dashboard FIAT SCUDO 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2015, Model line: SCUDO, Model: FIAT SCUDO 2015Pages: 227, PDF Size: 4.53 MB
Page 138 of 227

134NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
STORING EBD
(rood)
(geel)
Als tegelijkertijd de lampjes
x
en
>
gaan
branden bij draaiende motor, dan geeft dit
een storing in de EBD aan of is dit systeem
niet beschikbaar; in dat geval kunnen tij-
dens krachtig remmen de achterwielen
snel blokkeren, waardoor de auto kan gaan
slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
x
>
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDELS(rood)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
continu branden als bij stilstaande auto de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet
goed is omgelegd. Als de auto rijdt en de
veiligheidsgordels voor zijn niet goed om-
gelegd, dan gaat het lampje knipperen en
klinkt tegelijkertijd een akoestisch signaal
(zoemer). Op enkele uitvoeringen kan bo-
ven de binnenspiegel een display aanwezig
zijn. Dit display geeft door middel van twee
lampjes aan als de veiligheidsgordel aan be-
stuurders- of passagierszijde niet is omge-
legd.
<
STORING IN
INSPUITSYSTEEM
(geel)
Als u onder normale omstandigheden
de contactsleutel in stand Mdraait, gaat
het lampje branden. Het lampje moet
uitgaan als de motor is gestart.
Als het lampje blijft branden of tijdens het
rijden gaat branden, dan duidt dit op een
storing in het inspuitsysteem. Dit kan tot
gevolg hebben dat de prestaties vermin-
deren, de auto slechter gaat rijden en het
brandstofverbruik toeneemt.
U kunt onder deze omstandigheden door-
rijden zonder te veel van de motor te ei-
sen of met hoge snelheid te rijden. Wendt
u in dit geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
U
129-138 SCUDO LUM NL 27/03/14 12:12 Pagina 134
Page 139 of 227

135
NOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
STOP (rood)
Dit lampje gaat branden gelijk-
tijdig met een willekeurig ander
waarschuwingslampjeSTORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel in stand
Mdraait, gaat het lampje bran-
den. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeem
defect of niet beschikbaar is. In dat geval
blijft het remsysteem normaal werken,
maar zonder de mogelijkheden van het
ABS. Rijd voorzichtig verder en wendt u
zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenet-
werk.
>
“
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje “
brandt als de frontairbag
aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag aan pas-
sagierszijde de contactsleutel in stand M
draait, gaat het lampje
“
ongeveer 4 se-
conden branden en vervolgens 4 secon-
den knipperen. Hierna moet het lampje
doven.
Het lampje
“
geeft boven-
dien eventuele storingen van
het lampje
¬
aan. Dit wordt weer-
gegeven met een knipperend lampje
“
, ook als de 4 seconden al zijn ver-
streken. In dit geval kan het lampje
¬
geen storingen in de airbag-/gordel-
spannersystemen aangeven. Voordat
u verder rijdt , dient u contact op te
nemen met het Fiat Servicenetwerk
om het systeem direct te laten con-
troleren.
ATTENTIE!
STOP
Als dit lampje brandt : stop de
auto op een veilige plaats,
verwijder de sleutel uit het contactslot
en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
K
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Als u de contactsleutel in stand
Mdraait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje brandt, tank dan zo snel
mogelijk.
BELANGRIJK Als het lampje knippert, dan
is er een storing in het systeem. Wendt u
in dit geval tot het Fiat Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.
129-138 SCUDO LUM NL 27/03/14 12:12 Pagina 135
Page 140 of 227

136NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Het lampje gaat branden als de
mistachterlichten worden ingeschakeld.
4
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat knipperen als er een niet
ernstige storing wordt gevonden. Het gaat
constant branden bij een ernstige storing.
In alle gevallen verschijnt er een melding
op het display.
Afhankelijk van de ernst van de storing, ra-
den wij u contact op te nemen met het
Fiat Servicenetwerk.
Als het niveau van het brandstofadditief
voor het roetfilter (uitvoeringen met DPF
roetfilter) het minimum niveau bereikt: het
lampje gaat branden, er klinkt een akoe-
stisch signaal en er verschijnt een melding
op het display. Wendt u tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
è
STORING ESC
(geel)
Als u de contactsleutel in stand
Mdraait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje knippert, dan slippen de
wielen door. In dit geval past het systeem
de aandrijving aan, waardoor de koerssta-
biliteit van de auto wordt verbeterd. Als
het lampje continu brandt (lampje op de
knop ESC OFF gedoofd), dan is er een
storing in het systeem. In dit geval moet
de bandenspanning worden gecontroleerd
en/of contact worden opgenomen met het
Fiat Servicenetwerk. Als het lampje con-
tinu brandt (lampje op de knop ESC OFF
brandt), dan is het systeem uitgeschakeld.
OpmerkingAls het lampje knippert tij-
dens het rijden, dan geeft dit aan dat het
ESC in werking is getreden.
STORING iTPMS
(geel)
Storing iTPMS
Te lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje
n
gaat bran-
den en er verschijnt een speciaal bericht
op het display, om aan te geven dat de
bandenspanning lager is dan de aanbevo-
len waarde en/of dat de band langzaam
spanning verliest. Onder deze omstandig-
heden kunnen de optimale levensduur van
de banden en het benzineverbruik niet ge-
garandeerd worden.
Het alarm blijft actief tot de betreffende
band wordt opgepompt, gerepareerd of
vervangen.
Storing iTPMS
Wanneer er een storing in het iT.P.M.S.
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje
n
branden en vervolgens
knipperen, gaat ook het waarschuwings-
lampje
è
branden en wordt er boven-
dien een speciaal bericht weergegeven.
In dat geval, is de bewaking van de ban-
denspanning niet langer gegarandeerd.
Neem contact op met het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten contro-
leren of, na een lekke band, monteer een
band voorzien van sensor op de oor-
spronkelijke velg.
n
129-138 SCUDO LUM NL 27/03/14 12:12 Pagina 136
Page 141 of 227

137
NOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het lampje op het instrumen-
tenpaneel gaat branden als de remblokken
voor versleten zijn; laat deze in dat geval
zo snel mogelijk vervangen.
d
ACHTERWIELOPHAN-
GING MET
LUCHTVERING (rood)
(indien aanwezig)
Het lampje knippert als de gemeten rij-
hoogte afwijkt van de optimale hoogte.
In dat geval moet u: bij automatische re-
geling, langzaam rijden (circa 10 km/h) tot-
dat het lampje dooft. Bij handmatige re-
geling moet de normale rijhoogte worden
ingesteld, omdat deze instelling in de
hoogste of laagste stand staat.
Bij een storing in de hoogteregeling van de
luchtvering blijft het lampje continu bran-
den na het starten van de motor of tijdens
het rijden. In dat geval moet u: de auto on-
middellijk stilzetten en u tot het Fiat Ser-
vicenetwerk wenden.
…
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de
mistlampen voor worden ingeschakeld.
DIMLICHT (groen)
Het lampje gaat branden als
het dimlicht wordt ingeschakeld.
52
GROOTLICHT (blauw)
Het lampje gaat branden als de
verlichting wordt ingeschakeld.
1
RICHTINGAANWIJZER
LINKS
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als de richting-
aanwijzerhendel omlaag wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de rech-
ter richtingaanwijzer, als de drukknop voor
de waarschuwingsknipperlichten wordt in-
gedrukt.
F
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als de richting-
aanwijzerhendel omhoog wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de linker
richtingaanwijzer, als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt inge-
drukt.
D
129-138 SCUDO LUM NL 27/03/14 12:12 Pagina 137
Page 142 of 227

138NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en
de motor kan onregelmatig gaan draaien. Als het lampje gaat branden, wendt
u dan zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten af-
tappen. Als het lampje direct na het tanken gaat branden, bestaat de moge-
lijkheid dat er tijdens het tanken water in de brandstoftank is gekomen: zet in dat ge-
val onmiddellijk de motor uit en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
MELDINGEN EN LAMPJES OP HET DISPLAYLampje MeldingÜm≈
Als u de contactsleutel in stand Mdraait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven. Het lampje brandt als de Cruise-control is ingeschakeld.
Het lampje brandt als de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld.
Als u de contactsleutel in stand Mdraait, gaat het lampje branden. Het lampje dooft als de
voorgloeibougies de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de motor, zodra het
lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan het lampje zeer kort branden.
Als u de contactsleutel in stand Mdraait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet
het lampje doven. Het lampje gaat branden als er water in het dieselfilter zit.
Δ ƒ
CRUISE-CONTROL
SNELHEIDSBEGREN-
ZER
VOORGLOEI-
INSTALLATIE
WATER IN
BRANDSTOFFILTER
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDAls u de contactsleutel in stand Mdraait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet
het lampje doven. Het lampje gaat branden als er een onderhoudsbeurt moet worden uitge-
voerd.
129-138 SCUDO LUM NL 27/03/14 12:12 Pagina 138
Page 143 of 227

139
LAMPJES EN
BERICHTENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 140
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 141
SNELLE BANDENREPARATIESET FIX & GO ............... 144
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 145
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ....................................................................... 147
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN ....................................................................... 151
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 152
ACCU OPLADEN ............................................................... 157
SLEPEN VAN DE AUTO ................................................... 158
N N
O O
O O
D D
G G
E E
V V
A A
L L
L L
E E
N N
In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service- en
garantiehandleiding vermeld staat. U kunt ook de site www.fiat.com
raadplegen voor de dichtstbijzijnde vestiging van het Fiat Servicenetwerk
139-158 SCUDO LUM NL 07/03/14 08.57 Pagina 139
Page 144 of 227

