ESP FIAT PANDA 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: PANDA, Model: FIAT PANDA 2018Pages: 240, PDF Size: 13.62 MB
Page 2 of 240

Dit Instructieboek is bedoeld om de bedrijfsomstandigheden van het voertuig te verduidelijken.
Voor de enthousiaste gebruiker die de inzichten, curiositeiten en gedetailleerde informatie over de eigenschappen en functies van het
voertuig wil weten, biedt Fiat de gelegenheid om een speciaal gedeelte te raadplegen dat beschikbaar is in elektronisch formaat.
ONLINE INSTRUCTIEBOEK
Het volgende symbool is weergegeven in de tekst van het Instructieboek, naast de onderwerpen waarvoor updates worden verschaft.
Ga naar de website www.mopar.eu/owner
en open uw persoonlijke zone.
Op de pagina “Onderhoud en zorg” vindt u alle informatie over uw voertuig en de link om toegang te krijgen tot eLUM, waar u alle details van het
Instructieboek zult kunnen vinden.
De eLUMwebsite is gratis en zal u in de gelegenheid stellen, naast heel veel andere dingen, gemakkelijk de boorddocumenten te raadplegen van alle
andere voertuigen van de Group.
Veel leesplezier en goede reis!
Page 3 of 240

Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat Panda hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te
gebruiken.
Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het maximum uit
de technologische eigenschappen van uw Fiat Panda kunt halen.
Het wordt geadviseerd het eerst helemaal te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat, om bekend te raken met de
bedieningselementen en met name die elementen die betrekking hebben op de remmen, stuurinrichting en versnellingsbak,
tegelijkertijd kunt u het gedrag van het voertuig op verschillende wegdekken begrijpen.
In dit document vindt u een beschrijving van de speciale kenmerken en tips, evenals essentiële informatie over veilig rijden, onderhoud
van en zorg voor uw Fiat Panda.
Geadviseerd wordt het instructieboek, nadat u het gelezen hebt, in het voertuig te bewaren, zodat u het in de toekomst gemakkelijk
kunt raadplegen en om zeker te weten dat het aan boord van het voertuig is indien dat verkocht wordt.
In het bijgevoegde Garantieboekje vindt u ook een beschrijving van de Diensten die Fiat haar klanten biedt, het Garantiecertificaat en
de details van de voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe voertuig en de service van
de mensen bij Fiat zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst .. en goede reis!
BELANGRIJK
In dit instructieboek zijn alle versies van de Fiat Panda beschreven; neem alstublieft uitsluitend de informatie in
beschouwing die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie van uw voertuig. De gegevens in deze
publicatie zijn slechts indicatief. FCA Italy S.p.A. kan op elk moment de inhoud van deze publicatie om technische of
commerciële redenen wijzigen. Neem voor meer informatie contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Page 16 of 240

als er een derde achterstoel
aanwezig is (voor bepaalde versies/
markten), de middelste
veiligheidsgordel losmaken, de gesp
oprollen in de behuizing op het
dakpaneel;
gebruik de hendels aan de zijkanten
van de achterstoelen fig. 10 duw ze
in de richting van het interieur van het
voertuig, klap de rugleuning in en leg
hem op de zitting.
Terugzetten van de rugleuningen
Plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of ze goed uitgetrokken en
niet verdraaid zijn. Zet de eerder
neergeklapte rugleuning omhoog tot de
klik van het vergrendelmechanisme
hoorbaar is.
BELANGRIJK
7)Voer de aanpassingen alleen uit
wanneer de auto stilstaat.
8)Indien een zijairbag aanwezig is, is het
gevaarlijk andere stoelafdekkingen te
gebruiken dan verkrijgbaar zijn in de
MOPAR
®Accessory Line.
9)Controleer na het loslaten van de hendel
of de stoel goed geblokkeerd is door te
proberen hem naar voren en naar achteren
te schuiven. Als de stoel niet goed op zijn
plaats is vergrendeld zou dat kunnen leiden
tot plotselinge verplaatsing van de stoel
waardoor de bestuurder de controle over
het voertuig verliest.
10)Indien er passagiers op de achterbank
zitten, eventueel gevaarlijke voorwerpen
verwijderen die zouden kunnen leiden tot
letsel in geval van een ongeval.
BELANGRIJK
2)De bekleding van uw voertuig is
ontworpen om bestand te zijn tegen
slijtage bij normaal gebruik van het
voertuig. Er moeten wel enkele
voorzorgsmaatregelen getroffen worden.
Vermijd excessief schuren tegen
kledingaccessoires zoals metalen gespen
en klittenband die, als ze veel druk
uitoefenen in een klein gebied, zouden
kunnen afbreken, met beschadiging van de
bekleding als gevolg.3)Verwijder voordat de rugleuning wordt
ingeklapt alle voorwerpen die op de zitting
liggen.
10F1D0034
14
KENNISMAKING MET DE AUTO
Page 42 of 240

