TPMS FIAT PANDA 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: PANDA, Model: FIAT PANDA 2018Pages: 240, PDF Size: 13.62 MB
Page 62 of 240

Waarschuwingslampje Wat het betekent
iTPMS
(voor bepaalde versies/markten)
Lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje gaat continu branden om aan te geven dat de bandenspanning gezakt is onder
de aanbevolen waarde die een lange levensduur van de band en een zuinig brandstofverbruik garandeert,
of om aan te geven dat er spanningsverlies is.
Zo wordt de bestuurder door het iTPMS gewaarschuwd dat een of meer banden leeg en mogelijk lek
kunnen zijn. In dat geval wordt geadviseerd de correcte bandenspanning te herstellen. Zodra de normale
bedrijfsomstandigheden van het voertuig hersteld zijn, de procedure Reset banden uitvoeren.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of meerdere lege banden, dit kan de bestuurbaarheid van de auto in
gevaar brengen. Breng het voertuig tot stilstand, voorkom bruusk remmen en sturen.
Storing iTPMS/iTPMS tijdelijk uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje knippert ongeveer 75 seconden en blijft daarna permanent branden (er
verschijnt ook een speciaal bericht op het display) om aan te geven dat het systeem tijdelijk uitgeschakeld
of defect is. Het systeem gaat weer normaal werken zodra de bedrijfsomstandigheden dat toelaten. Als dat
niet het geval is, de procedure Reset banden uitvoeren na het herstellen van de normale
bedrijfsomstandigheden.
Als de storingswaarschuwing zich blijft voordoen, zo snel mogelijk contact opnemen met een het Fiat
Servicenetwerk.
LPG-BRANDSTOFRESERVE
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden als de resterende hoeveelheid LPG in de tank minder dan 1/5 van de tankinhoud
bedraagt. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
AARDGASRESERVE (Natural Power versies)
Het lampje gaat branden als de resterende hoeveelheid AARDGAS in de tank minder dan 1/5 van de
tankinhoud bedraagt. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
Groene lampjes
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 76 of 240

BELANGRIJK Het systeem wordtNIET
geactiveerd wanneer de
achteruitversnelling is ingeschakeld. Het
systeem wordtNIETingeschakeld als
de veiligheidsgordels van de
voorstoelen niet omgelegd zijn.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem kan uitgeschakeld (en
vervolgens ingeschakeld) worden via
het display van het Setup-menu.
Rijden onder bijzondere
omstandigheden
Onder bepaalde rijomstandigheden,
zoals bijvoorbeeld:
rijden in de buurt van een bocht (zie
fig. 55);
voertuigen van kleine afmetingen
en/of niet met de rijstrook uitgelijnd (zie
fig. 56);
andere voertuigen die van rijstrook
veranderen (zie fig. 57);
kan de activering van het systeem
onverwachts of vertraagd zijn. De
bestuurder moet daarom bijzonder
voorzichtig zijn en de controle over het
voertuig behouden om in alle veiligheid
te blijven rijden.BELANGRIJK Als op wegen met
bomen met uitstekende takken wordt
gereden, wordt geadviseerd om het
systeem uit te schakelen om te
voorkomen dat takken ter hoogte van
de motorkap of de voorruit interfereren
met het systeem.iTPMS-systeem (indirect
Tyre Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
72) 73) 74) 75) 76) 77)
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandendruk controleert.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een permanent brandend
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem aangeven om welke band het
gaat: het wordt in elk geval aanbevolen
om de spanning van alle vier de banden
te controleren.
55F1D0042
56F1D0043
57F1D0044
74
VEILIGHEID
Page 77 of 240

