stop start FIAT FULLBACK 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2018Pages: 332, PDF Size: 10.64 MB
Page 229 of 332

292)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.OVERVERHITTING
VAN DE MOTOR
Als de motor oververhit raakt, gaatknipperen. Tref de volgende
corrigerende maatregelen als dit
gebeurt:
1. Zet het voertuig op een veilige plek
stil.
2. Controleer of er stoom uit de
motorruimte komt.
Als er geen stoom uit de motorruimte
komt, zet dan met draaiende motor, de
motorkap open om de motorruimte te
ventileren.
Opmerking Druk op voertuigen met het
Start&Stop-systeem op de
uitschakelaar van de Start&Stop om het
Start&Stop-systeem uit te schakelen,
voordat u de motor afzet.
Als er stoom uit de motorruimte komt,
zet dan de motor af, en zet de
motorkap open als er geen stoom meer
uitkomt, om de motorruimte te
ventileren. Herstart de motor.
293) 294) 295)
3. Controleer of de koelventilator (B)
draait.
Als de koelventilator draait: zet de
motor af, als de waarschuwing van de
hoge koelvloeistoftemperatuur is
uitgegaan.
Als de koelventilator niet draait: zet de
motor onmiddellijk af en neem voor
hulp contact op met het Fiat
Servicenetwerk.A. Radiateurdop
B. Koelventilator
C. Reservetank
296)
4. Controleer het koelvloeistofniveau in
de reservetank (C).
5. Vul, indien nodig, de radiateur en/of
de reservetank bij met koelvloeistof
(raadpleeg het hoofdstuk "Onderhoud").
358AHA102074
359AHA102087
227
Page 243 of 332

311)Stop met het opkrikken van het
voertuig, zodra de band van de grond
loskomt. Het is gevaarlijk het voertuig nog
verder op te krikken. Ga niet onder uw
voertuig liggen, terwijl u de krik gebruikt.
Stoot niet tegen het opgekrikte voertuig en
laat het voertuig niet lang opgekrikt staan.
Beide gevallen zijn zeer gevaarlijk. Gebruik
uitsluitend de krik die bij het voertuig is
meegeleverd. De krik mag niet voor andere
doeleinden gebruikt worden dan het
vervangen van een band. Tijdens gebruik
van de krik mag niemand in het voertuig
aanwezig zijn. Start de motor niet of laat de
motor niet draaien terwijl het voertuig is
opgekrikt. Draai het opgeheven wiel niet.
De banden die de grond raken, zouden
kunnen gaan draaien, waardoor het
voertuig van de krik zou kunnen vallen.
312)Ga niet onder uw voertuig liggen,
terwijl u de krik gebruikt.
313)Stoot niet tegen het opgekrikte
voertuig en laat het voertuig niet lang
opgekrikt staan. Beide gevallen zijn zeer
gevaarlijk.
314)Gebruik uitsluitend de krik die bij het
voertuig is meegeleverd.
315)De krik mag niet voor andere
doeleinden gebruikt worden dan het
vervangen van een band.
316)Tijdens gebruik van de krik mag
niemand in het voertuig aanwezig zijn.
317)Start de motor niet of laat de motor
niet draaien terwijl het voertuig is opgekrikt.
318)Draai het opgeheven wiel niet. De
banden die de grond raken, zouden
kunnen gaan draaien, waardoor het
voertuig van de krik zou kunnen vallen.319)Ga tijdens het vervangen van de band
voorzichtig met het wiel om, om te
voorkomen dat het wieloppervlak
beschadigt.
320)Monteer het reservewiel met het
ventiel (K) naar buiten gericht fig. 0. Als het
ventiel (K) niet zichtbaar is, hebt u het wiel
achterstevoren gemonteerd. Als het
voertuig met een achterstevoren
gemonteerd reservewiel wordt bestuurd,
zou dit het voertuig kunnen beschadigen en
kunnen leiden tot een ongeval.
321)Zorg ervoor dat het ontluchtingsventiel
langzaam wordt geopend. Als het te snel
wordt geopend, valt het voertuig abrupt
omlaag en kan de krik van zijn plaats
schieten, wat kan leiden tot een ernstig
ongeval.
322)Gebruik nooit uw voet of een buis als
verlengstuk om extra kracht op de
wielmoersleutel uit te oefenen. Op die
manier zou de moer te strak worden
aangehaald.
323)De bandenspanning moet regelmatig
worden gecontroleerd en op de
gespecificeerde waarde worden gehouden
zolang het wiel is opgeborgen.
324)Haal de wielmoeren van vervangen
wielen na ongeveer 1.000 km opnieuw aan,
om ervoor te zorgen dat ze niet losgaan.
325)Als het stuurwiel tijdens het rijden trilt
nadat het wiel is vervangen, raden we u
aan de banden uit te laten balanceren.
326)Gebruik geen verschillende
bandentypes door elkaar of andere
bandenmaten dan de gespecificeerde
bandenmaat. Hierdoor zouden de banden
vroegtijdig kunnen slijten en het voertuig
slechter bestuurbaar kunnen zijn.327)Het reservewiel moet altijd stevig op
zijn plaats zitten. Plaats na het vervangen
van een lekke band, het wiel met de lekke
band met het buitenvlak van het wiel
omhoog, in de montageplaats van het
reservewiel en gebruik de wielmoersleutel
om het wiel stevig te bevestigen.
328)Voer nooit werkzaamheden aan het
ventiel uit. Steek nooit gereedschap tussen
de velg en de band. Controleer regelmatig
de spanning van zowel de banden als het
reservewiel, zie de spanningswaarden die
zijn aangegeven in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
329)Ook de bewegende delen van de krik
(schroef en scharnieren) kunnen
verwondingen veroorzaken: raak deze
delen niet aan. In geval van accidenteel
contact met smeervet, het betreffende deel
zorgvuldig schoonmaken.
BELANGRIJK
166)Vermijd andere bandenmaten dan de
gespecificeerde maten en gecombineerd
gebruik van verschillende bandentypes,
aangezien dit van invloed is op de
rijveiligheid.
167)Zelfs als een wiel dezelfde velgmaat
en sprong heeft als het gespecificeerde
bandentype, kan de vorm ertoe leiden dat
het niet goed kan worden gemonteerd.
Raadpleeg een erkend Fiat Servicepunt
voordat u wielen in uw bezit gebruikt.
241
Page 245 of 332

