FIAT PUNTO 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2011, Model line: PUNTO, Model: FIAT PUNTO 2011Pages: 215, PDF Size: 3.43 MB
Page 171 of 215

167
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
●● ●
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
●●
●●
●●
●● ●
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
ONDERHOUDSSCHEMA BENZINE-UITVOERINGEN
UITVOERING BENZINEMOTOR EURO 4, EURO 5 EN DIESELMOTOR EURO 4
× 1000 km 30 60 90 120 150 180
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp- en achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
en eventueel sproeiermonden afstelle
Stand wisserbladen voor en achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken van schijfremmen voor/achter (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
op conditie en slijtage controleren en werking van remblokslijtagesensor controleren
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen
(stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van motorkap en achterklep
op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem
remsysteem, hydraulische koppelingbediening, ruitensproeiers, accu enz.)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Conditie van aandrijfriem(en) voor de hulporganen visueel controleren
Conditie van getande distributieriem visueel controleren
Spanning van aandrijfriemen voor hulporganen controleren en eventueel afstellen
(uitvoeringen 1.2 – 1.4 met verwarming)
Klepspeling controleren en eventueel afstellen (uitvoeringen 1.2 8V – 1.4 8V)
Uitlaatgasemissie controleren
Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Page 172 of 215

168
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
●● ●● ● ●
●
●
●● ●● ● ●
●● ●
●● ●
●● ●● ● ●
●● ●● ● ●
●● ●
●● ●● ● ●
(1) Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moet de motorolie en het oliefilter om de
12 maanden worden vervangen.
(2) Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt en in elk geval als de auto jaarlijks minder dan
10.000 km rijdt, dan moet de motorolie en het oliefilter iedere 12 maanden worden vervangen.
× 1000 km 30 60 90 120 150 180
Controle van de laadstatus van de accu en eventuele oplading
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Bougies vervangen (benzine-uitvoeringen) (1)
Brandstoffilter vervangen (dieseluitvoeringen)
Luchtfilterelement vervangen (benzine-uitvoeringen) (❏)
Motorolie en oliefilter vervangen (benzine-uitvoeringen)
(of om de 24 maanden) (3)
Motorolie en oliefilter vervangen
(uitvoeringen diesel EURO 4 zonder DPF) (of om de 24 maanden)
Motorolie en oliefilter vervangen (dieseluitvoeringen EURO 4 met DPF) (Õ) (2)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsverkeer, langdurig
stationair draaien, stoffige omgeving) om de 4 jaar of in ieder geval om de 5 jaar worden vervangen.
(❏) Bij de diesel EURO 4-uitvoeringen moet het luchtfilterelement om de 30.000 km worden vervangen.
(Õ) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel (zie het hoofd-
stuk “Lampjes en meldingen”) of in ieder geval om de 24 maanden.
Page 173 of 215

●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
169
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
UITVOERINGEN DIESEL EURO 5
× 1000 km 35 70 105 140 175
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-en achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten,
bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
en eventueel sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen voor en achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken van schijfremmen voor op conditie en slijtage
controleren en werking van remblokslijtagesensor controleren
Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie/slijtage controleren (1.3 Multijet)
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming, uitlaat,
brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep op vervuiling controleren
en mechanismen smeren
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(koelsysteem, remsysteem, hydraulische koppelingbediening, ruitensproeiers, accu enz.)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Conditie van aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren
Emissie/roetuitstoot controleren
Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Controle van de laadstatus van de accu en eventuele oplading
Page 174 of 215

170
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
●
●●
●●●● ●
●●
●●●● ●
× 1000 km 35 70 105 140 175
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Brandstoffilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (**)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
(*) De motorolie en het oliefilter moeten worden vervangen bij een brandend waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
(zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”) of in ieder geval om de 24 maanden.
Als de auto overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moet de motorolie en het oliefilter om de 12 maan-
den worden vervangen.
Page 175 of 215

