ESP JEEP COMPASS 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2019Pages: 400, PDF Size: 6.72 MB
Page 114 of 400

WAARSCHUWING!
• Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt. Inzittenden, inclusief de
bestuurder, moeten altijd hun veilig-
heidsgordel dragen of er nu een airbag
bij hun zitpositie aanwezig is of niet, om
het risico op ernstig of dodelijk letsel in
geval van een botsing te minimaliseren.
• Als u uw veiligheidsgordel niet correct
draagt, kan dit leiden tot veel zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt inwendig
letsel oplopen of zelfs onder de gordel
door glijden. Volg deze instructies om uw
gordel veilig te dragen en uw passagiers
te beschermen.
• Een veiligheidsgordel mag nooit door
twee personen tegelijk worden gebruikt.
De twee personen kunnen dan tijdens
een aanrijding met een klap tegen elkaar
komen en elkaar zo ernstig verwonden.
Gebruik nooit een driepuntsgordel of
een heupgordel voor meer dan één per-
soon, ongeacht de lengte van de perso-
nen.
WAARSCHUWING!
•Een heupgordel die te hoog wordt gedra-
gen, kan het risico van letsel bij een aan-
rijding vergroten. De krachten op de gordel
worden dan niet opgevangen via de sterke
heupbeenderen en het bekken, maar via de
buik. Draag het heupdeel van de gordel
altijd zo laag mogelijk en zorg dat de gordel
strak zit.
• Een verdraaide gordel biedt mogelijk on-
voldoende bescherming. Bij een aanrij-
ding kan de gordel dan zelfs snijwonden
veroorzaken. Zorg ervoor dat de veilig-
heidsgordel plat tegen het lichaam aan
ligt, zonder verdraaiing. Als u een van de
gordels in uw auto niet meer recht krijgt,
ga dan onmiddellijk naar een erkende
dealer om het defect te laten verhelpen.
• Een veiligheidsgordel waarvan de gesp
in de verkeerde sluiting is bevestigd,
biedt onvoldoende bescherming. Het
heupgedeelte valt dan mogelijk te hoog
over uw lichaam, waardoor inwendig let-
sel kan worden veroorzaakt. Gesp uw
gordel altijd vast in de gespsluiting di-
rect naast u.
WAARSCHUWING!
• Een te losse veiligheidsgordel biedt on-
voldoende bescherming. Tijdens een
noodstop kunt u te ver naar voren bewe-
gen, waardoor er een grotere kans is op
letsel. Zorg dat de gordel nauw aansluit.
• Het is gevaarlijk een veiligheidsgordel
onder de arm door te dragen. Uw li-
chaam kan bij een aanrijding dan hard
in aanraking komen met de binnenzijde
van de auto, waardoor het risico van
hoofd- en nekletsel toeneemt. Als de
gordel onder de arm wordt gedragen, kan
inwendig letsel ontstaan. De ribben zijn
niet zo sterk als de schouderbotten.
Draag de gordel altijd over uw schouder,
zodat de sterkste botten van uw lichaam
de klap opvangen bij een aanrijding.
• Een schoudergordel die achter uw rug is
geplaatst, biedt geen enkele bescher-
ming bij een aanrijding. Als u de schou-
dergordel niet draagt, is bij een aanrij-
ding de kans op hoofdletsel groter. Het
heup- en schoudergedeelte van de gor-
del behoren samen te worden gebruikt.
VEILIGHEID
112
Page 115 of 400

