 139) 140) 141)
73) 74) 75) 76)
De voorste veiligheidsgordels hebben
ieder een gordelspanner en
krachtbegrenzer (enkele cabine en
anderhalve cabine).
De voorste veiligheidsgordels en de
buitenste veiligheidsgordels achter
hebben ieder een gordelspanner en
krachtbegrenzer (dubbele cabine).
Gordelspanner
Als met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus onder de volgende
omstandigheden een frontale of
flankbotsing plaats heeft (voertuigen
uitgerust met SRS-zijairbags en
SRS-gordijnairbags) die ernstig genoeg
is om letsel bij de bestuurder en/of
voorste passagier te veroorzaken, of
wanneer een omrollen of omklappen
van de auto wordt vastgesteld (indien
aanwezig), trekt de gordelspanner hun
respectievelijke veiligheidsgordels direct
strak, voor een maximale effectiviteit
van de veiligheidsgordels.
Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem: de
contactschakelaar staat op de stand
"ON" of "START".Voertuigen uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: de
bedieningsmodus staat op "ON".
Opmerking Zelfs als de
veiligheidsgordels niet worden
gedragen, worden de gordelspanners
van de veiligheidsgordels bij ernstige
botsingen geactiveerd.
Opmerking Veiligheidsgordels met
gordelspanners werken maar één keer.
We raden u aan veiligheidsgordels met
gordelspanners nadat ze zijn
geactiveerd, te laten vervangen bij een
Fiat Servicepunt.
Waarschuwingslampje aanvullend
veiligheidssysteem (SRS)
Dit waarschuwingslampje wordt
gebruikt voor de SRS-airbag en de
gordelspanners. Raadpleeg
"Waarschuwingslampje SRS".
Krachtbegrenzer
In geval van een botsing vangt iedere
krachtbegrenzer effectief de kracht op
die op de veiligheidsgordel wordt
uitgeoefend, zodat de impact voor de
passagier zo klein mogelijk is.
BELANGRIJK
137)Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden met
één veiligheidsgordel voor beiden . Steek
geen enkel voorwerp tussen de gordel en
het lichaam van een inzittende.138)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Nadat ze in werking zijn
getreden moeten ze bij het Fiat
Servicenetwerk vervangen worden.
139)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
140)Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
141)Nadat een gordel aan een ware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel compleet
met de verankeringen, bevestigingsbouten
en de gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.
BELANGRIJK
73)Zorg ervoor dat uw stoel correct is
afgesteld en dat u uw veiligheidsgordel
naar behoren draagt, om de beste
resultaten van uw veiligheidsgordel met
gordelspanner te verkrijgen.
120
VEILIGHEID
Page 139 of 332

6. Zijairbagmodules*
7. Gordijnairbagmodules*
* - Indien aanwezig
De airbags werken alleen als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus in de volgende stand
staat.
Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem: de
contactschakelaar staat op de stand
"ON" of "START".
Voertuigen uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: de
bedieningsmodus staat op "ON".
Wanneer de airbagcontrole-unit
detecteert dat het voertuig omrolt,
zullen de gordijnairbags ook open gaan
(indien aanwezig).
Het opengaan van de airbags gaat
gepaard met een plotseling, hard geluid
en vrijkomende rook en poeder, maar
deze omstandigheden zijn niet
schadelijk en duiden niet op brand in
het voertuig. Mensen met
ademhalingsproblemen zouden tijdelijk
irritatie kunnen voelen van de
chemicaliën die voor het opengaan van
de airbag worden gebruikt; open na het
opengaan van de airbags de ruiten, als
het veilig is om dat te doen.
De airbags lopen na het opengaan zeer
snel weer leeg, waardoor er geen
gevaar van belemmerd zicht bestaat.
167) 168) 169) 170) 171) 172) 173) 174) 175) 176) 177) 178)
179)
Waarschuwing voor de installatie
van kinderzitjes in voertuigen met
frontairbag passagierszijde
Het etiket dat hier wordt weergegeven
is aangebracht in voertuigen met een
frontairbag aan passagierszijde.
180)
Opmerking De etiketten kunnen op
verschillende plaatsen zitten, afhankelijk
van het voertuigmodel.
Aan-/uitschakelaar frontairbag aan
passagierszijde (anderhalve cabine
en dubbele cabine)
De aan-/uitschakelaar van de
frontairbag aan passagierszijde kan
worden gebruikt om de frontairbag aan
passagierszijde uit te schakelen. Als u
een kinderzitje hebt dat niet op een
andere stoel dan de voorste
passagiersstoel kan worden
geïnstalleerd, schakel dan de
frontairbag aan passagierszijde uit met
de aan-/uitschakelaar, voordat u het
kinderzitje gebruikt. Raadpleeg "Een
airbag uitschakelen".
De aan-/uitschakelaar van de
frontairbag aan passagierszijde zit op
de plaats die in de afbeelding wordt
weergegeven.
220AF0009484
221AHA100605
222AHA105668
137