171
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
ZWAAR GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware
bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan 7-8 km)
en bij buitentemperaturen onder nul;
❒ veel langdurig stationair draaiende mo-
tor of lange ritten bij lage snelheden
(bijv. bij huis-aan-huis bezorging) of als
de auto lang stilstaat;
is het noodzakelijk de volgende contro-
les vaker uit te voeren, dan in het On-
derhoudsschema staat aangegeven:
❒remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren;
❒vergrendelmechanismen van motor-
kap en kofferdeksel op vervuiling con-
troleren en mechanismen smeren;
❒visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfassen,
uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen
enz.) en rubber slangen van rem- en
brandstofsysteem;
❒acculading en niveau van het elektro-
lyt in de accu controleren;
❒conditie van aandrijfriemen voor hulp-
organen visueel controleren;
❒pollenfilter controleren en eventueel
vervangen;
❒luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
PERIODIEKE
CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒ niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning van de banden;
❒werking verlichting (koplamp-/achter-
lichtunits, richtingaanwijzers, waarschu-
wingsknipperlichten enz.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor en
achter.
Iedere 3.000 km controleren en eventu-
eel bijvullen: motorolieniveau.
Gebruik bij voorkeur producten van
PETRONAS LUBRICANTS omdat die
speciaal zijn afgestemd op de Fiat-model-
len (zie de “Vullingstabel” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
Page 176 of 215

172
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
NIVEAUS
CONTROLEREN
fig. 1 – Uitvoeringen 1.2 (Euro 4) en 1.4 8V
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE!
Belangrijk; tijdens het bijvul-
len mogen de vloeistoffen met
verschillende specificaties niet
gemengd worden: als de spe-
cificaties van de vloeistoffen verschil-
len, kan de auto ernstig beschadigd
worden.
1.Motorkoelvloeistof
2.Accu
3.Ruitensproeiervloeistof
4.Remvloeistof
5.Motorolie.
F0U0649m
fig. 1a - Uitvoeringen 1.2 (Euro 5)F0M0531m
Page 177 of 215

173
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 2 – Uitvoeringen 1.3 Multijet (Euro 4)
1.Motorolie
2.Motorkoelvloeistof
3.Ruitensproeiervloeistof
4.Remvloeistof
5.Accu
6.Dieselfilter
F0M0421m
fig. 2a – Uitvoeringen 1.3 Multijet (Euro 5)F0M519m
1.Motorkoelvloeistof
2.Accu
3.Ruitensproeiervloeistof
4.Remvloeistof
5.Motorolie
6.Dieselfilter
Page 178 of 215

174
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
Als het oliepeil dicht bij of onder het MIN-
merkteken staat, moet er via de olievu-
lopening Amotorolie tot aan het MAX-
merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-
teken overschrijden.MOTOROLIEVERBRUIK
Als richtlijn geldt een maximaal motor-
olieverbruik van ongeveer 400 gram per
1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het
motorolieverbruik pas na de eerste 5.000
÷6.000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-
versen van de olie, moet u de motor eni-
ge seconden laten draaien, vervolgens de
motor uitzetten en na enige minuten het
oliepeil controleren. MOTOROLIE fig. 3-4
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat en enige minuten
(circa 5) na het uitzetten van de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN-
en MAX-merkteken op de oliepeilstok B
staan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-
merkteken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
fig. 3 – Uitvoeringen 1.2 en 1.4 8VF0M0149mfig. 4 – Uitvoeringen 1.3 MultijetF0M0150m
Page 179 of 215

