ESP JEEP COMPASS 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2019Pages: 400, PDF Size: 6.72 MB
Page 3 of 400

Gefeliciteerd met de keuze van uw nieuwe
FCA-voertuig. U kunt er zeker van zijn dat uw
voertuig staat voor nauwkeurig vakmanschap,
exclusieve styling en hoogwaardige kwaliteit.
Rijd ALTIJD veilig en let op de weg. Rijd
ALTIJD veilig met beide handen aan het
stuur. U bent volledig verantwoordelijk voor
en draagt alle risico's met betrekking tot het
gebruik van de functies en toepassingen in
deze auto. Gebruik de functies en toepassin-
gen alleen wanneer dat veilig is. Anders be-
staat er een risico op een ongeval en ernstig
of zelfs dodelijk letsel.
Deze handleiding illustreert en beschrijft de
werking van functies en uitrustingen waar-
mee uw voertuig standaard of optioneel is
uitgerust. In de handleiding kunnen ook
functies en uitrustingen worden beschreven
die niet langer leverbaar zijn of niet voor dit
voertuig zijn gespecificeerd. Beschrijvingen
van functies en uitrustingen die niet op ditvoertuig leverbaar zijn, kunt u negeren. FCA
behoudt zich het recht voor wijzigingen in het
ontwerp en de specificaties aan te brengen,
en/of toevoegingen of verbeteringen in zijn
producten aan te brengen, zonder zich op
enige wijze te verplichten deze aanpassingen
tevens in eerder gefabriceerde producten aan
te brengen.
Deze handleiding is bedoeld om u snel ver-
trouwd te maken met belangrijke voorzienin-
gen in uw voertuig. U vindt in deze handlei-
ding het meeste wat u nodig hebt om uw
voertuig te bedienen en te onderhouden, in-
clusief noodinformatie.
Bedenk dat met betrekking tot het onderhoud
van uw auto, uw erkende dealer uw Jeep
®het
beste kent, deze over door de fabriek ge-
trainde monteurs en originele MOPAR
®on-
derdelen beschikt en ervoor zorgt dat u tevre-
den over uw auto blijft.
HOEUUW
INSTRUCTIEBOEKJE
ONLINE KUNT
TERUGVINDEN
Deze uitgave werd samengesteld als referentie
om u snel vertrouwd te maken met de belang-
rijkste kenmerken en processen van uw auto. U
vindt er het meeste wat u nodig hebt om uw
voertuig te bedienen en te onderhouden, inclu-
sief noodinformatie en -procedures.
Deze gebruikershandleiding is geen vervanging
voor het volledige instructieboekje, en behan-
delt niet volledig alle handelingen en procedu-
res die mogelijk zijn met uw voertuig.
Voor een meer gedetailleerde beschrijving
van de onderwerpen in deze handleiding, en
informatie over de functies en processen die
niet in deze gebruikershandleiding zijn opge-
nomen, kunt u het volledige instructieboekje
gratis online raadplegen in een printvriende-
lijk PDF-formaat.
WELKOM VAN FCA
1
Page 4 of 400

Voor het volledige instructieboekje of de bijlage
die van toepassing is voor uw voertuig, gaat u
naar het desbetreffende internetadres hieron-
der:
www.mopar.eu/ownerof om toegang tot deze
informatie te krijgen, kunt u ook naar de
websitehttp://aftersales.fiat.com/elum/gaan.
FCA wil een bijdrage leveren aan de bescher-
ming van het milieu en besparing van natuur-
lijke hulpbronnen. Door de meeste gebrui-
kersinformatie over uw auto elektronisch in
plaats van op papier te verstrekken, dragen
we samen bij aan vermindering van de vraag
naar producten die bomen als grondstof ge-
bruiken en verlagen we de belasting van het
milieu.
