lock JEEP COMPASS 2019 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2019, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2019Pages: 400, PDF Size: 6.72 MB
Page 26 of 400

OPMERKING:
Als "alle portieren ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" is geprogram-
meerd, worden alle portieren ontgrendeld
wanneer u de handgreep van het bestuur-
dersportier vastpakt. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in het instructieboekje voor
meer informatie over de keuze tussen "be-
stuurdersportier ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" en "alle portieren
ontgrendelen met eerste druk op de ontgren-
delknop".
Ontgrendelen vanaf de passagierszijde
Houd een bijbehorende sleutelhouder met
Passive Entry op minder dan 5 ft (1,5 m) van
de handgreep van het voorste passagierspor-
tier en pak deze handgreep vast om alle vier
de portieren en de achterklep automatisch te
ontgrendelen.OPMERKING:
Alle portieren worden ontgrendeld wanneer de
handgreep van het voorste passagiersportier
wordt vastgepakt, ongeacht de voorkeursinstel-
ling van de portierontgrendeling ("Unlock Driver
Door 1st press" (bestuurdersportier ontgrende-
len met één druk op de ontgrendelknop) of
"Unlock All Doors On 1st Press" (alle portieren
ontgrendelen met één druk op de ontgrendel-
knop)).
Voorkomen dat de sleutelhouder met Passive
Entry per ongeluk in de auto wordt ingesloten
(FOBIK-Safe)
Om te voorkomen dat een sleutelhouder met
Passive Entry per ongeluk wordt ingesloten in
het voertuig, is het Passive Entry-systeem
uitgerust met een automatische portieront-
grendelingsfunctie, die in werking treedt
wanneer de contactschakelaar in de stand
OFF staat.FOBIK-Safe wordt alleen uitgevoerd in voer-
tuigen met Passive Entry. Er zijn drie situa-
ties waarin FOBIK-Safe wordt uitgevoerd in
een voertuig met Passive Entry:
• Als een portier niet geheel is gesloten,
wordt een vergrendelverzoek gedaan door
een geldige sleutelhouder met Passive En-
try.
• Als een portier niet geheel is gesloten,
wordt een vergrendelverzoek gedaan door
de portiergreep met Passive Entry.
• Als het portier niet geheel is gesloten, wordt
een vergrendelverzoek gedaan door de
schakelaar in het portierpaneel.
Als een van deze situaties zich voordoet,
nadat alle geopende portieren zijn gesloten,
wordt FOBIK-Safe uitgevoerd. Als het een
sleutelhouder met Passive Entry in het voer-
tuig vindt en geen andere sleutelhouders met
Passive Entry buiten het voertuig vindt, wordt
het voertuig ontgrendeld en de klant gewaar-
schuwd.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
24
Page 28 of 400

OPMERKING:
• Nadat u de portiergreepknop hebt inge-
drukt, dient u twee seconden te wachten
voordat u de portieren kunt vergrendelen of
ontgrendelen met een Passive Entry-
portiergreep. Op deze wijze kunt u door aan
de portiergreep te trekken controleren of de
auto is afgesloten, zonder dat de auto rea-
geert en de portieren ontgrendelt.• Als Passive Entry is uitgeschakeld via het
Uconnect systeem, blijft de toetsbeveili-
ging zoals beschreven in "Voorkomen dat de
sleutelhouder met Passive Entry per onge-
luk in het voertuig wordt ingesloten" actief/
functioneel.
• Het Passive Entry-systeem werkt niet als de
batterij van de sleutelhouder leeg is.
De portieren kunnen ook worden vergrendeld
met de vergrendelknop aan de binnenzijde
van de portieren.
Kinderslot — achterportieren
Voor de veiligheid van kleine kinderen die op
de achterste zitplaatsen meerijden, zijn de
achterportieren voorzien van een kinderslot.
Om het kinderslot in en uit te schakelen
opent u de achterportieren en draait u met
een platte schroevendraaier (of noodsleutel)
de draaiknop naar de stand lock of unlock
(vergrendelen of ontgrendelen). Als het sys-
teem is ingeschakeld, kunnen de achterpor-
tieren alleen vanaf de buitenzijde worden
geopend met de handgreep, zelfs als de ver-
grendelknop aan de binnenkant van het por-
tier in de ontgrendelde stand staat.OPMERKING:
• Wanneer het kinderslot is geactiveerd, kan
de schuifdeur alleen met de handgreep van
buitenaf worden geopend, ook als de ont-
grendelknop aan de binnenzijde in de ont-
grendelde stand staat.
• Controleer na het uitschakelen van het kin-
derslot altijd of het portier van binnenuit
kan worden geopend.Pak de portiergreep NIET vast tijdens het
vergrendelenFunctie van kinderslot
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
26
Page 42 of 400