177)
Slepen met de achterwielen van de
grond (Type C)
Zet de versnellingspook van zowel
voertuigen met handgeschakelde als
automatische versnellingsbakken in de
stand "N" (vrijstand). Zet de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus in de stand "ACC" en
zet het stuurwiel met een touw of een
bevestingingsband vast in de stand
voor recht vooruit. Zet tijdens het
slepen de contactschakelaar nooit in de
stand "LOCK" of de bedieningsmodus
op "OFF".
Slepen bij pech
Als geen sleepdienst beschikbaar is in
een noodgeval, mag uw voertuig tijdelijk
worden gesleept door een touw aan de
trekhaak te bevestigen. Let op de
volgende zaken, als uw voertuig door
een ander voertuig moet worden
gesleept of als met uw voertuig een
ander voertuig gesleept moet worden.
Als uw voertuig door een ander
voertuig gesleept moet worden
1. De sleepogen zitten aan de voorkant
van het voertuig op de plaats die in de
afbeelding wordt weergegeven.
Bevestig het sleeptouw aan de
sleepogen.Opmerking Gebruik van enige andere
delen dan de daarvoor bestemde
sleepogen, zou kunnen leiden tot
schade aan de carrosserie.
Gebruik van een sleepkabel of metalen
ketting kan leiden tot schade aan de
carrosserie. Gebruik van een sleeptouw
wordt aanbevolen. Wikkel bij gebruik
van een sleepkabel of een metalen
ketting een doek om het punt waar die
de carrosserie raakt.
Zorg ervoor dat het sleeptouw zo
horizontaal mogelijk wordt gehouden.
Een gedraaid sleeptouw kan de
carrosserie beschadigen.
Bevestig het sleeptouw aan het
sleepoog dat aan dezelfde kant zit, om
het touw zo recht mogelijk te houden.
2. Laat de motor draaien. Als de motor
niet draait, verricht dan de volgende
handeling om het stuurwiel te
ontgrendelen.
[Behalve voor voertuigen met hetKeyless Operation-systeem] Draai de
contactschakelaar op voertuigen met
een handgeschakelde versnellingsbak
naar de stand "ACC" of "ON". Draai de
contactschakelaar op voertuigen met
een automatische versnellingsbak naar
de stand "ON". [Voor voertuigen met
het Keyless Operation-systeem] Zet de
bedieningsmodus op voertuigen met
een handgeschakelde versnellingsbak
op "ACC" of "ON". Zet de
bedieningsmodus op voertuigen met
een automatische versnellingsbak op
"ON".
Opmerking Druk op voertuigen met het
Start&Stop-systeem op de
uitschakelaar van de Start&Stop om het
Start&Stop-systeem uit te schakelen,
voordat u de motor afzet. Raadpleeg
"Uitschakelen"
178) 179)
3. Zet de versnellingspook van zowel
voertuigen met handgeschakelde als
automatische versnellingsbakken in de
stand "N" (vrijstand).
4. Zet op voertuigen met 4WD de
rijmodusschakelaar in de stand "2H".
5. Schakel, indien wettelijk verplicht, de
alarmknipperlichten in. (Volg de
plaatselijke verkeerswetgeving en
-voorschriften).
6. Zorg er tijdens het slepen voor dat
het contact tussen de bestuurders van
beide voertuigen behouden blijft en dat
de voertuigen met lage snelheid rijden.
333) 334) 335)
409AHA102423
243
Page 251 of 332

