FIAT SCUDO 2014 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2014, Model line: SCUDO, Model: FIAT SCUDO 2014Pages: 227, PDF Size: 4.52 MB
Page 91 of 227

87
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)
Het ASR-systeem controleert de trek-
kracht van de auto en grijpt automatisch
in als een of beide aangedreven wielen
dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden er twee verschil-
lende regelsystemen geactiveerd:❒
als beide aangedreven wielen doorslip-
pen, vermindert het ASR-systeem het
motorvermogen;
❒
als slechts een aangedreven wiel
doorslipt, zorgt het ASR-systeem
ervoor dat het wiel automatisch
wordt afgeremd.
Voor een goede werking van
de ESC- en ASR-systemen is
het van groot belang de banden van
alle wielen van hetzelfde type, merk
en maat zijn en dat ze in perfecte con-
ditie zijn.
ATTENTIE!
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:❒
doorslippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle accelera-
tie;
❒
te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
❒
acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒
verlies van grip op natte weggedeel-
ten (aquaplaning).
fig. 113/a
F0P0701m
In-/uitschakeling van het systeem
Het ASR-systeem schakelt automatisch in
als de motor wordt gestart.
Als het ESC-systeem wordt uitgeschakeld,
wordt automatisch ook het ASR-systeem
uitgeschakeld.
Tijdens het rijden kan de ASR worden uit-
geschakeld en vervolgens weer worden in-
geschakeld door de knop Aop het scha-
kelaarpaneel op het dashboard in te druk-
ken fig. 113.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het lampje B-fig. 113op de knop bran-
den en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (indien aanwezig).
Als het ASR-systeem tijdens het rijden
wordt uitgeschakeld, schakelt het auto-
matisch weer in als de auto opnieuw
wordt gestart.
Als u met sneeuwkettingen rijdt, dan kan
het nuttig zijn om het ASR-systeem uit te
schakelen: onder deze omstandigheden le-
vert het doorslaan van de aangedreven
wielen juist meer trekkracht op.
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 87
Page 92 of 227

88VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
MSR-systeem (regeling van
motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR,
verhoogt bij bruusk terugschakelen het
motorkoppel, zodat overmatige vertraging
van de aangedreven wielen wordt voor-
komen. Dit heeft vooral voordelen op een
wegdek met weinig grip, waarop de sta-
biliteit van de auto snel verloren kan gaan.
De prestaties van het sys-
teem mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en on-
verantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
Voor de juiste werking van het ASR-sys-
teem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in perfecte
conditie zijn en de voorgeschreven afme-
tingen hebben.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ASR-systeem wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en
gaat het lampje
™
op het instrumenten-
paneel continu branden (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”). Wendt u in dat
geval zo snel mogelijk tot het Fiat Servi-
cenetwerk.
GRIP CONTROLDit systeem verhoogt de tractie in om-
standigheden van een wegdek met weinig
grip (bijv. sneeuw, modder, zand).
Het gaspedaal moet voldoende zijn inge-
trapt om het motorvermogen de verschil-
lende parameters op de beste manier te
laten beheren.
Het voertuig is voornamelijk ontworpen
om te rijden over geasfalteerde wegen
maar kan zo nu en dan ook gebruikt wor-
den op onverharde wegen.
Als het voertuig zwaar beladen is, dan kan
het niet gebruikt worden voor off-road ac-
tiviteiten zoals:❒
crossen en over oppervlakken rijden
die de onderkant van het voertuig zou-
den kunnen beschadigen of onderde-
len zoals brandstofleidingen, brand-
stofkoeler, enz. los zouden kunnen
trekken, vanwege obstakels of stenen;
❒
rijden over steile hellingen met be-
perkte grip;
❒
doorwaden van een rivier.
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 88
Page 93 of 227