2
Page 12 of 400

ParkSense in- en uitschakelen......... 187
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense..................... 187
PARKSENSE PARKEERSENSOREN VOOR EN ACHTER —
INDIEN AANWEZIG................... 188
ParkSense sensoren............... 189
ParkSense in- en uitschakelen......... 189
Waarschuwingssysteem afstand aan de
zijkant....................... 190
ACTIEF PARKEERHULPSYSTEEM PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG....................... 192
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense in- en
uitschakelen................... 193
De parkeerplaats verlaten............ 194
RIJSTROOKDETECTIE — INDIEN AANWEZIG.... 196Werking van rijstrookdetectie.......... 196
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen..... 196
Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie . . . 197
Status van rijstrookdetectie wijzigen..... 199
PARKVIEW ACHTERUITRIJCAMERA — INDIEN
AANWEZIG....................... 199
BRANDSTOF TANKEN................. 200
Noodontgrendeling voor brandstofvulklep . . 202
BRANDSTOF TANKEN — DIESELMOTOR....... 203AdBlue (UREUM) — indien aanwezig.... 204
TREKKEN VAN EEN AANHANGER........... 207Begrippen voor het trekken van een
aanhanger..................... 207
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten).............. 209
Vereisten voor het trekken van de
aanhanger.................... 210
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER...... 211Slepen van deze auto achter een ander
voertuig...................... 211Slepen achter een camper — modellen met
voorwielaandrijving (FWD)........... 211
Slepen achter een camper – 4X4 modellen . . 212
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN......... 213
GLOEILAMPEN VERVANGEN.............. 213
Vervangingslampen............... 213
HID-koplampen — indien aanwezig...... 215
Gloeilampen buitenverlichting vervangen . . 215
ZEKERINGEN...................... 220Algemene informatie.............. 220
Plaats van de zekeringen............ 220
Verdeeleenheid/zekeringen
motorcompartiment............... 220
Zekeringen in het motorcompartiment/
Hulpsysteem................... 224
Interieur, zekeringen............... 225
Verdeeleenheid zekeringen/relais
bagageruimte................... 226
WIELEN VERWISSELEN EN GEBRUIK VAN DE KRIK. . 228Plaats van krik en reservewiel......... 228
Voorbereidingen voor het opkrikken...... 230
Instructies bij opkrikken............ 230
Origineel wiel monteren............. 233
EC verklaring van conformiteit......... 234
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de
krik......................... 236
BANDENSERVICEKIT — INDIEN AANWEZIG..... 237
STARTEN MET STARTKABELS............. 243
Voorbereiding voor het starten met
startkabels..................... 243
Starten met startkabels............. 244
TANKEN IN NOODGEVALLEN.............. 246OVERVERHITTING VAN DE MOTOR.......... 246
SCHAKELHENDEL ONTGRENDELEN.......... 247
EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJ KRIJGEN . . . 247
SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH......... 249
Zonder sleutelhouder.............. 250
Modellen met voorwielaandrijving (FWD) — met
sleutelhouder................... 250
4X4-Modellen................... 250
Sleepogen..................... 251
Gebruik van sleepogen............. 252
UITGEBREID ONGELUKKENRESPONSSYSTEEM
(EARS)......................... 253
EVENT DATA RECORDER (EDR)............ 253
SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD................ 2541.4-liter benzinemotor............. 254
2.4-liter benzinemotor............. 258
Dieselmotoren.................. 262
MOTORCOMPARTIMENT............... 2671.4-liter motor.................. 267
2.4-liter motor.................. 268
2.0-liter dieselmotor............... 269
1.6-liter dieselmotor............... 270
Oliepeil controleren............... 271
Vloeistof voor ruitenwisser bijvullen...... 272
Onderhoudsvrije accu.............. 272
DEALERSERVICE.................... 273Onderhoud van de airconditioning...... 273
Wisserbladen................... 274
Uitlaatsysteem.................. 274
Koelsysteem................... 276
Remsysteem................... 276
Handgeschakelde versnellingsbak — indien
aanwezig...................... 278
INHOUD
10
Page 13 of 400

Automatische versnellingsbak......... 278
HET VOERTUIG OMHOOG TE BRENGEN........ 279
BANDEN........................ 279
Banden — Algemene informatie....... 279
Type banden................... 285
Reservewielen — indien aanwezig...... 286
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) . . . 287
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden....................... 288
CAROSSERIE...................... 289Behoud van de carosserie............ 289
INTERIEUR....................... 291Stoelen en bekleding.............. 291