Tabel met de locatie van de zekeringen in het interieur
Nr. Elektrisch systeem Capaciteit
1 Achterlamp (links) 7,5 A
2Aansteker
15 A
Sigarenaansteker/hulpstopcontact
3 Ontstekingsbobine 10 A
4 Startmotor 7,5 A
5 Schuifdak 20 A
6 Stopcontact 15 A
418AA0103837
249
Page 278 of 332

Koelvloeistof bijvullen
Het koelsysteem is een gesloten
systeem en het verlies van koelvloeistof
zou zeer gering moeten zijn. Een
merkbare daling in het koelvloeistofpeil
zou op lekkage kunnen duiden. Als dit
gebeurt, raden we u aan het systeem
zo snel mogelijk te laten nakijken. Open
het deksel en vul koelvloeistof bij, als
het peil in de reservetank daalt tot
onder "L" (laag).
Verwijder bovendien de radiateurdop (B)
en vul koelvloeistof bij tot het peil de
vulhals bereikt, als de reservetank
volledig leeg is.
377) 378)
Antivries
De motorkoelvloeistof bevat een
corrosiewerend middel met
ethyleenglycol. Sommige delen van de
motor bestaan uit een
gietaluminiumlegering en de
motorkoelvloeistof moet dus regelmatig
worden ververst om corrosie van deze
onderdelen te voorkomen.
Gebruik de door Fiat aanbevolen
koelvloeistof of een equivalent (een op
ethyleenglycol gebaseerde koelvloeistof
van vergelijkbare hoge kwaliteit, zonder
silicaat, amine, nitraat en boraat, met
een hybride organische zuurtechnologie
voor een lange levensduur).
De originele koelvloeistof van Fiat biedt
een uitstekende bescherming tegen
corrosie- en roestvorming van allemetalen, inclusief aluminium, en
voorkomt verstoppingen van radiateur,
verwarming, cilinderkop, motorblok,
enz.
Omdat een corrosiewerend middel
noodzakelijk is, mag de koelvloeistof
zelfs 's zomers niet worden vervangen
door water. De vereiste concentratie
antivries varieert, afhankelijk van de
verwachte omgevingstemperatuur.
Hoger dan -35°C: 50 % concentratie
van antivries
Lager dan -35°C: 60 % concentratie
van antivries
183) 184) 185) 186) 187)
Bij koud weer
Als de temperaturen in uw omgeving tot
onder het vriespunt dalen, bestaat het
gevaar dat de koelvloeistof in de motor
of radiateur bevriest en ernstige schade
aan de motor en/of radiateur
veroorzaakt. Voeg voldoende antivries
aan het koelmiddel toe om te
voorkomen dat het bevriest.
De concentratie dient voor aanvang van
het koude weer te worden
gecontroleerd en indien nodig moet het
systeem worden bijgevuld met antivries.
BELANGRIJK
377)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
378)Open de radiateurdop (B) niet zolang
de motor warm is. Het koelsysteem staat
onder druk, waardoor hete koelvloeistof vrij
zou kunnen komen en brandwonden zou
kunnen veroorzaken.
BELANGRIJK
183)Gebruik geen antivries op alcohol- of
methanolbasis of koelvloeistoffen gemengd
met antivries op alcohol- of methanolbasis.
Door gebruik van ongeschikte antivries
kunnen de aluminium onderdelen
corroderen.
184)Concentraties hoger dan 60% leiden
tot een afname in zowel de antivries- als de
koelprestaties en heeft nadelige gevolgen
voor de motor.
185)Vul niet bij met uitsluitend water.
186)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met PARAFLUUP antivries. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU UP mag niet
met andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
276
SERVICE EN ONDERHOUD
Page 312 of 332