Deze aanduiding wordt ook
weergegeven nadat de motor wordt
afgezet en weer gestart wordt, zolang
de resetprocedure niet wordt
uitgevoerd.
Resetprocedure
Het iTPMS-systeem heeft een
"inleerfase" nodig (met een duur die
afhangt van de rijstijl en de
wegomstandigheden: bij optimale
omstandigheden wordt gereden op een
rechte weg met 80 km/h gedurende
minstens 20 minuten) die begint
wanneer de resetprocedure wordt
uitgevoerd.
De resetprocedure moet worden
uitgevoerd:
elke keer dat de bandendruk wordt
gewijzigd;
wanneer ook maar één wiel
verwisseld wordt;
wanneer de banden worden
gedraaid of omgewisseld;
wanneer het ruimtebesparende
reservewiel wordt gemonteerd.
Pomp, voordat de RESET-procedure
wordt uitgevoerd, de banden tot de
juiste bandenspanning op, vermeld in
de bandenspanningstabel (zie de
paragraaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens").Als de Reset-procedure niet wordt
uitgevoerd kan, in alle bovenstaande
gevallen, het waarschuwingslampje
onjuiste aanduidingen over een of
meer banden geven.
Om de RESET-procedure uit te voeren,
bij stilstaande auto en de contactsleutel
op MAR, het Hoofdmenu als volgt
gebruiken:
druk kort op de knop:ophet
display verschijnt Reset;
druk op de knopofom te
selecteren ("Ja" of "Nee");
druk kort op de knop:ophet
display verschijnt "Goedkeuren";
druk op knopofom te
kiezen ("Ja" om te resetten of "Nee" om
de pagina te verlaten);
druk nogmaals op de knopom
terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenu
afhankelijk van waar u zich in het menu
bevindt.
Na afronding van de Resetprocedure
verschijnt op het display het bericht
"Reset opgeslagen" wat aangeeft dat
het "inleren" is gestart.
Bedrijfsomstandigheden
Het systeem is actief bij snelheden van
meer dan 15 km/h.In enkele situaties, zoals sportief rijden,
bijzondere omstandigheden van het
wegdek (bijv. ijs, sneeuw, onverharde
wegen), kan de signalering vertraagd
worden of kan het gelijktijdige
spanningsverlies van meer dan één
band slechts gedeeltelijk gedetecteerd
worden.
Onder speciale omstandigheden (bijv.
voertuig asymmetrisch beladen aan één
kant, trekken van een aanhanger,
beschadigde of versleten band,
montage van het noodreservewiel,
gebruik van de "Fix&Go" kit, gebruik
van sneeuwkettingen, verschillende
banden op de assen gemonteerd) kan
het systeem onjuiste indicaties geven of
tijdelijk uitgeschakeld worden.
Als het systeem tijdelijk uitgeschakeld
is, knippert het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden en blijft
daarna continu branden; tegelijkertijd
wordt op het display een speciaal
bericht weergegeven.
Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven na het afzetten en
opnieuw starten van de motor, als de
correcte bedrijfsomstandigheden niet
hersteld worden.
75
Page 78 of 240

BELANGRIJK
67)Het systeem is een ondersteuning voor
de bestuurder die altijd zijn volle aandacht
bij het rijden moet houden. De
verantwoordelijkheid ligt altijd bij de
bestuurder, die rekening moet houden met
de verkeersomstandigheden om in alle
veiligheid te kunnen rijden. De bestuurder
dient altijd een veilige afstand tot het
voertuig vóór hem te houden.
68)Als de bestuurder het rempedaal
volledig intrapt of een snelle stuurbeweging
maakt terwijl het systeem in werking is,
dan kan de automatische remingreep
gestopt worden (bijv. om een eventuele
manoeuvre om het obstakel te vermijden
mogelijk te maken).
69)De laserstraal is niet zichtbaar met het
blote oog. Kijk niet rechtstreeks, of met
optische instrumenten (bijv. lenzen), in de
laserstraal vanaf een afstand korter dan 10
cm: dit kan tot oogletsel leiden. De
laserstraal is ook aanwezig als de sleutel op
MAR staat, maar dan werkt hij niet, is hij
niet beschikbaar of handmatig
uitgeschakeld via het Instellingenmenu.
70)Het systeem werkt voor voertuigen die
op dezelfde rijbaan rijden. Kleine voertuigen
(bijv. fietsen of motorfietsen) of mensen,
dieren en voorwerpen (bijv. rolstoelen) en
meer in het algemeen alle obstakels die het
door de laser uitgezonden licht beperkt
reflecteren (bijv. voertuigen die bevuild zijn
met modder) worden niet in aanmerking
genomen.71)Als het voertuig op een rollenbank
geplaatst moet worden (op een snelheid
van 5 tot 30 km/h) voor
onderhoudswerkzaamheden of als het
gewassen wordt in een automatische
wastunnel met een obstakel ervoor (bijv.
een ander voertuig, een muur of een ander
obstakel), dan kan het systeem dit
detecteren en geactiveerd worden. In dit
geval moet het systeem uitgeschakeld
worden via het display van het
Instellingenmenu.
72)Als het systeem een spanningsafname
van een bepaalde band aangeeft, wordt
geadviseerd om de spanning van alle vier
de banden te controleren.
73)Het iTPMS ontslaat de bestuurder niet
van de verplichting om de bandenspanning
elke maand te controleren en mag niet
beschouwd worden als vervanging voor
het onderhoud of een veiligheidssysteem.
74)De bandenspanning moet bij koude
banden gecontroleerd worden. Als de
bandenspanning om welke reden dan ook
bij warme banden moet worden
gecontroleerd, dan mag de spanning niet
worden verlaagd, ook wanneer de
gemeten waarde hoger is dan de
voorgeschreven spanningswaarde.
Controleer de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.
75)Het iTPMS-systeem waarschuwt niet
bij een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen het
voertuig tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
76)Het systeem waarschuwt alleen dat de
bandenspanning laag is: het is niet in
staat om de banden op te pompen.77)Een te lage bandenspanning verhoogt
het brandstofverbruik, verkort de
levensduur van het loopvlak en kan het
vermogen om de auto op veilige manier te
besturen beïnvloeden.
BELANGRIJK
30)De lasersensor kan beperkt of niet
werken vanwege weersomstandigheden
zoals zware regen, hagel, dikke mist,
hevige sneeuw, vorming van ijslagen op de
voorruit.
31)De werking van de sensor kan ook in
gevaar komen door de aanwezigheid
van stof, condens, vuil of ijs op de voorruit,
door verkeersomstandigheden (bijv.
voertuigen die niet in lijn met uw voertuig
rijden, voertuigen die de weg oversteken of
in de andere richting op dezelfde rijbaan
rijden, in een krappe bocht), door
omstandigheden van het wegdek en
rijomstandigheden (bijv. rijden op
onverharde wegen). Zorg ervoor dat de
voorruit altijd schoon is. Gebruik speciale
reinigingsmiddelen en schone doeken
om te voorkomen dat er krassen op de
voorruit komen. De werking van de sensor
kan ook beperkt of afwezig zijn in sommige
rij-, verkeers- en wegdekomstandigheden.
32)Uitstekende ladingen op het dak van
het voertuig kunnen interfereren met de
goede werking van de sensor. Controleer,
voor het wegrijden, of de lading goed
geplaatst is en of het werkingsbereik van
de sensor niet afgedekt wordt.
76
VEILIGHEID
Page 237 of 240