Kunststof- en gelakte onderdelen....... 291
Lederen onderdelen............... 292
Ruitoppervlakken................ 292
TECHNISCHE SPECIFICATIES
IDENTIFICATIEGEGEVENS............... 293Chassisnummer (VIN).............. 293
AANHAALMOMENTEN VOOR VELGEN EN BANDEN... 294Voorgeschreven aanhaalmomenten...... 294
AFMETINGEN...................... 295
WIELEN......................... 298
GEWICHTEN...................... 299
BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOR..... 300
1.4-liter benzinemotor met turbo....... 300
2.4-liter benzinemotor............. 300
Ethanol....................... 301
Brandstofadditieven............... 301
Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 301
Aandachtspunten brandstofsysteem..... 303
Koolmonoxidewaarschuwingen........ 303
BRANDSTOFVEREISTEN — DIESELMOTOR...... 304
Dieselmotor.................... 304
Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 305
VLOEISTOFINHOUD................... 306
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN......... 308
Motor........................ 308
Chassis....................... 310
BRANDSTOFVERBRUIK EN CO2-EMISSIES...... 312
MOPAR ACCESSOIRES................. 312
Originele accessoires van Mopar........ 312
MULTIMEDIA
CYBERVEILIGHEID................... 314
UCONNECT 3 SYSTEEM MET 5–INCH DISPLAY — INDIEN
AANWEZIG....................... 315
Overzicht Uconnect 3 met 5-inch display . . 315
Klok instellen.................. 316
Audio-instelling.................. 316
Bediening van de radio............. 317
Bediening USB/Audio-aansluiting (AUX)
/Bluetooth..................... 317
Gesproken tekstberichten beantwoorden
(niet compatibel met iPhone)......... 319
Apps — indien aanwezig............ 320
UCONNECT 4 MET 7-INCH DISPLAY......... 320Overzicht Uconnect 4.............. 320
Menubalk slepen en neerzetten........ 322
Radio....................... 323
Mediahub — USB-/Audio-aansluiting (AUX) —
indien aanwezig................. 324
Android Auto — indien aanwezig....... 326
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 327
Apps — indien aanwezig............ 329
UCONNECT 4C/4C NAV MET 8,4–INCH DISPLAY . . 329Overzicht Uconnect 4C/4C NAV........ 329Menubalk slepen en neerzetten........ 330
Radio........................ 332
Mediahub — USB-/Audio-aansluiting (AUX) —
indien aanwezig................. 333
Android Auto — indien aanwezig....... 335
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 338
Apps — indien aanwezig............ 341
Jeep Skills..................... 341
INSTELLINGEN VAN UCONNECT............ 342
TIPS BEDIENINGSELEMENTEN EN ALGEMENE
INFORMATIE...................... 343
Stuurbedieningselementen
geluidsinstallatie................. 343
Ontvangstkwaliteit................ 343
Verzorging en onderhoud............ 343
Beveiliging tegen diefstal............ 344
NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN AANWEZIG..... 344Volume van gesproken aanwijzingen van het
navigatiesysteem wijzigen............ 344
Nuttige plaatsen vinden............. 346
Een locatie vinden door de naam in te
voeren....................... 346
Gesproken bestemming invoeren in één
stap......................... 346
Uw thuisadres instellen............. 346
Home........................ 347
Een tussenstop invoegen............ 348
Een omleiding volgen.............. 348
Kaartupdate.................... 348
UCONNECT PHONE.................. 349Uconnect Phone (Handsfree bellen met
Bluetooth)..................... 349
Uw mobiele telefoon koppelen (draadloos
verbinden) met het Uconnect-systeem.... 352
11
Page 14 of 400

Algemene telefoonopdrachten
(voorbeelden).................. 356
Microfoon uitschakelen (of inschakelen) tijdens
gesprek...................... 356
Actieve gesprekken doorverbinden tussen handset
en voertuig.................... 356
Phonebook (telefoonboek)........... 357
Tips voor spraakbediening........... 357
Het volume wijzigen............... 357
Do Not Disturb (niet storen) gebruiken . . . 357
Binnenkomende SMS-berichten....... 358
Handige tips en veelgestelde vragen voor het
verbeteren van de Bluetooth-prestaties met uw
Uconnect systeem................ 359
SNELLE TIPS VOOR SPRAAKHERKENNING
UCONNECT....................... 360
Introductie Uconnect.............. 360
Aan de slag.................... 361
Basisspraakcommando's............ 362
Radio........................ 362
Media....................... 363
Phone (telefoon)................. 363
Beantwoording gesproken tekstberichten . . 364
Klimaatregeling.................. 365
Navigatie (4C NAV) - indien aanwezig.... 366
Siri Eyes Free — Indien aanwezig...... 367
Do Not Disturb (niet storen) gebruiken.... 367
Android Auto — indien aanwezig....... 368
Apple CarPlay — indien aanwezig....... 369
Meer informatie................. 369
KLANTENSERVICE
WANNEER U ASSISTENTIE NODIG HEBT....... 370ARGENTINIË................... 371