WAARSCHUWING!
• Een gerafelde of ingescheurde gordel
kan bij een aanrijding doormidden
scheuren, waardoor u niet langer be-
schermd bent. Controleer de autogor-
dels regelmatig op scheuren, rafels en
losse delen. Laat beschadigde onderde-
len onmiddellijk vervangen. Demonteer
of wijzig de veiligheidsgordels niet. De
gordelsystemen moeten na een aanrij-
ding worden vervangen.
Gebruiksinstructies voor driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier. Ga
tegen de leuning zitten en stel de stoel in.
2. De gesp van de veiligheidsgordel bevindt
zich boven de rugleuning van de voorstoel
en naast uw arm op de achterbank (bij
voertuigen die zijn uitgerust met een ach-
terbank). Pak de gordelgesp en trek de
autogordel uit. Schuif de gesp zo ver als
nodig is over de gordelband, zodat de
gordel over uw heupen valt.3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst
u de gesp in de gespsluiting tot u een 'klik'
hoort.
4. Plaats de heupgordel zo, dat hij goed
aansluit en over uw heupen, onder uw
buik loopt,. Om een losse heupgordel
strak te trekken, moet u het schouderge-
deelte van de gordel aantrekken. Om een
te strakke heupgordel losser te maken,kantelt u de gesp en trekt u aan de heup-
gordel. Een goed aansluitende gordel ver-
kleint het risico dat u bij een aanrijding
onder de gordel doorglijdt.
5. Plaats de schoudergordel zo strak moge-
lijk over uw schouder en borst, zodanig
dat deze comfortabel zit en niet op uw nek
rust. Het oprolmechanisme spant de
schoudergordel automatisch aan.
6. Om de gordel los te maken drukt u op de
rode knop op de gespsluiting. De gordel
wordt dan automatisch opgerold. Indien
nodig schuift u de gesp over de gordel
zodat deze volledig kan worden opgerold.
Verdraaide driepuntsgordel ontwarren
Gebruik de volgende methode om een ver-
draaide driepuntsgordel te ontwarren.
1. Breng de gesp zo dicht mogelijk naar het
ankerpunt toe.
2. Pak de gordel vast op ongeveer 15 tot
30 cm (6 tot 12 inch) boven de gesp en
draai de gordel 180 graden om een vouw
te maken die direct boven de gesp begint.
De gesp van de veiligheidsgordel
uittrekken
1 — Gesp van de veiligheidsgordel
2 — Vergrendelingsplaat
113
Page 116 of 400

3. Schuif de gesp omhoog over de dubbelge-
vouwen gordel. De dubbelgevouwen gor-
del moet aan de bovenzijde van de gesp
door de sleuf gaan.
4. Schuif de gesp verder omhoog tot de dub-
belgevouwen gordel vrijkomt en de veilig-
heidsgordel niet meer verdraaid is.
Verstelbaar ankerpunt schoudergordel
Bij de bestuurdersstoel en de buitenste voor-
stoel aan passagierszijde kan de bovenkant
van de schoudergordel naar beneden of bo-
ven worden versteld, zodat de veiligheidsgor-
del niet langer langs uw hals loopt. Druk of
knijp de knop van het ankerpunt in en schuif
het naar boven of beneden in een stand die
voor u het meest geschikt is.Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult
de voorkeur geven aan een lagere positie van
het ankerpunt van de schoudergordel. Als u
langer bent dan gemiddeld, zult u de voor-
keur geven aan een hogere positie van het
ankerpunt van de schoudergordel. Probeer na
het loslaten van de knop de verankering nog
eens op en neer te bewegen, om te controle-
ren of deze stevig is vergrendeld.OPMERKING:
Het verstelbare ankerpunt voor de schouder-
gordel is voorzien van een Easy Up-functie.
Hiermee kan het ankerpunt van de schouder-
gordel in de bovenste stand worden afgesteld
zonder de ontgrendelknop in te drukken of te
knijpen. Om te controleren of het ankerpunt
van de schoudergordel vergrendeld is, trekt u
het ankerpunt omlaag tot het vast klikt.WAARSCHUWING!
•Als u uw veiligheidsgordel niet correct
draagt, kan dit leiden tot veel zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt inwendig
letsel oplopen of zelfs onder de veiligheids-
gordel door glijden. Volg deze instructies
om uw veiligheidsgordel veilig te dragen en
uw passagiers te beschermen.
• Plaats de schoudergordel zo strak moge-
lijk over uw schouder en borst, zodanig
dat deze comfortabel zit en niet op uw
nek rust. Het oprolmechanisme spant de
schoudergordel automatisch aan.
Verstelbaar ankerpunt
VEILIGHEID
114
Page 117 of 400