Dieselmotor 2.4 (4N15) 4WD
Handgeschakelde versnellingsbak
Linkse besturing Rechtse besturing
Voertuigen zonder breed
spatbordVoertuigen met breed
spatbord
Onbeladen massaZonder optionele
onderdelen1.870 kg
1.840 kg
(1)1.875 kg
1.855 kg(1)1.860 kg
1.855 kg(2)
Met volledige uitrusting1.960 kg
1.915 kg(1)1.955 kg
1.950 kg(1)1.950 kg
1.960 kg(2)
Maximum toelaatbare massa2.900 kg
2.850 kg(1)2.905 kg
2.850 kg(1)2.905 kg
2.900 kg(2)
Maximum asgewichtVoor 1.260 kg
Achter 1.840 kg
Maximaal toelaatbaar
trekgewichtMet rem 3.100 kg
Zonder rem 750 kg
Maximaal toelaatbare kogeldruk 125 kg
Maximaal toelaatbaar combinatiegewicht5.950 kg
5.900 kg
(1)5.950 kg
Maximaal toelaatbaar gewicht koppelsysteem 34 kg
Maximum dakbelasting
80 kg
(3)
Zitplaatsen 5 personen
(1) Voertuigen voor specifieke markten
(2) Voertuigen met Start&Stop
(3) Uitgezonderd voertuigen voor Rusland en Oekraïne
OPMERKING:Specificaties van het gewicht van aanhangwagens zijn voor bepaalde markten niet beschikbaar, de juiste maximale cijfers
zijn terug te vinden in het inschrijvingsboekje van het voertuig. Aanhangerspecificaties duiden de aanbevelingen van de fabrikant aan.
Respecteer bij het laden van bagage en/of het trekken van een aanhangwagen bovenstaande maximale cijfers.
310
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 314 of 332

ELEKTRISCH SYSTEEM
Behalve voor voertuigen met het Start&Stop-
systeem
Voertuigen met
Start&Stop-systeem
Alle voertuigenVoertuigen voor
specifieke markten
Spanning12 V
Accu Type (JIS)95D31L – 80Ah
115D31L – 84Ah
(*)115D31L – 84Ah T-105 – 86Ah
Capaciteit dynamo
95 A, 130 A
(*)130 A
95 A, 130 A(*)
(*) Optioneel
Opmerking Voertuigen uitgerust met Start&Stop hebben een speciale Start&Stop accutype. Gebruik van een andere accu kan
ervoor zorgen dat de accu snel leeg gaat of dat het Start&Stopsysteem niet normaal werkt. Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk bij het vervangen van de accu.
312
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 322 of 332

BRANDSTOFVERBRUIK / CO2-EMISSIE
GECOMBINEERD GEBRUIK
Euro 5 motor Transmissie CO2 (g/km)Brandstofverbruik
(l/100 km)
2WD Hi-RiderMet Start&Stop 6M/T 166 6,3
Zonder Start&StopAutomatische
versnellingsbak met
5 versnellingen185 7,0
4WDMet Start&Stop 6M/T 169 6,4
Zonder Start&Stop6M/T173
188
(*)192(**)
6,6
7,1(*),7,3(**)
Automatische
versnellingsbak met
5 versnellingen189
197(*),203(**)
7,2
7,5(*),7,7(**)
(*) Voertuigen voor Rusland
(**)Voertuigen voor Oekraïne
320
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 323 of 332