AUSTRALIË.................... 371
OOSTENRIJK................... 371BALANCE OF THE CARIBBEAN........ 371
BELGIË...................... 372
BOLIVIA...................... 372
BRAZILIË..................... 372
BULGARIJE.................... 372
CHILI........................ 372
CHINA....................... 373
COLOMBIA.................... 373
COSTA RICA................... 373
KROATIË..................... 373
TSJECHIË..................... 373
DENEMARKEN.................. 374
DOMINICAANSE REPUBLIEK......... 374
ECUADOR..................... 374
EL SALVADOR.................. 374
ESTLAND..................... 374
FINLAND..................... 375
FRANKRIJK.................... 375
DUITSLAND................... 375
GRIEKENLAND.................. 376
GUATEMALA................... 376
HONDURAS.................... 376
HUNGARY..................... 376
INDIA....................... 376
IERLAND..................... 377
ITALIË....................... 377
LETLAND..................... 377
LITOUWEN.................... 378
LUXEMBURG................... 378
NEDERLAND................... 378
NIEUW-ZEELAND................ 378
NOORWEGEN................... 379
PANAMA...................... 379
PARAGUAY.................... 379
PERU....................... 379
POLEN....................... 379PORTUGAL.................... 379
PORTO RICO EN DE AMERIKAANSE
MAAGDENEILANDEN.............. 380
REUNION..................... 380
ROEMENIË.................... 380
RUSLAND..................... 380
SERVIË ...................... 381
SLOWAKIJE.................... 381
SLOVENIË..................... 381
ZUID-AFRIKA................... 381
SPANJE...................... 382
ZWEDEN...................... 382
ZWITSERLAND.................. 382
TAIWAN ...................... 383
TURKIJE...................... 383
OEKRAÏNE.................... 383
VERENIGD KONINKRIJK............ 383
URUGUAY..................... 384
VENEZUELA................... 384
INDEX....................... 387
INHOUD
12
Page 39 of 400

Draai de koplampschakelaar rechtsom naar
de eerste klikstand om de parkeerlichten en
de instrumentenverlichting te bedienen.Draai de koplampschakelaar naar de tweede
klikstand om de koplampen, de parkeerlich-
ten en de instrumentenverlichting te bedie-
nen.
Daglichtlampen — Indien aanwezig
De daglichtlampen gaan branden wanneer de
motor wordt gestart en blijft aan tenzij de
koplampen zijn ingeschakeld of het contact
is uitgeschakeld.
OPMERKING:
Indien dit is toegestaan volgens de verkeers-
regels in het land waar het voertuig is aange-
schaft, kan de dagrijverlichting worden in- en
uitgeschakeld met het Uconnect systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Schakelaar dimlicht/grootlicht
Druk de multifunctionele hendel in de rich-
ting van het instrumentenpaneel om het
grootlicht in te schakelen. Door de multifunc-
tionele hendel richting het stuurwiel te trek-
ken, wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
Regeling automatisch grootlicht — indien
aanwezig
Het regelsysteem van het automatisch groot-
licht zorgt voor meer licht van de koplampen
in het donker door automatische regeling van
het grootlicht met behulp van een op de
achteruitkijkspiegel gemonteerde digitale ca-
mera. Deze camera detecteert de verlichting
van andere voertuigen en zorgt ervoor dat
automatisch van grootlicht naar dimlicht
wordt geschakeld totdat naderende voertui-
gen uit het zicht van de camera zijn verdwe-
nen.
OPMERKING:
• De regeling automatisch grootlicht kan wor-
den in- en uitgeschakeld met het Uconnect
systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instellin-
gen van Uconnect" in het hoofdstuk "Mul-
timedia" in het instructieboekje voor meer
informatie.
• Als de koplampen en achterlichten van
voertuigen in het blikveld van de camera
defect zijn, met modder zijn bespat of ge-
deeltelijk aan het zicht worden onttrokken,
zal uw grootlicht langer blijven branden
(dichter bij het andere voertuig). Het sys-
Koplampschakelaar
1 — Draaien koplampen
2 — Bedieningsschakelaar voor hoogte-
verstelling van koplampen
3 — Dimschakelaar instrumentenpa-
neel
4 — Indrukken mistlampen achter
5 — Indrukken mistlampen voor
37
Page 44 of 400

Wasem
Duw de hendel omhoog naar de stand MIST
en laat hem los voor één wisbeweging.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wis-
functie moet worden gebruikt om ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Regensensor — indien aanwezig
Deze voorziening detecteert regen of sneeuw
op de voorruit en schakelt automatisch de
ruitenwissers in. De functie is vooral handig
wanneer spatwater van de weg of water dat
van de ruitenwissers van een voorliggende
auto wordt geblazen, op de voorruit terecht-
komt. Draai het uiteinde van de multifuncti-
onele hendel naar een van de twee standen
om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel.