WAARSCHUWING!
• Verkeerde afstelling van de veiligheids-
gordel kan de doeltreffendheid van de
veiligheidsgordel bij een botsing vermin-
deren.
• Stel de hoogte van de veiligheidsgordels
alleen in wanneer de auto stilstaat.
Gebruiksinstructies veiligheidsgordel in
midden tweede zitrij
De middelste zitplaats op de tweede rij kan
zijn voorzien van een veiligheidsgordel met
een minigesp en gespsluiting. De minigesp
en gespsluiting, indien aanwezig, moeten al-
tijd aangesloten blijven. Als de minigesp en
gespsluiting losraken, moeten ze weer goed
worden aangesloten voordat de veiligheids-
riem midden achter wordt gebruikt door een
inzittende.
1. Pak de mini-gesp beet en trek de veilig-
heidsgordel over de stoel.2. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst
u de gesp in de gespsluiting tot u een 'klik'
hoort.3. Ga in de stoel zitten. Schuif de normale
gesp zo ver als nodig is over de gordel-
band, zodat de gordel over uw heupen
valt.
4. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst
u de gesp in de gespsluiting tot u een 'klik'
hoort.
De gesp van de veiligheidsgordel
uittrekken
1 — Gesp van de veiligheidsgordel
2 — Gesp van de veiligheidsgordel
De plaat van de minigesp in de
gespsluiting steken
115
Page 118 of 400

5. Plaats de heupgordel zo, dat hij goed
aansluit en over uw heupen, onder uw
buik loopt,. Om een losse heupgordel
strak te trekken, moet u het schouderge-
deelte van de gordel aantrekken. Om een
te strakke heupgordel losser te maken,
trekt u aan de heupgordel. Een goed aan-
sluitende gordel verkleint het risico dat u
bij een aanrijding onder de gordel
doorglijdt.6. Haal de schoudergordel zo over uw borst-
kas dat deze comfortabel zit en niet tegen
de hals rust. Het oprolmechanisme spant
de veiligheidsgordel automatisch aan.
7. Om de gordel los te maken drukt u op de
rode knop op de gespsluiting.
8. Steek voor het loskoppelen van de mini-
gespplaat van de mini-gespsluiting de
normale gesp in de middelste rode sleuf
op de mini-gespsluiting.
WAARSCHUWING!
• Als de mini-gesp en de mini-
gespsluiting niet goed op elkaar zijn
aangesloten wanneer de veiligheidsgor-
del door een inzittende wordt gebruikt,
biedt de veiligheidsgordel onvoldoende
steun en is het risico op letsel bij een
aanrijding hoger.
• Zorg bij het vastmaken van de mini-gesp
en de mini-gespsluiting dat de gordel
niet verdraaid is. Als de gordel is ver-
draaid, volg dan de voorgaande proce-
dure om de mini-gesp en de mini-
gespsluiting los te koppelen, haal de
draaiingen uit de gordel en bevestig de
mini-gesp weer goed aan de mini-
gespsluiting.
Gesp van de veiligheidsgordel in de
gespsluiting steken
Mini-gespsluiting losmaken met
veiligheidsgordel
VEILIGHEID
116
Page 120 of 400

Componenten van het airbagsysteem
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
• Aanvullende zijairbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
• Glijrailpositiesensoren
Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de gereedheid
van de elektronische onderdelen van het air-
bagsysteem wanneer de contactschakelaar inde stand START of ON/RUN staat. Als het
contactslot in de stand OFF of ACC staat, is
het airbagsysteem niet ingeschakeld en zul-
len de airbags niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) beschikt over een
reservevoeding, waardoor de airbags ook ge-
activeerd kunnen worden wanneer de accu
leeg is of is losgekoppeld.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem aan in
het instrumentenpaneel voor een zelftest ge-
durende vier tot acht seconden, wanneer de
contactschakelaar voor het eerst in de stand
ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem uit. Als de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden een storing in
het systeem detecteert, gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt om u te waarschuwen wanneer het
lampje weer gaat branden na de eerste keer
starten.De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem in het instrumentenpaneel laten
branden wanneer een storing wordt geconsta-
teerd die het airbagsysteem zou kunnen beïn-
vloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect. Omdat het airbagsysteem
zodanig is ontworpen dat het geen onderhoud
vergt, raden wij u aan onmiddellijk een er-
kende dealer te raadplegen wanneer een van
de volgende problemen zich voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
VEILIGHEID
118
Page 122 of 400