Hoogteverstelling koplampen — Indien
aanwezig
Met dit systeem zijn de koplampen altijd
correct afgesteld, ongeacht de belading van
de auto.
De schakelaar bevindt zich op het instrumen-
tenpaneel, naast de dimmerknop.
Draai de schakelaar tot het cijfer overeen-
komstig de in de volgende tabel weergegeven
belading tegenover het controlelampje op de
schakelaar staat.
0/1Alleen bestuurder, of be-
stuurder en voorpassagier.
2Alle zitplaatsen bezet, en
een gelijkmatig verdeelde
lading in de bagageruimte.
Het totale gewicht van passa-
giers plus lading blijft onder
het maximale laadgewicht
van de auto.
3
Bestuurder, en een gelijkmatig
verdeelde lading in de bagage-
ruimte. Het totale gewicht van
bestuurder plus lading blijft
beneden het maximale laadge-
wicht van de auto.
Accuspaarfunctie
Om te voorkomen dat de accu leeg raakt,
wordt de interieurverlichting 15 minuten na-
dat u de contactschakelaar in de stand OFF/
LOCK hebt gezet automatisch uitgeschakeld.
Dit gebeurt als de interieurverlichting hand-
matig werd ingeschakeld of als een portier is
geopend.
RUITENWISSERS EN
-SPROEIERS
De bedieningselementen voor de ruitenwisser/-
sproeier bevinden zich op de hendel voor de
ruitenwisser/-sproeier aan de rechterzijde van
de stuurkolom. De voorruitenwissers worden be-
diend door een schakelaar te bedienen op het
uiteinde van de hendel. Raadpleeg
"Ruitenwisser/-sproeier achterruit" in deze para-
graaf voor informatie over de achterruitwisser/-
sproeier.
Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeier
1 — Bediening ruitenwisser achter
2 — Bediening ruitenwisser voorUW VOERTUIG LEREN KENNEN
40
Page 62 of 400

Wanneer u een van bovenstaande methoden
gebruikt, wordt:
• De achterklep geopend als de achterklep
volledig is gesloten.
• De achterklep gesloten als de achterklep
volledig is geopend.
• De beweging van de achterklep omgekeerd
wanneer de achterklep wordt geopend of
gesloten.
Met de sleutelhouder en de schakelaar op de
dakconsole opent u de achterklep wanneer
de achterklep is vergrendeld. De handgreep
aan de buitenkant kunt u alleen gebruiken
wanneer de achterklep is ontgrendeld. Druk
tweemaal binnen vijf seconden op de knop op
de sleutelhouder om de achterklep te openen
of sluiten.
Als u tweemaal op de achterklepknop van de
sleutelhouder drukt, knipperen de richting-
aanwijzers tweemaal om aan te geven dat de
achterklep wordt geopend of gesloten (indien
Flash Lamps with Lock (Verlichting knippert
bij vergrendelen) is ingeschakeld in de instel-
lingen van Uconnect) en klinken de piepto-
nen van de achterklep. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van Uconnect" in hethoofdstuk "Multimedia" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
OPMERKING:
• Controleer voordat u de achterklep sluit of u
de sleutel hebt, omdat de achterklep mo-
gelijk wordt vergrendeld.
• Met de vergrendel-/ontgrendelschakelaar
op de binnenzijde van het portierpaneel of
de vergrendel-/ontgrendelschakelaar op de
sleutelhouder kunt u de achterklep ver-
grendelen of ontgrendelen. De achterklep
kan niet worden vergrendeld of ontgrendeld
via de handmatige portiervergrendeling op
de portieren of de slotcilinder aan de bui-
tenzijde van het portier.
Het voertuig vergrendelen
WAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen bestaat er
risico van letsel of materiële schade. Zorg
ervoor dat de baan van de elektrisch be-
diende achterklep vrij is van obstakels.
Controleer voordat u gaat rijden of de ach-
terklep is gesloten en vergrendeld.OPMERKING:
• De achterklep kan niet elektrisch worden
geopend of gesloten als de versnellingshen-
del in een versnelling staat of de rijsnelheid
hoger is dan 0 km/u (0 mph).
• Wanneer een of ander obstakel de elek-
trisch bediende achterklep hindert bij het
openen of sluiten, beweegt de klep automa-
tisch in de omgekeerde richting, als het
obstakel voldoende weerstand biedt.
• Aan de zijkanten van de achterklepopening
zijn beknellingsensoren aangebracht. Wan-
neer er lichte druk op deze strips wordt
uitgeoefend, beweegt de achterklep terug
naar de geopende stand.
• Als de elektrisch bediende achterklep tij-
dens eenzelfde beweging op meerdere ob-
stakels stuit, stopt het systeem automa-
tisch. Als dit gebeurt, moet u de achterklep
handmatig openen of sluiten.
• De elektrische bediening van de achterklep
werkt niet bij temperaturen onder −30 °C
( −22 °F) of boven 65 °C (150 °F). Verwij-
der eventueel sneeuw of ijs vanaf de ach-
terklep voordat u op een schakelaar voor de
elektrisch bediende achterklep drukt.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
60
Page 80 of 400