DISPLAY
Op het display fig. 47 wordt de
volgende informatie weergegeven:
ADatum
BAanduiding inschakeling Dualdrive
elektrische stuurbekrachtiging (CITY
opschrift)
CStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
DAanduiding Start&Stop-functie (voor
bepaalde versies/markten)
ETijd
FKilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
GAanduiding veiligheidsgordels
HBuitentemperatuur (voor bepaalde
versies/markten)
IAanduiding ingeschakelde versnelling
(alleen Dualogic versies)
LSchakelindicator (voor bepaalde
versies/markten)
MKoelvloeistoftemperatuurmeter.
NBrandstofmeter.
SCHAKELINDICATOR
De GSI (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in
te schakelen via een speciale melding
op het instrumentenpaneel. Via de
GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het pictogram SHIFT UP (
SHIFT) op de display wordt getoond,
geeft de GSI het advies om een hogere
versnelling in te schakelen, terwijl
wanneer het pictogram SHIFT DOWN (
SHIFT) wordt getoond, adviseert
de GSI de bestuurder een lagere
versnelling in te schakelen.
De aanduiding blijft op het display
branden tot er een versnelling wordt
ingeschakeld of de rijomstandigheden
terugkeren naar een situatie waarin
schakelen niet nodig is om het verbruik
te optimaliseren.BEDIENINGSKNOPPEN
Deze bevinden zich op het dashboard
fig. 48.
OPMERKING Het symbool op de
knoppen is afhankelijk van de versie:
enofen.
/: druk de knoppen in en
laat ze los om omhoog of omlaag
door de menuopties te bladeren, of om
de weergegeven waarde te verhogen/
verlagen.
: kort indrukken om het menu te
openen en/of naar de volgende
schermpagina te gaan of de gewenste
keuze te bevestigen. Ingedrukt houden
om terug te keren naar het
standaardscherm.
47F1D0002
48F1D0003
40
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 71 of 240

Inwerkingtreding van het systeem
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat het systeem in
werking is getreden.
Wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gebruikt
Als een noodreservewiel wordt
gebruikt, wordt dit door de
regeleenheid voor 4x4 aandrijving
gedetecteerd (via de snelheidssignalen
van het wiel) en wordt de ingreep van
de vierwielaandrijvingmodus tot een
minimum beperkt, terwijl de
wendbaarheid van het voertuig wordt
behouden. Er wordt geen fout/
alarmsignaal op het instrumentenpaneel
of op het display weergegeven.
Systeem buitenwerking stellen
Om de werking van het systeem uit te
schakelen, op knop A fig. 50 (Panda
4x4 versies) drukken of de ring fig. 51
naar links draaien (Panda Cross 4x4
versies) en deze in deze stand houden
totdat LED 1 op de kiesschakelaar gaat
branden.GRAVITY
CONTROL-SYSTEEM
(Panda Cross 4x4 versies)
BELANGRIJK Deze functie kan alleen
ingeschakeld worden bij "Off Road”
werking ingeschakeld.
Dit is een integraal onderdeel van het
ESC-systeem dat erop gericht is om de
auto tijdens de afdaling op een
constante snelheid te houden, door op
zelfstandige en gedifferentieerde wijze
op de remmen in te werken. Op die
manier biedt de “Gravity Control”-
functie assistentie als onder gladde
omstandigheden en/of op ruig terrein
op steile hellingen wordt gereden.
Geluid en trillingen van de zijkanten van
de wielen (remmen) zijn wanneer het
Gravity Control-systeem in werking
is normaal.
BELANGRIJK Het systeem ontheft de
bestuurder niet van zijn
verantwoordelijkheid voor het besturen
van de auto en vervangt niet de
aandacht die hij/zij moet hebben tijdens
het rijden. De bestuurder van de auto
neemt de volledige verantwoordelijkheid
voor diens handelingen en voor een
incorrect en onverantwoordelijk gebruik
van het voertuig.Het systeem inschakelen
Om de werking van het Gravity
Control-systeem te tegelen, de ring fig.
52, met LED 2 aan, naar rechts draaien
en in zijn stand houden totdat LED 3
op de kiesschakelaar gaat branden.
Het waarschuwingslampje
gaat
branden op het instrumentenpaneel en
het speciale bericht wordt
weergegeven.
BELANGRIJK Het optreden van het
systeem kan alleen ingeschakeld
worden bij "Off Road” werking
ingeschakeld.
52F1D0116
69
Page 74 of 240