Wisserintervalstand één is het minst gevoeligen wisserintervalstand twee is het meest ge-
voelig. Zet de ruitenwisserschakelaar in de
stand O (off (uit)) als u het systeem niet wilt
gebruiken.
OPMERKING:
• De regensensor werkt niet wanneer de rui-
tenwisserschakelaar in de stand voor lage
of hoge snelheid staat.
• Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensensor
mogelijk niet goed.
• Het gebruik van was- of siliconenhoudende
producten kan de prestaties van de regen-
sensor beïnvloeden.
• De regensensor kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect systeem, raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
Het regensensorsysteem is voorzien van be-
schermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:•Verandering stand van het contact— Als het
regensensorsysteem is ingeschakeld en het
contact wordt uit- en ingeschakeld, wordt
de automatische inschakeling van de rui-
tenwissers onderdrukt totdat de rijsnelheid
hoger is dan 3 mph (5 km/u) of de ruiten-
wisserschakelaar uit en weer in de interval-
stand wordt gezet.
•Versnellingsbak in neutraalstand— Het re-
gensensorsysteem werkt niet als de ver-
snellingsbak in de neutraalstand staat bij
snelheden van 3mph (5 km/u) of minder,
tenzij de ruitenwisserschakelaar in een an-
dere stand wordt gezet of de versnellings-
hendel uit de neutraalstand wordt gezet.
In de modus Starten op afstand— Op voertui-
gen die zijn uitgerust met de functie voor
starten op afstand werkt de regensensor niet
als het voertuig in de modus Starten op
afstand staat. Als de bestuurder in het voer-
tuig zit en de contactschakelaar in de stand
ON/RUN heeft gezet, dan kan de werking van
de regensensor worden hervat als deze is
geselecteerd en er geen andere belemme-
rende omstandigheden zijn (eerder vermeld).
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
42
Page 74 of 400

sleept. Dit lampje gaat branden wanneer het
contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN
is gezet en blijft kort branden om het lampje
te controleren. Als het lampje niet gaat bran-
den tijdens het starten, moet u het systeem
laten controleren door een erkende dealer.
— Waarschuwingslampje motortempe-
ratuur
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een oververhitte motor. Als
de temperatuur van de motorkoelvloeistof te
hoog is, gaat dit lampje branden en klinkt er
een enkel geluidssignaal.
Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Als de airco is ingeschakeld,
schakel deze dan uit. Zet de versnellingsbak
in de stand NEUTRAL en laat de motor sta-
tionair draaien. Als de meternaald niet terug-
keert naar normaal, zet de motor dan onmid-
dellijk uit en bel voor hulp.
Raadpleeg de paragraaf "Oververhitting van
de motor" in het hoofdstuk "In geval van
nood/pech" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje motorkap
open
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer de motorkap is open gelaten en niet
volledig gesloten.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
— Waarschuwingslampje achter-
klep open
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de achterklep is geopend.
OPMERKING:
Als het voertuig rijdt, klinkt er ook een ge-
luidssignaal.
— Waarschuwingslampje oliedruk
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de motoroliedruk laag is. Als
het lampje tijdens het rijden gaat branden,
zet het voertuig dan veilig stil, zet de motor zo
snel mogelijk af en neem contact op met een
erkende dealer. Als het lampje aangaat,
klinkt er een geluidsignaal.Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
informatie over het motoroliepeil. Het motor-
oliepeil moet worden gecontroleerd in de mo-
torruimte.
— Waarschuwingslampje olietempe-
ratuur
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat de temperatuur van de
motorolie hoog is. Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, zet de auto dan veilig stil
en zet de motor zo snel mogelijk af. Wacht
totdat de olie is afgekoeld tot de normale
temperatuur.
— Waarschuwingslampje voor de vei-
ligheidsgordels
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de
veiligheidsgordel van de bestuurder of passa-
gier niet is vastgemaakt. Wanneer het contact
de eerste keer in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet en als de veiligheidsgor-
del van de bestuurder is losgegespt, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het lampje aan.
Als tijdens het rijden de veiligheidsgordel van
de bestuurder of de voorpassagier niet is
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
72
Page 75 of 400

vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje
voor de veiligheidsgordels branden of knippe-
ren en klinkt er een geluidssignaal.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje storing
transmissie
Dit lampje gaat branden (en er wordt een
bericht in het display van de instrumenten-
groep weergegeven en er klinkt een zoemer)
om aan te geven dat er een storing in de
transmissie zit. Neem contact op met de
erkende dealer als het bericht terugkomt na-
dat de motor opnieuw is gestart.