WAARSCHUWING!
• Als u tijdens het activeren van de front-
airbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden op-
geblazen. Ga achterover zitten en strek
uw armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
• Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
• Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
• Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel te vervoeren in een naar
achteren gericht kinderzitje, dan moet
de front-airbag aan de passagierszijde
worden uitgeschakeld. Zorg er altijd voor
dat het controlelampje van de uitscha-
WAARSCHUWING!
keling van de airbag brandt bij gebruik
van een kinderzitje. De passagiersstoel
moet ook zo ver mogelijk naar achteren
worden geplaatst om te voorkomen dat
het kinderzitje in aanraking komt met
het dashboard.
• Als de frontairbag aan de passagiers-
zijde wordt opgeblazen, kan een kind
van 12 of jonger, maar ook een kind in
een kinderzitje tegen de rijrichting in,
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Kenmerken frontairbag bestuurders- en
passagierszijde
Het geavanceerde frontairbagsysteem be-
staat uit airbags aan de bestuurderszijde en
aan de passagierszijde die in meerdere stadia
worden geactiveerd. Dit systeem reageert
overeenkomstig de kracht en de aard van de
botsing die worden vastgesteld door de con-
troller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden. Deze controller ontvangt informatievan de sensoren voor frontale botsingen (in-
dien aanwezig) of van andere systeemcompo-
nenten.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmid-
dellijk geactiveerd bij een botsing waarbij
gebruik van de airbags noodzakelijk is. Een
geringe opblazing wordt toegepast voor min-
der zware botsingen. Bij zwaardere botsingen
wordt een krachtiger opblazing toegepast.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een ge-
spsluitingsschakelaar voor de veiligheidsgor-
del voor de bestuurders- en/of de voorpassa-
giersstoel die registreert of de gordel is
vastgegespt. Met deze gespsluitingschake-
laar kan het niveau worden aangepast waar-
mee de geavanceerde frontairbags worden
opgeblazen.
Deze auto kan zijn uitgerust met glijrailposi-
tiesensoren voor de bestuurders- en/of de
voorpassagiersstoel waarmee de mate van
opblazen van de geavanceerde voorairbags op
basis van de stoelpositie kan worden aange-
past.
VEILIGHEID
120
Page 124 of 400

Passagiersairbag uitschakelen — indien
aanwezig
Met dit systeem kan de bestuurder de geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde uitscha-
kelen (UIT) als een kinderzitje op de voorstoel
moetworden geplaatst. Schakel de geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde alleen
uit (UIT) als het absoluut noodzakelijk is voor
het plaatsen van een kinderzitje op de voor-
stoel. Kinderen van 12 jaar en jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achterbank
zitten. Statistieken tonen aan dat kinderen
beter beschermd zijn wanneer ze op de ach-
terbank zijn vastgegespt en niet op de voor-
stoelen. (Raadpleeg de paragraaf "Kinderzit-
jes" in dit hoofdstuk voor meer informatie.)
WAARSCHUWING!
• Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde
is gedeactiveerd en wordt niet opgebla-
zen bij een botsing.
• Een UITGESCHAKELDE (OFF) geavan-
ceerde frontairbag aan passagierszijde
biedt geen extra bescherming voor de
WAARSCHUWING!
voorpassagier als aanvulling op de veilig-
heidsgordels.
• Plaats nooit een kinderzitje op de voor-
stoel, tenzij het controlelampje Passa-
giersairbag UITGESCHAKELD (OFF)
in het midden van het instrumenten-
paneel brandt om aan te geven dat de
geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde is UITGESCHAKELD (OFF).
• Bij een aanrijding bestaat het risico dat
u en uw passagiers aanmerkelijk ernsti-
ger letsel oplopen wanneer de veilig-
heidsgordels niet op de juiste wijze wor-
den gedragen. U kunt in aanraking
komen met de binnenkant van uw auto
of met andere passagiers of uit de auto
worden geslingerd. Zorg altijd dat u en
uw passagiers in de auto de veiligheids-
gordels op de juiste wijze dragen.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde kan worden ingeschakeld (AAN) of uit-
geschakeld (UIT) door de gewenste instelling
te selecteren in het menu van het display in
de instrumentengroep. Voor meer informatie
over het openen van het menu in display ininstrumentengroep raadpleegt u de paragraaf
"Display in de instrumentengroep" in het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" voor meer informatie.
De functie passagiersairbag uitschakelen be-
staat uit de volgende onderdelen:
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
•
Controlelampje passagiersairbag uit-
geschakeld (OFF) — een oranje lampje in
het midden
•
Controlelampje passagiersairbag inge-
schakeld (ON) — een oranje lampje in het
midden
•
Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem — een oranje lampje in het display
in de instrumentengroep
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) bewaakt de gereed-
heid van de elektronische onderdelen van het
airbagsysteem wanneer de contactschakelaar
in de stand START of ON/RUN staat. De
controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden laat het indicatielampje voor het
UITSCHAKELEN van de passagiersairbag
VEILIGHEID
122
Page 126 of 400

WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
• Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
• Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel voorin te vervoeren in
een tegen de rijrichting in geplaatst kin-
derzitje, dan moeten de front- en zij-
airbag aan de passagierszijde (voor be-
paalde uitvoeringen/landen) worden
uitgeschakeld via het menu Setup (in-
stellingen). Zorg er altijd voor dat het
controlelampje van de uitschakeling van
de airbag brandt bij gebruik van een
kinderzitje. De passagiersstoel moet ook
zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het kin-
derzitje in aanraking komt met het dash-
board.
WAARSCHUWING!
• Als de frontairbag aan de passagiers-
zijde wordt opgeblazen, kan een kind
van 12 of jonger, maar ook een kind in
een kinderzitje tegen de rijrichting in,
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
• Kinderen van 12 jaar of jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achter-
bank van een auto met een achterbank
worden vervoerd.
De geavanceerde frontairbag aan passagiers-
zijde uitschakelen (OFF)
Als u de geavanceerde frontairbag aan passa-
gierszijde wilt uitschakelen (OFF), gaat u
naar het hoofdmenu van het display in de
instrumentengroep. Druk hiervoor op de pijl
omhoog of omlaag op het stuurwiel en voer de
volgende acties uit:
Actie Informatie
Blader omhoog of
omlaag naar "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen)
Actie Informatie
Druk op "OK" op het
stuurwiel van het
voertuig om "Vehicle
Set-Up" (voertuigin-
stellingen) te openen
Blader omhoog of
omlaag met pijltoet-
sen op het stuur en
selecteer "Security"
(beveiliging)
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Security" (beveili-
ging) te selecteren
Druk op de knop
"OK" op het stuur om
"Passenger AIRBAG"
(passagiersairbag) te
selecteren
VEILIGHEID
124
Page 129 of 400

Actie Informatie
Er klinkt een geluids-
signaal waarbij het
controlelampje Pas-
sagiersairbag AAN
gedurende 4 tot
5 seconden blijft
branden om te beves-
tigen dat de geavan-
ceerde frontairbag
aan passagierszijde
is ingeschakeld.
Het controlelampje
passagiersairbag ON
blijft continu
branden in de mid-
denconsole om de
bestuurder en de
voorpassagier te la-
ten weten dat de ge-
avanceerde frontair-
bag aan
passagierszijde is
ingeschakeld (ON).
Met de handelingen in de bovenstaande tabel
wordt de geavanceerde frontairbag aan pas-
sagierszijde ingeschakeld (ON). Het controle-
lampje passagiersairbag ingeschakeld (ON)
in de middenconsole gaat branden om
aan te geven dat de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde wordt geactiveerd tijdens
een aanrijding waarbij de airbags moeten
worden geactiveerd.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
• Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
• Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel voorin te vervoeren in
een tegen de rijrichting in geplaatst kin-
WAARSCHUWING!
derzitje, dan moeten de front- en zij-
airbag aan de passagierszijde (voor be-
paalde uitvoeringen/landen) worden uit-
geschakeld via het menu Setup
(instellingen). Zorg er altijd voor dat het
controlelampje van de uitschakeling van
de airbag brandt bij gebruik van een
kinderzitje. De passagiersstoel moet ook
zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het kin-
derzitje in aanraking komt met het dash-
board.
• Als de frontairbag aan de passagiers-
zijde wordt opgeblazen, kan een kind
van 12 of jonger, maar ook een kind in
een kinderzitje tegen de rijrichting in,
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
• Kinderen van 12 jaar of jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achter-
bank van een auto met een achterbank
worden vervoerd.
127