51)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
52)Bij de inwerkingtreding van de
Mechanical Brake Assist kan geluid
hoorbaar zijn. Dit is een normaal
verschijnsel. Houd in elk geval het
rempedaal goed ingetrapt.
53)Voor de goede werking van het
ESC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
54)Het ESC blijft ook ingeschakeld
wanneer met het ruimtebesparende
reservewiel wordt gereden. Onthoud altijd
dat het noodreservewiel kleiner is dan
een normale band, waardoor het minder
grip levert.
55)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig voorzien van het ESC-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
56)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
57)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.58)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
59)Voor een goede werking van het
ASR-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
60)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig uitgerust met een ASR-systeem.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan
de conditie van het wegdek, het zicht en
het verkeer. De bestuurder is in elk geval
verantwoordelijk voor een veilige rijstijl.
61)Het ASR kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
62)Het ASR-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
63)De capaciteiten van het ASR mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
64)Het HBA-systeem kan de grip van de
banden op het wegdek niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten laten
toenemen; rijd altijd voorzichtig,
overeenkomstig de toestand van het
wegdek.65)Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
66)Het HBA-systeem is een ondersteuning
voor de bestuurder die altijd zijn volle
aandacht bij het rijden moet houden. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt altijd
bij de bestuurder. De prestaties van het
HBA-systeem mogen nooit op
onvoorzichtige of gevaarlijke manier getest
worden, met de mogelijkheid dat de
veiligheid van de bestuurder, de inzittenden
of andere weggebruikers in gevaar komt.
72
VEILIGHEID
Page 77 of 240

Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.
Resetprocedure
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de resetprocedure wordt
uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandendruk wordt
gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").Als de Reset-procedure niet wordt
uitgevoerd kan, in alle bovenstaande
gevallen, het waarschuwingslampje
onjuiste aanduidingen over een of
meer banden geven.
Om de RESET-procedure uit te voeren,
bij stilstaande auto en de contactsleutel
op MAR, het Hoofdmenu als volgt
gebruiken:
druk kort op de knop:ophet
display verschijnt Reset;
druk op de knopofom te
selecteren ("Ja" of "Nee");
druk kort op de knop:ophet
display verschijnt "Goedkeuren";
druk op knopofom te
kiezen ("Ja" om te resetten of "Nee" om
de pagina te verlaten);
druk nogmaals op de knopom
terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenu
afhankelijk van waar u zich in het menu
bevindt.
Na afronding van de Resetprocedure
verschijnt op het display het bericht
"Reset opgeslagen" wat aangeeft dat
het "inleren" is gestart.
Bedrijfsomstandigheden
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen), kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan één
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
voertuig asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van de "Fix&Go" kit, gebruik
van sneeuwkettingen, verschillende
banden op de assen gemonteerd) kan
het systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld worden.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna continu branden; tegelijkertijd
wordt op het display een speciaal
bericht weergegeven.
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld worden.
75
Page 80 of 240

Pak, om de gordel om te leggen, gesp
A fig. 58 en steek deze in de sluiting
B, totdat de klik van het vergrendelen
wordt gehoord. Als tijdens het
uittrekken de gordel blijft blokkeren, laat
hem dan een stukje teruglopen en
trek hem vervolgens langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op
knop C. Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen met de hand, zodat hij
niet draait. Via de oprolautomaat past
de gordel zich automatisch aan het
lichaam van de passagier aan, waarbij
voldoende bewegingsvrijheid wordt
gelaten.
78)
De oprolautomaat kan blokkeren als het
voertuig op een steile helling staat: dit
is normaal. Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel word
uitgetrokken of bij hard remmen,
botsingen en bochten die op hoge
snelheid worden genomen.
De achterbank is voorzien van
driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaat. Leg de achterste
veiligheidsgordels om zoals getoond in
fig. 59 (versies met 4 zitplaatsen) of
fig. 60 (versies met 5 zitplaatsen).
79) 80) 81)
BELANGRIJK Als de achterbank weer
in de normale stand wordt geplaatst,
controleer dan of de veiligheidsgordels
zodanig geplaatst zijn dat ze klaar
voor gebruik zijn.
HOOGTE VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL
INSTELLEN
(voor bepaalde versies/markten)
82) 83)
Er zijn vier verschillende
hoogteverstellingen mogelijk. Om in te
stellen, op knop A fig. 61 drukken en
hendel B naar boven of naar beneden
zetten.
Stel de hoogte van de veiligheidsgordel
altijd zodanig af dat hij de persoon die
hem draagt goed past: deze
voorzorgsmaatregel kan het risico op
letsel in geval van een aanrijding
aanzienlijk beperken.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het
uiteinde van de schouder ligt.
Bij sommige versies hebben de
veiligheidsgordels van de voorstoelen
slechts één vast verankeringspunt
dat zich op de deurstijl bevindt.
58F1D0050
59F1D0051
60F1D0052
78
VEILIGHEID
Page 81 of 240