GECOMBINEERD GEBRUIK
Euro 6 motor Transmissie CO2 (g/km)Brandstofverbruik
(l/100 km)
2WD Hi-RiderMet Start&Stop 6M/T 177 6,7
Zonder Start&StopAutomatische
versnellingsbak met
5 versnellingen192 7,3
4WDMet Start&Stop 6M/T 180 6,9
Zonder Start&Stop6M/T186
188
(*)191(**)
7,1
7,1(*)7,2(**)
Automatische
versnellingsbak met
5 versnellingen196
197(*)201(**)
7,5
7,5(*)7,6(**)
(*) Voertuigen voor Rusland
(**) Voertuigen voor Oekraïne
OPMERKING: Deze resultaten bieden geen enkele garantie, expliciet noch impliciet, voor het brandstofverbruik van het
specifieke voertuig. Het voertuig zelf is niet getest en verschillen tussen de afzonderlijke voertuigen van hetzelfde model zijn
onvermijdelijk. Bovendien kan dit voertuig zijn voorzien van specifieke modificaties.
321
Page 330 of 332

Keyless invoersysteem..........14
Keyless Operation-systeem.......17
Kinderzitjes................121
Koppelingsvloeistof...........279
Krachtbegrenzer.............120
Laadruimte.................81
Label met sleutelnummer........13
Lampen vervangen...........255
Luchtfilter..................73
Luchtroosters................60
Make-upspiegel.............85
Motorkoelvloeistof............275
Motorolie..................274
Motorruimte.................80
Motorschakelaar..............26
Motorspecificaties............298
Multi-informatiedisplay..........97
Niveaus controleren..........272
Nivelleringsschakelaar koplampen . . .50
Noodstart.................225
Officiële typegoedkeuringen.....322
Opbergvakken...............87
Ophanghaakje...............89
Oververhitting van de motor......227
Parkeerrem................158
Parkeren
..................159Pech met het voertuig.........224
Periodieke controles..........271
Plafondhandgreep.............89
Portieren...................29
Remvloeistof...............278
Rijden, alcohol en drugs........155
Rijhulpsysteem..............151
Rijstrookwaarschuwing (LDW). . . .210
Ruit......................76
Ruitensproeiervloeistof.........277
SBR-systeem..............118
Schakelaar alarmknipperlichten....51
Schakelaar mistlampen.........51
Schakelaar ruitenwisser en -sproeier .56
Slepen...................242
Sleutels...................13
Smeltzekeringen.............247
Snelheidsbegrenzer...........203
Sports mode...............170
Start&Stop-systeem...........164
Stoelen....................35
Stoelverstelling...............35
Stopcontact................86
Stuurbekrachtigingsolie.........280
Stuurslot...................41
Stuurwiel...................41
Super Select 4WD II...........181
Veilige rijtechnieken...........155
Veiligheidsgordels
Gebruik................116
veiligheidssystemen...........147
Veranderingen/wijzigingen aan het
voertuig..................5
Verwarming / handmatige
airconditioning.............63
Verwijdering van de uitgeputte accu .323
Vloeistoffen en smeermiddelen. . . .317
Voertuigprestaties............306
Voorstoelen.................35
Voorzorgsmaatregelen voor
onderhoud...............265
Voorzorgsmaatregelen voor
voertuigverzorging..........284
Waarschuwingen voor gebruik van
voertuigen met vierwielaandrijving.195
Water uit het brandstoffilter
verwijderen...............229
Werking van de turbocompressor . .164
Werking van de vierwielaandrijving . .192
Wisserblad vervangen.........283
Zekeringen................247
Zijairbags.................141
Zonnekleppen...............85
Zuinig rijden................154
FCA Italy S.p.A. - MOPAR - Technical Services - Service Engineering
Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia)
Stampato n. 603.91.515NL -
ALFABETISCH REGISTER
11/2017 - 1
Editie