89
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
EOBD-SYSTEEMMet het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) kan een doorlopende
diagnose worden uitgevoerd op die com-
ponenten op de auto die van invloed zijn
op de emissie.
Bovendien meldt het systeem, door het
branden van het lampje
U
op het instru-
mentenpaneel (zie het hoofdstuk “Lamp-
jes en berichten”) dat de betreffende com-
ponenten defect zijn.
Het doel is:
❒
de werking van het systeem controle-
ren;
❒
signaleren wanneer door een storing de
emissies boven de wettelijk vastgestel-
de drempelwaarde uitkomen;
❒
signaleren wanneer het noodzakelijk is
defecte componenten te vervangen.Het systeem beschikt verder nog over een
diagnosestekker die, als deze verbonden
is met speciale apparatuur, het mogelijk
maakt, de door de regeleenheid opgesla-
gen storingscodes en de specifieke para-
meters voor de diagnose en werking van
de motor, te lezen. Deze controle kan ook
worden uitgevoerd door de verkeerspo-
litie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de
storing moet het Fiat Servicenetwerk voor
een complete controle van het systeem,
tests uitvoeren op een testbank en, zo-
nodig, een proefrit maken die eventueel
een langere afstand kan omvatten.Als u de contactsleutel in
stand M draait en het lampje
Ugaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tij-
dens het rijden, wendt u dan zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
De werking van het lampje Ukan wor-
den gecontroleerd met behulp van spe-
ciale apparatuur van de verkeerspoli-
tie. Houdt u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt .
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 89
Page 94 of 227

90VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
iTPMS-SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
OMSCHRIJVING
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure Monitoring
System) dat via de wielsnelheidsensoren
de toestand van de bandenspanning con-
troleert.
Het systeem omvat een RF-zendersensor
die op elk wiel gemonteerd is (op de velg
in de band), die informatie over de span-
ningswaarde van elke band naar de rege-
leenheid stuurt.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
als een of meer banden leeg zijn met een
waarschuwingslampje
n
en een waar-
schuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het sys-
teem aangeven om welke band het gaat:
het wordt in elk geval aanbevolen om de
spanning van alle vier de banden te con-
troleren.
WAARSCHUWINGAls het systeem een span-
ningsafname van een be-
paalde band aangeeft, wordt geadvi-
seerd om de spanning van alle vier de
banden te controleren.WAARSCHUWINGHet iTPMS ontslaat de be-
stuurder niet van de ver-
plichting om de bandenspanning elke
maand te controleren en mag niet be-
schouwd worden als een systeem dat
het onderhoud of een veiligheidssys-
teem vervangt.
WAARSCHUWINGDe bandenspanning moet ge-
controleerd worden als de
banden koud zijn. Als de banden-
spanning om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden gecon-
troleerd, dan mag de druk niet worden
verlaagd, ook wanneer de gemeten
waarde hoger is dan de voorgeschre-
ven drukwaarde. Controleer de ban-
denspanning nadien nogmaals bij kou-
de banden.
WAARSCHUWINGHet iTPMS waarschuwt niet
bij een plotselinge afname
van de bandenspanning (bijvoorbeeld
bij een klapband). Rem in dergelijke
gevallen het voertuig voorzichtig en
vermijd bruuske stuurbewegingen.WAARSCHUWINGHet systeem waarschuwt al-
leen als de bandenspanning
laag is: het kan de banden niet op-
pompen.
WAARSCHUWINGEen te lage bandenspanning
verhoogt het brandstofver-
bruik, verlaagt de duur van het loop-
vlak en kan het vermogen om de au-
to op veilige manier te besturen beïn-
vloeden.
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 90
Page 95 of 227