— Waarschuwingslampje versnellings-
baktemperatuur — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om te
waarschuwen voor een hoge temperatuur van
de transmissievloeistof. Dit kan gebeuren bij
veeleisend gebruik, zoals het trekken van een
aanhanger. Als dit lampje gaat branden, moet
u het voertuig stoppen en de motor stationair
of iets sneller laten draaien met de versnel-lingsbak in PARK of NEUTRAL, totdat het
lampje uitgaat. Zodra het lampje uitgaat,
kunt u weer normaal rijden.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktempera-
tuur brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of uit-
laatonderdelen en brand veroorzaken.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje voor
de versnellingsbaktemperatuur brandt, kan
de versnellingsbak ernstig beschadigd of de-
fect raken.
— Waarschuwingslampje van alarm-
systeem — indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende circa
15 seconden, wanneer het alarmsysteem
wordt ingeschakeld, en knippert vervolgens
langzaam totdat het alarmsysteem wordt uit-
geschakeld.
Gele waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje antiblok-
keerremsysteem (ABS)
Dit waarschuwingslampje is een indicator
van het ABS-systeem. Het lampje gaat bran-
den wanneer u het contact in de stand ON/
RUN of ACC/ON/RUN zet en kan daarna nog
vier seconden blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functio-
neert en dat onderhoud zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd. Het gewone remsysteem
zal echter normaal functioneren ervan uit-
gaande dat het waarschuwingslampje rem-
systeem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende dea-
ler.
73
Page 77 of 400

— Waarschuwingslampje voor een
laag koelvloeistofniveau
Dit lampje gaat branden om aan te geven dat
het koelvloeistofpeil van het voertuig laag is.
— Waarschuwingslampje laag brand-
stofpeil
Afhankelijk van het feit of de tankinhoud
51 liter (13,5 gal) of 60 liter (15,8 gal) is,
gaat het controlelampje voor laag brandstof-
peil branden als het brandstofpeil zakt tot
onder respectievelijk 5,6 liter (1,5 gal) of
6,6 liter (1,7 gal).
— Waarschuwingslampje laag niveau
ruitensproeiervloeistof — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het peil van de ruitensproeiervloeistof laag is.
— Motorcontrole-/storingslampje
Het motorcontrole/storingslampje maakt deel
uit van het boorddiagnosesysteem (OBD II) dat
de regeling van de motor en de automatische
versnellingsbak controleert. Dit waarschuwings-
lampje gaat branden als de contactschakelaar in
de stand ON/RUN wordt gezet, voordat de motorstart. Als het lampje niet gaat branden wanneer
u de contactschakelaar van OFF naar ON/RUN
draait, laat uw voertuig dan direct controleren
op storingen.
Door sommige omstandigheden, zoals een
losse of afwezige brandstofvuldop, slechte
brandstofkwaliteit e.d., kan na het aanslaan
van de motor het storingslampje gaan bran-
den. De auto moet worden afgeleverd voor
onderhoud als het lampje aanblijft tijdens
een paar ritten zoals die voor u gebruikelijk
zijn. In de meeste gevallen kan dan normaal
met de auto worden gereden en is slepen niet
noodzakelijk.
Bij een draaiende motor kan het storingsindi-
catielampje gaan knipperen als er sprake is
van ernstige storingen die ertoe kunnen lei-
den dat het motorvermogen onmiddellijk
wegvalt of dat de katalysator ernstig bescha-
digd raakt. Als dit gebeurt, moet het voertuig
zo snel mogelijk door een erkende dealer
worden gecontroleerd.
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator, zoals
hierboven beschreven, kan warmer worden
dan een katalysator die wel goed werkt.
Hierdoor kan brand ontstaan als u lang-
zaam rijdt of de auto op brandbaar mate-
riaal parkeert, zoals droge planten, hout,
karton enz. Dit ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben voor de bestuur-
der, de passagiers of anderen.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje, kan het voertuigre-
gelsysteem beschadigd raken. Het kan ook
van invloed zijn op het brandstofverbruik
en het rijgedrag. Als het lampje knippert,
zal de katalysator vrij snel ernstig defect
raken en zal het motorvermogen afnemen.
Raadpleeg dan onmiddellijk uw dealer.
75