140LAMPJES EN
BERICHTENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
MOTOR STARTENSTARTEN MET EEN HULPACCU
fig. 1
Als de accu leeg is, kan de motor worden
gestart met een hulpaccu, die ten minste
dezelfde capaciteit moet hebben als de le-
ge accu.
Ga voor het starten als volgt te werk:
❒
verbind de pluspolen (+teken nabij de
pool) van de beide accu’s met een start-
kabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op de
minpool (–) van de hulpaccu en op de
massa-aansluiting
Eop de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
❒
start de motor;
❒
neem als de motor draait, de kabels in
de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet direct met elkaar:
eventuele vonken kunnen het explosieve
gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd
aan boord van een andere auto, mogen
tussen deze auto en de auto met de lege
accu niet per ongeluk metalen delen met
elkaar in verbinding staan.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze
aan te duwen, te slepen of van een hel-
ling af te laten rijden. Op die wijze kan er
onverbrande brandstof in de katalysator
terechtkomen, waardoor deze onherstel-
baar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat
de rem- en stuurbekrachtiging niet wer-
ken zolang de motor niet is aangeslagen,
waardoor meer kracht nodig is voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
fig. 1
F0P0186m
Deze startprocedure mag al-
leen worden uitgevoerd door
deskundige personen, omdat onjuiste
handelingen vonken kunnen veroor-
zaken. De vloeistof in de accu is giftig
en corrosief. Vermijd het contact met
de huid en de ogen. Kom ook niet dicht
bij een accu met open vuur of een
brandende sigaret en veroorzaak geen
vonken.
ATTENTIE!
139-158 SCUDO LUM NL 07/03/14 08.57 Pagina 140
Page 145 of 227

141
LAMPJES EN
BERICHTENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
WIEL VERWISSELENALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en voor
het juiste gebruik van de krik en het re-
servewiel moeten de onderstaande voor-
zorgsmaatregelen in acht worden geno-
men.
Attendeer het overige weg-
verkeer op de stilstaande au-
to m.b.v.: de waarschuwingsknipper-
lichten, de gevarendriehoek enz. Tij-
dens het verwisselen van een wiel moe-
ten alle inzittenden de auto hebben
verlaten, vooral als de auto zwaar be-
laden is, en op een veilige afstand van
het verkeer wachten, totdat het wiel
verwisseld is. Trek de handrem aan.
ATTENTIE!
Voordat u een wiel verwis-
selt, moet u de wielophan-
ging met luchtvering (indien aanwe-
zig) uitschakelen. Raadpleeg de pa-
ragraaf “Wielophanging met luchtve-
ring” in dit hoofdstuk.
ATTENTIE!
Het reservewiel behoort bij
de auto waarbij het geleverd
is. Gebruik het reservewiel niet bij an-
dere auto’s en monteer geen reserve-
wielen van andere auto’s. De wiel-
bouten zijn speciaal voor deze auto:
gebruik de wielbouten niet bij ande-
re auto’s en gebruik geen wielbouten
van andere auto’s.
ATTENTIE!
Laat het verwisselde wiel zo
snel mogelijk repareren en
monteren. Smeer voor montage de
schroefdraad van de wielbouten niet
met vet: de bouten kunnen loslopen.
ATTENTIE!
De krik dient uitsluitend voor
het verwisselen van een wiel
van de auto waarbij de krik geleverd
is of voor auto’s van hetzelfde model.
Gebruik de krik niet voor het opkrik-
ken van andere auto’s. Gebruik de
krik beslist nooit voor het uitvoeren
van werkzaamheden onder de auto.
Als de krik niet juist geplaatst wordt,
kan de opgekrikte auto van de krik
vallen. Op een sticker op de krik is het
maximum hefvermogen aangegeven;
de krik mag nooit voor een zwaarde-
re last worden gebruikt.
ATTENTIE!
Door een verkeerde monta-
ge kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten. Maak het ventiel
absoluut niet open. Plaats geen enkel
stuk gereedschap tussen velg en band.
Controleer regelmatig de spanning
van de banden en van het reservewiel
en houdt u daarbij aan de waarden
die beschreven staan in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
ATTENTIE!
Het is nodig te weten dat:❒
de krik 1,76 kg weegt;
❒
de krik geen afstelwerkzaamheden ver-
eist;
❒
de krik niet kan worden gerepareerd:
bij een defect moet de krik door een
krik van hetzelfde type worden ver-
vangen;
❒
behalve de slinger geen enkel ander ge-
reedschap op de krik gemonteerd mag
worden.
139-158 SCUDO LUM NL 07/03/14 08.57 Pagina 141
Page 146 of 227