91
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Te lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje
n
gaat bran-
den en er verschijnt een speciaal bericht
op het display, om aan te geven dat de
bandenspanning lager is dan de aanbevo-
len waarde en/of dat de band langzaam
spanning verliest. Onder deze omstandig-
heden kunnen de optimale levensduur van
de banden en het benzineverbruik niet ge-
garandeerd worden.
Als twee of meerdere banden zich in voor-
noemde toestand bevinden, worden op het
display achtereenvolgens de aanwijzingen
voor elke band weergegeven.
❒
Verminder de snelheid onmiddellijk,
vermijd plotseling remmen en bruus-
ke stuurbewegingen.
❒
Stop zodra de verkeersomstandighe-
den dat toelaten.
❒
In het geval van een lekke band, de
snelle bandenreparatiekit gebruiken of
het reservewiel monteren (voor be-
paalde versies/markten);
of
❒
als u over een compressor beschikt,
bijvoorbeeld die van de snelle ban-
denreparatiekit, controleer dan de
spanning van alle vier de banden wan-
neer deze koud zijn;of
❒
als u de spanning niet onmiddellijk kunt
controleren, rijd dan heel voorzichtig
en langzaam.
Het alarm blijft actief tot de betreffende
band wordt opgepompt, gerepareerd of
vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of sta-
len velg) heeft geen sensoren.
Het geconstateerde drukverlies betekent
niet altijd dat er een vervorming van de
band zichtbaar is. Vertrouw daarom niet
alleen op een visuele controle.Storing iTPMS
Wanneer er een storing in het iT.P.M.S.
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje
n
branden en vervolgens
knipperen, gaat ook het waarschuwings-
lampje
è
branden en wordt er boven-
dien een speciaal bericht weergegeven.
In dat geval, is de bewaking van de ban-
denspanning niet langer gegarandeerd.
Dit alarm wordt ook weergegeven als
minstens een van de wielen niet uitgerust
is met een sensor (bijv. met reservewiel,
noodreservewiel of type band met stalen
velg).
Neem contact op met het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten contro-
leren of, na een lekke band, monteer een
band voorzien van sensor op de oor-
spronkelijke velg.
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 91
Page 96 of 227

92VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)Deze bevinden zich in de achterbumper
van de auto fig. 114en attenderen de be-
stuurder via een repeterend geluidssignaal
op de aanwezigheid van obstakels achter
de auto.
Druk voor uitschakeling van de parkeer-
sensoren op de knop A-fig. 115op het
schakelaarpaneel op de middenconsole.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt
het lampje Bop de knop.
Druk voor inschakeling de knop Anog-
maals in.
Als de afstand tot het obstakel achter de
auto kleiner wordt, neemt de frequentie
van het geluidssignaal toe.
BELANGRIJK De instelling voor de par-
keersensoren (in- of uitgeschakeld) wordt
opgeslagen bij het uitzetten van de motor.AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als bij ingeschakelde sensoren de achter-
uit wordt ingeschakeld, klinkt er automa-
tisch een onderbroken geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒
neemt toe als de afstand tot het ob-
stakel kleiner wordt;
❒
klinkt ononderbroken als de afstand tot
het obstakel minder is dan ongeveer 30
cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
❒
blijft constant als de gemeten afstand
onveranderd blijft, terwijl, als deze si-
tuatie zich voordoet bij de sensoren aan
de zijkant, het signaal na 3 seconden on-
derbroken wordt, om bijvoorbeeld sig-
nalen te voorkomen als u langs een
muur rijdt.STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt
tijdens het inschakelen van de achteruit
aangegeven door een geluidssignaal, een
brandend waarschuwingslampje B-fig.
115en een melding op het display.
fig. 114
F0P0605m
fig. 115
F0F0106m
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 92
Page 97 of 227

93
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN❒
Controleer tijdens parkeermanoeuvres
of zich geen obstakels boven of onder
de sensor bevinden.
❒
Obstakels die zich dicht bij de auto be-
vinden, worden onder bepaalde om-
standigheden niet door het systeem ge-
signaleerd en kunnen dus de auto be-
schadigen of zelf beschadigd worden.
❒
De metingen van de sensoren kunnen
beïnvloed worden/zijn door beschadi-
ging van de sensoren zelf, door vuil,
sneeuw of ijs op de sensoren of door
ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneuma-
tische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden. Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen mod-
der, vuil, sneeuw of ijs op de
sensoren zitten. Wees voor-
zichtig bij het reinigen van de sensoren
om krassen of beschadigingen te voor-
komen; gebruik geen droge, grove of
harde doek. De sensoren moeten wor-
den gereinigd met schoon water, waar-
aan eventueel autoshampoo is toege-
voegd.
De verantwoordelijkheid tij-
dens het parkeren en andere
gevaarlijke handelingen ligt altijd en
overal bij de bestuurder. Controleer als
u de auto parkeer t of zich geen perso-
nen (in het bijzonder kinderen) of die-
ren in de buurt van de auto bevinden.
De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder be-
schouwd worden. De bestuurder moet
tijdens eventueel gevaarlijke parkeer-
manoeuvres altijd volledig zijn aandacht
behouden, ook als de manoeuvres met
lage snelheid worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
WERKING MET
AANHANGER
Schakel de parkeersensoren uit als u een
aanhanger trekt.
AUTORADIO
(indien aanwezig)Raadpleeg voor de werking van de auto-
radio met CD- of MP3 CD-speler (indien
aanwezig) het supplement dat bij dit in-
structieboekje is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
AUTORADIO (indien aanwezig)
Zie voor de in uw auto geïnstalleerde au-
toradio en de bijbehorende audio-instal-
latie, het supplement “Autoradio” dat bij
dit instructieboek is geleverd.
Laat de aansluiting op de in-
bouwvoorbereiding in de au-
to uitsluitend door het Fiat Service-
netwerk uitvoeren. Zo bent u verzekerd
van het beste resultaat en wordt voor-
komen dat de rijveiligheid in gevaar
wordt gebracht .
ATTENTIE!
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 93
Page 98 of 227

94VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,
27 mc en dergelijke) mogen alleen in de
auto worden gebruikt met een aparte an-
tenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke
apparaten in de auto (zonder buitenan-
tenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor
de gezondheid van de inzittenden, maar
kan ook storingen in de elektrische sys-
temen van de auto veroorzaken. Hierdoor
wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangst-
kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-
lerende eigenschappen van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele tele-
foons (GSM, GPRS, UMTS) met het offi-
ciële EU-keurmerk, strikt aan de instruc-
ties die door de fabrikant van de mobiele
telefoon zijn bijgeleverd.
EXTRA ACCESSOIRESAls u na aanschaf van uw auto accessoi-
res wilt monteren die constante voeding
nodig hebben (autoradio, anti-diefstalsa-
tellietbewaking, enz.), of accessoires die
de elektrische installatie zwaar belasten,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Deze kan u de meest geschikte installaties
aanraden uit Fiat Lineaccessori en con-
troleren of de elektrische installatie van de
auto geschikt is voor het extra stroom-
verbruik of dat het noodzakelijk is een ac-
cu met een grotere capaciteit te monte-
ren.ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die
na aankoop van de auto en binnen de af-
tersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op voor-
waarde dat de montagewerkzaamheden
op de juiste wijze bij een gespecialiseerd
bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aan-
wijzingen van de fabrikant in acht moeten
worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto wor-
den gewijzigd, kan het kentekenbewijs
worden ingenomen door de bevoegde in-
stanties en eventueel de garantie komen
te vervallen bij defecten die veroorzaakt
zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daar-
van het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze
verantwoordelijk voor schade die het ge-
volg is van de installatie van accessoires die
niet door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en die niet conform de gele-
verde instructies zijn geïnstalleerd.
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 94
Page 99 of 227