BELANGRIJK
78)Druk nooit op knop C fig. 58tijdens het
rijden.
79)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een
groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.80)De veiligheidsgordel (voor bepaalde
versies/markten) van de middelste stoel
achterin is voorzien van een servicegesp
fig. 62. Gebruik de veiligheidsgordel niet
zonder vastgemaakte servicegesp. In dat
geval bestaat er bij een ongeval een hoog
risico op letsel of dood. Controleer altijd,
alvorens de riem te gebruiken, of de
servicegesp correct bevestigd is.
81)De veiligheidsgordels links- en
rechtsachter zijn voorzien van een
verstelmechanisme voor de metalen gesp
(metalen haak). Verstel de metalen gesp
ten opzichte van de veiligheidsgordels voor
meer comfort en om het lawaai in het
interieur te beperken.
82)Stel de veiligheidsgordels af wanneer
de auto stil staat.
83)Controleer na de hoogteafstelling altijd
of de beugel, waaraan de ring is bevestigd,
in één van de vaste standen is
geblokkeerd. Om dit te doen, met knop A
fig. 61 losgelaten, iets meer druk omlaag
uitoefenen om het
vergrendelingsmechanisme vast te laten
klikken als dit niet in een van de van te
voren ingestelde standen gebeurd is.
SBR-SYSTEEM (Seat
Belt Reminder)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en
achterbank (voor bepaalde versies/
markten) als hun veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
Het systeem signaleert niet
vastgemaakte veiligheidsgordels met
visuele waarschuwingen
(waarschuwingslampjes branden op het
instrumentenpaneel en pictogrammen
op het display) en een geluidssignaal
(zie de volgende paragrafen).
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om dit geluidssignaal
permanent te laten uitschakelen. Het
geluidssignaal kan te allen tijde via het
display van het Setup-menu weer
ingeschakeld worden.
Werking controlelampje
veiligheidsgordels
De op het display weergegeven
pictogrammen fig. 63 geven aan:
1: veiligheidsgordel linksvoor;
2: veiligheidsgordel linksachter;
3: veiligheidsgordel middenachter;
4: veiligheidsgordel rechtsachter;
5: veiligheidsgordel rechtsvoor;
A: veiligheidsgordel niet
vastgemaakt;
61F1D0053
62F1D0777
79
Page 114 of 240

DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Gebruik alleen diesel voor
motorvoertuigen (EN590-specificatie).
Als de auto gedurende een lange
periode in de bergen of in koude zones
wordt gebruikt of geparkeerd, wordt
geadviseerd om met de plaatselijk
beschikbare dieselolie te tanken. In dit
geval wordt tevens geadviseerd om
de tank meer dan 50% gevuld te
houden.
TANKPROCEDURE
48)
BELANGRIJK Houd de waterstraal van
een hogedrukreiniger op minstens 20
cm afstand van de
brandstofvulopening.
Diesel- en benzineversies
De hieronder beschreven
tankprocedure is afgebeeld op het
plaatje B fig. 90 dat aan de binnenkant
van de tankklep is aangebracht. Op
het plaatje is ook het type brandstof
aangegeven (LOODVRIJE
BRANDSTOF=benzine,
DIESEL=dieselbrandstof).
Ga als volgt te werk om te tanken:
trek aan tankklep A fig. 90 om hem
te openen;
steek het vulpistool in de vulopening
en tank;
wacht na het tanken minstens 10
seconden alvorens het vulpistool te
verwijderen zodat de brandstof in de
tank kan vloeien;
neem het vulpistool uit de
vulopening en sluit het klepje A.
Klepje A fig. 90 is voorzien van een
stofkap C die bij gesloten klep de rand
van de vulopening beschermt tegen
de afzetting van vuil en stof.Tanken in een noodgeval
Ga als volgt te werk:
open de achterklep en neem de
adapter B fig. 91 uit de
gereedschapshouder (versies met
ruimtebesparend reservewiel - voor
bepaalde versies/markten) of in de
Fix&Go kit (versies voorzien van
Fix&Go);
trek aan tankklep A om hem te
openen;
steek de adapter B in de vulopening
en tank;
verwijder, na het tanken, de adapter
en sluit het klepje, plaats de adapter
weer in zijn doosje en leg dit terug in de
bagageruimte.
90F1D0047
91F1D0048
112
STARTEN EN RIJDEN