142LAMPJES EN
BERICHTENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
Ga voor het verwisselen van een
wiel als volgt te werk:❒
zet de auto stil op een plaats waar het ver-
keer niet in gevaar wordt gebracht en in
alle veiligheid het wiel kan worden ver-
wisseld. Zet de auto zo mogelijk op een
vlakke en stevige ondergrond;
❒
zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒
schakel de eerste versnelling of de ach-
teruit in;
❒
trek het veiligheidshesje met reflecte-
rende strepen aan (wettelijk verplicht
in bepaalde landen) voordat u de auto
verlaat;
❒
op enkele uitvoeringen moet de be-
schermklep A-fig. 2worden verwij-
derd om de krik te bereiken;
❒
neem de slinger A-fig. 3 uit de houder;
❒
draai de blokkeerschroef B-fig. 3los;
❒
draai met de slinger B-fig. 3de blok-
keerschroef van de reservewielhouder
los fig. 4;
❒
maak de reservewielhouder los en
neem het reservewiel uit;
❒
verwijder het wieldeksel (indien aan-
wezig) m.b.v. gereedschap uit de ge-
reedschapset;
❒
draai de wielbouten van het te verwis-
selen wiel ongeveer een slag los;
❒
draai de slinger van de krik zo dat hij
iets omhoog komt;
❒
plaats de krik op de daarvoor bestemde
plaats, dicht bij het te verwisselen wiel;
❒
controleer of de groef van de krik goed
om de rand van de chassisbalk valt;
❒
waarschuw eventuele omstanders dat
de auto wordt opgekrikt; zorg ervoor
dat ze zich niet in de nabijheid van de
auto bevinden en de auto vooral niet
aanraken totdat de auto weer geheel
op de grond staat;
❒
draai de slinger en krik de auto op, tot-
dat het wiel enkele centimeters los van
de grond is. Als u de slinger draait,
moet u zorgen voor voldoende wer-
kruimte, zodat u geen schaafwonden
aan uw hand oploopt door contact met
de grond. Ook de bewegende delen van
de krik (schroefdraad en scharnieren)
kunnen letsel veroorzaken: vermijd
contact met deze onderdelen. Reinig
uw handen zorgvuldig als deze met vet
in contact zijn geweest;
fig. 4
F0P0296m
fig. 5
F0P0295m
fig. 2
F0P0294m
fig. 3
F0P0190m
139-158 SCUDO LUM NL 07/03/14 08.57 Pagina 142
Page 147 of 227

143
LAMPJES EN
BERICHTENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
❒
Verwijder het naafdekseltje m.b.v. het
passende gereedschap dat bij de auto is
geleverd. Draai de antidiefstalbout (uit-
voeringen met lichtmetalen velgen) (een
per wiel) los m.b.v. het passende ge-
reedschap dat bij de auto is geleverd,
draai vervolgens de overige wielbouten
los en verwijder het wiel;
❒
zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het reservewiel
schoon zijn en geen onzuiverheden be-
vatten, omdat hierdoor na verloop van
tijd de wielbouten kunnen loslopen.
Monteer het reservewiel, waarbij een
van de pasgaten C-fig. 6over de pen
Bmoet vallen;
❒
draai de 5 wielbouten handvast aan;
❒
draai de slinger van de krik zodat de au-
to zakt, en verwijder de krik;
❒
draai de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die in fig. 7is aangegeven;
❒
monteer het wieldeksel (indien aanwe-
zig).Ter afsluiting:
❒
plaats het vervangen wiel in de be-
treffende houder onder de bodemplaat;
❒
maak de houder weer vast aan de haak
en draai vervolgens de blokkeerbout
vast om de houder omhoog te doen
komen;
❒
sluit het deksel op de treeplank;
❒
plaats de slinger en de krik op de juiste
manier in de daarvoor bestemde hou-
der;
❒
plaats de gereedschaphouder terug in
de daarvoor bestemde zitting en draai
de blokkeerschroef vast.
BELANGRIJK Controleer regelmatig de
spanning van de banden, ook van het re-
servewiel.BELANGRIJK Als u het gemonteerde velg-
type wilt vervangen (lichtmetalen velgen
in plaats van stalen of omgekeerd), moe-
ten tevens alle wielbouten worden ver-
vangen door bouten met een lengte die
aangepast is aan het velgtype.
Het is raadzaam de vervangen wielbouten
te bewaren voor als u in de toekomst het
originele velgtype weer wilt monteren.
fig. 6
F0P0307m
fig. 7
F0P0308m
Monteer het wieldeksel op de
velg, waarbij het symbool
Y
zich ter hoogte van het ventiel
moet bevinden.
139-158 SCUDO LUM NL 07/03/14 08.57 Pagina 143