95
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Tankinhoud
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld
wordt, moet u twee keer bijvullen nadat
het vulpistool voor de eerste keer afslaat.
Vul niet nog een keer bij om storingen in
het brandstofsysteem te voorkomen.
TANKDOP fig. 116
Om te tanken moet u het klepje Aope-
nen, de contactsleutel in het slot steken
en linksom draaien en vervolgens de dop
Blosdraaien.
Door de hermetische afsluiting van de
tank kan de druk in de tank iets verhoogd
zijn. Het is daarom normaal als u bij het
losdraaien van de tankdop een sissend ge-
luid hoort.
Haak tijdens het tanken de dop Caan het
klepje.
fig. 116
F0F0107m
Kom niet dicht bij de vulope-
ning met open vuur of een
brandende sigaret : brandgevaar.
Houd uw hoofd ook niet dicht bij de
vulopening om te voorkomen dat u
schadelijke dampen inademt .
ATTENTIE!
BRANDSTOF TANKENWerking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloei-
baarheid van de dieselbrandstof vermin-
deren door de vorming van paraffine,
waardoor het brandstofsysteem niet meer
goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er,
afhankelijk van het seizoen, dieselbrand-
stof geleverd die speciaal voor de zomer,
voor de winter en voor zeer lage tempe-
raturen (bergachtige/koude gebieden) is
ontwikkeld. Als dieselbrandstof wordt ge-
tankt die niet toereikend is voor de ge-
bruikstemperatuur, raden wij aan de die-
selbrandstof te mengen met het vorstbe-
veiligingsmiddel TUTELA DIESEL ART in
de verhouding die in de gebruiksaanwijzing
van het middel is aangegeven. Doe eerst
het middel in de tank en voeg daarna de
dieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat
in bergachtige/koude gebieden, is het raad-
zaam dieselbrandstof te tanken die ter plaat-
se beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een
hoeveelheid brandstof in de tank te hou-
den die groter is dan 50% van de nuttige
inhoud.Gebruik uitsluitend diesel-
brandstof voor motorvoer tuigen
die voldoet aan de Europese
specificatie EN590. Het gebruik
van andere producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen en het
vervallen van de garantie tot gevolg heb-
ben. Mocht u onverhoopt een ander ty-
pe brandstof tanken, dan mag de motor
niet worden gestart en moet de brand-
stoftank worden afgetapt . Ook als de mo-
tor slechts kort heeft gedraaid, moet naast
de brandstoftank, ook alle brandstof uit
de brandstofleidingen worden afgetapt .
Open de linker zijschuifdeur
niet tijdens het tanken, omdat
hierdoor het tankluikje be-
schadigd kan raken.
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 95
Page 100 of 227

96VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
BESCHERMING VAN
HET MILIEUDe emissiereductiesystemen voor diesel-
motoren zijn:❒
oxidatiekatalysator;
❒
uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
❒
roetfilter (DPF) (indien van toepassing).DPF-ROETFILTER (DIESEL
PARTICULATE FILTER)
(indien aanwezig)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Fil-
ter) is een mechanisch filter in het uit-
laatsysteem dat de partikels in het uitlaat-
gas van dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoe-
veelheid roetdeeltjes op, waardoor vol-
daan wordt aan de huidige/toekomstige
wettelijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de auto
registreert de inspuitregeleenheid een aan-
tal gegevens met betrekking tot het ge-
bruik (gebruiksduur, type traject, bereikte
temperatuur enz.) en berekent de hoe-
veelheid verzameld roet in het filter. Om-
dat het filter de roetdeeltjes verzamelt,
moet het periodiek worden geregene-
reerd (schoongemaakt) door de roet-
deeltjes te verbranden.
De regeneratieprocedure wordt geregeld
door de regeleenheid van de motor op ba-
sis van de hoeveelheid opgevangen roet-
deeltjes en de bedrijfsomstandigheden van
de auto. Tijdens de regeneratie kan het
volgende worden waargenomen: een be-
perkte toerentalverhoging, inschakeling
van de elektroventilateur, een beperkte
toename van de rook uit de uitlaat en een
hogere temperatuur bij de uitlaat. Dit zijn
geen storingen en deze situatie heeft geen
invloed op het milieu of het gedrag van de
auto.
Onder normale bedrijfsom-
standigheden bereikt het
roetfilter (DPF) (indien aanwezig) ho-
ge temperaturen. Parkeer daarom niet
boven brandbare materialen (gras, dro-
ge bladeren, dennennaalden enz.):
brandgevaar.
ATTENTIE!
Onder normale bedrijfsom-
standigheden bereikt de ka-
talysator hoge temperaturen. Parkeer
daarom niet boven brandbare mate-
rialen (gras, droge bladeren, dennen-
naalden enz.): brandgevaar.
ATTENTIE!
fig. 117
F0F0357m
Handopvoerpomp voor diesel
Als de brandstoftank is leeggereden, dan
moet het brandstofcircuit worden gevuld:❒
giet ten minste 5 liter diesel in de tank;
❒
bedien de handopvoerpomp, die onder
de motorkap onder een bescherming is
geplaatst, totdat er brandstof in de
doorzichtige slang verschijnt;
❒
start de motor m.b.v. de startmotor,
totdat de motor aanslaat.
083-096 SCUDO LUM NL 03/12/13 09.55 Pagina 96