ALFABETISCH
REGISTER
A
anhangers trekken...............115
Aanvullend veiligheidssysteem
(SRS) - Airbags...................93
ABS (systeem)......................66
Accu
opladen........................149
Achterlichtunits (lamp vervangen).................................122
Achterruitsproeier..................157
Achteruitkijkspiegels.................16
Achteruitrijlicht/Mistachterlicht......123
Actieve veiligheidssystemen..........66
Afmetingen........................177
Airbags.............................93
Alarmknipperlichten................118
ASR (systeem)......................67
Bagageruimte......................29
Bedieningspaneel en
boordinstrumenten................39
Beschermingssystemen
inzittenden.......................77
Brandstofafsluitsysteem............135
Brandstofverbruik..................195
Buitenverlichting....................17
CBC-systeem......................73
CO2-emissie.......................197
Contactslot.........................10
D.R.L. (dagrijverlichting).............17Dagrijlichten (DRL)
“Dagrijlichten”...................17
Dashboard...........................8
De motor starten...................101
Derde remlicht (lamp vervangen).................................123
Dimlicht
bediening.......................18
Display.............................40
Dualogic versnellingsbak...........104
ECO-functie.......................109
Een lamp vervangen................118
Elektrische ruitbediening.............27
Elektrische stuurbekrachtiging
"Dualdrive"......................108
ESC (systeem)......................66
Fiat CODE (systeem)................11
Fix&Go-kit.........................131
Follow me home (systeem)...........18
Frontairbags........................93
Geprogrammeerd onderhoud......139
Gewichten.........................180
Grootlicht
bediening.......................18
Handgeschakelde
versnellingsbak..................103
Handrem..........................103
HBA (systeem)......................68
Hendels op het stuurwiel
linkerhendel.....................17rechterhendel...................21
Het voertuig opkrikken.............158
HH (-systeem).......................66
Hoofdsteunen.......................15
Interieur (reiniging).................160
Interieurverlichting...................20
iTPMS..............................74
Kentekenverlichting (lamp
vervangen)......................123
Kinderzitjes.........................83
Klimaatregeling......................23
Koplampen dimlicht/grootlicht
(lamp vervangen)................120
Lampjes op instrumentenpaneel
....43
Mistachterlichten...................19
Mistlampen (lamp vervangen).......121
Mistlampen/mistachterlicht...........19
Modusselectiesysteem.............106
Motor.............................163
Motorkap...........................27
Motorruimte.......................151
Niveaus controleren...............151
Officiële typegoedkeuringen........225
Parkeerlichten......................18
Parkeersensoren...................110
Plafondverlichting voor...............20
Portieren............................11
centrale portiervergrendeling. . . . . . .11