175
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 5
Het motorkoelsysteem ge-
bruikt PARAFLUUP-koelvloei-
stof. Gebruik voor het even-
tueel bijvullen vloeistof met
dezelfde specificaties als waarmee het
motorkoelsysteem is gevuld. PARAF-
LU
UP-koelvloeistof kan niet worden
gemengd met welke andere koelvloei-
stof dan ook. Als dit toch gebeurt, mag
de motor absoluut niet worden gestart
en moet u zich tot het Fiat Service-
netwerk wenden.
Het koelsysteem staat onder
druk. Vervang de dop zo no-
dig alleen door een exemplaar van
hetzelfde type, anders kan de werking
van het systeem in gevaar worden ge-
bracht. Draai bij een warme motor de
dop van het expansiereservoir nooit
los: gevaar voor verbranding.
ATTENTIE!MOTORKOELVLOEISTOF fig. 5
Het niveau van de koelvloeistof moet ge-
controleerd worden bij een koude motor
en moet tussen het MIN- en MAX-merk-
teken op het expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door een
mengsel van gedemineraliseerd water en
50% PARAFLU
UPvan PETRONAS LU-
BRICANTS langzaam via de vulopening A
van het expansiereservoir te gieten tot aan
het MAX-merkteken.
Een mengsel van 50% PARAFLU
UPen
50% gedemineraliseerd water beschermt
tot een temperatuur van −35°C.
Onder extreem koude klimatologische
omstandigheden raden wij een mengsel
aan van 60% PARAFLU
UPen 40% ge-
demineraliseerd water.
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter be-
vatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olie
en het vervangen van het oliefilter door
het Fiat Servicenetwerk te laten uit-
voeren. Het Fiat Servicenetwerk be-
schikt over de uitrusting voor het op
milieuvriendelijke wijze en conform de
wettelijke bepalingen verwerken van
afgewerkte olie en oliefilters.
Vul nooit olie bij met andere
specificaties dan de olie waar-
mee de motor is gevuld.
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de mo-
tor nog warm is: gevaar voor ver-
branding. Onthoud dat bij een war-
me motor de elektroventilateur on-
verwacht kan inschakelen: kans op
verwonding. Pas op als u sjaals, das-
sen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE!
F0M0424m
Page 180 of 215

176
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGE -
VALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ONDERHOUD
EN ZORG
hoge luchtvochtigheid, dan moet de vloei-
stof vaker worden vervangen dan in het
“Onderhoudsschema” staat aangegeven.
fig. 7
Rijd niet met een leeg rui-
tensproeierreservoir: de rui-
tensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een optimaal zicht.
ATTENTIE!
Enkele in de handel verkrijg-
bare ruitensproeiervloeistof-
fen zijn licht ontvlambaar. In de mo-
torruimte bevinden zich warme on-
derdelen die bij contact de vloeistof
kunnen doen ontbranden.
ATTENTIE!
Voorkom contact tussen de
zeer corrosieve vloeistof en de
lak. Als remvloeistof wordt ge-
morst, moet de lak onmiddel-
lijk met water worden afgespoeld.
RUITENSPROEIERVLOEISTOF
fig. 6
Verwijder de dop Aen vul vloeistof bij.
Gebruik een mengsel van water en
TUTELA PROFESSIONAL SC35in
de volgende mengverhouding:
30% TUTELA PROFESSIONAL SC35
en 70% water in de zomer.
50% TUTELA PROFESSIONAL SC35
en 50% water in de winter.
Bij temperaturen onder −20 °C TUTELA
PROFESSIONAL SC35onverdund ge-
bruiken.
Controleer visueel het niveau van de vloei-
stof in het reservoir.
fig. 6F0M0154mREMVLOEISTOF fig. 7
Draai de dop Alos: controleer of het
remvloeistofniveau nog op het maximum
niveau staat.
Het niveau mag nooit het MAX-merkte-
ken overschrijden.
Als vloeistof moet worden bijgevuld, dan
raden wij u aan de remvloeistof te ge-
bruiken die staat vermeld in de tabel
“Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie het
hoofdstuk “Technische gegevens”).
OpmerkingMaak de dop van het reser-
voir Aen het omringende oppervlak zorg-
vuldig schoon.
Wees bij het openen van de dop bijzon-
der voorzichtig zodat er geen vuil in het
reservoir komt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een trech-
ter met een ingebouwde filterzeef van
maximaal 0,12 mm.
BELANGRIJK De remvloeistof is hygros-
copisch (trekt water aan). Als de auto over-
wegend wordt gebruikt in gebieden met een
F0M0155m
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst, moe-
ten de betreffende delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neu-
trale zeep en daarna met veel water
worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden
geraadpleegd.
ATTENTIE!