LET OP!
maat, type en/of stijl kan leiden tot een
ongewenste werking van het systeem of
schade aan de sensoren. Door het gebruik
van niet-originele wielen kunnen de senso-
ren beschadigd raken. Gebruik van niet-
originele bandenafdichtingsmiddelen kan
ertoe leiden dat de sensor van het banden-
spanningscontrolesysteem (TPMS) niet
meer werkt. Na gebruik van een niet-
origineel bandenafdichtingsmiddel wordt
geadviseerd dat u uw voertuig naar uw
erkende dealer brengt om de werking van
de sensor te laten controleren.
— Waarschuwingslampje storing trek-
haak — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer een storing
met de trekhaak is opgetreden. Neem contact
op met een erkende dealer voor onderhoud.
Gele controlelampjes
— Controlelampje 4WD Low — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de bestuurder dat het
voertuig in de modus LOW staat van de vier-
wielaandrijving. De aandrijfassen vóór en
achter zijn samen mechanisch vergrendeld
waardoor de voor- en achterwielen worden
gedwongen om bij dezelfde snelheid te
draaien. De modus Low zorgt voor een grotere
overbrengingsverhouding zodat meer koppel
aan de wielen wordt geleverd.
Raadpleeg de paragraaf "Werking van de vier-
wielaandrijving — indien aanwezig" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer infor-
matie of de werking en het gebruik van vier-
wielaandrijving.
— Controlelampje 4WD-vergrendeling
Dit lampje waarschuwt de bestuurder dat het
voertuig in de modus LOCK (vergrendeld)
staat van de vierwielaandrijving. De aandrijf-
assen vóór en achter zijn samen mechanisch
vergrendeld waardoor de voor- en achterwie-
len worden gedwongen om bij dezelfde snel-
heid te draaien.Raadpleeg de paragraaf "Werking van de vier-
wielaandrijving" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie of de werking en
het gebruik van vierwielaandrijving.
— Controlelampje storing actieve
snelheidsbegrenzer — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer er een storing is gedetecteerd in de
actieve snelheidsbegrenzer.
— Controlelampje reiniging roetfilter
(DPF) — alleen dieselmodellen met DPF
(indien aanwezig)
Dit controlelampje gaat branden, of er ver-
schijnt een bericht om aan te geven dat het
DPF-systeem achtergebleven vuil (roetdeel-
tjes) middels het regeneratieproces dient te
verwijderen. Het lampje/bericht wordt niet
ingeschakeld tijdens elke DPF-regeneratie,
maar alleen wanneer de rijomstandigheden
vereisen dat de bestuurder wordt gewaar-
schuwd. Houd de auto in beweging tot het
regeneratieproces voorbij is, om het symbool
uit te schakelen. Het proces duurt gemiddeld
15 minuten.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
78
Page 135 of 400

Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem de volgende functies uit-
voert:
• De brandstoftoevoer naar de motor afslui-
ten (indien aanwezig)
• De accuvoeding naar de elektromotor af-
sluiten (indien aanwezig)
• De waarschuwingsknipperlichten inschake-
len zo lang de accu energie heeft
• De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt of gedurende 15 minuten na
interventie van het uitgebreid ongelukken-
responssysteem.
•
De centrale portiervergrendeling ontgrendelen.
Uw voertuig is mogelijk ook ontworpen om
een van deze andere of andere functies uit tevoeren naar aanleiding van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem:
• De verwarming van het brandstoffilter uit-
schakelen, de aanjagermotor van de kli-
maatregeling uitschakelen, de circulatie-
klep van de klimaatregeling sluiten
• De accuvoeding afsluiten naar de:
– Motor
– Elektromotor (indien aanwezig)
– Elektrische stuurbekrachtiging
– Rembekrachtiging
– Elektrische parkeerrem
– Automatische schakelhendel
– Claxon
– Ruitenwissers vóór
– Koplampsproeierpomp
OPMERKING:
Vergeet niet om na een ongeval het contact in
de stand STOP (OFF/LOCK) te zetten en de
sleutel uit de contactschakelaar te verwijde-
ren om te voorkomen dat de accu leegloopt.
Controleer zorgvuldig de auto op brandstof-
lekkage in de motorruimte en op de grond in
de buurt van de motorruimte en de brandstof-
tank voordat u het systeem reset en de motorte star. Als er na een ongeval geen brandstof-
lekkage of schade aan de elektrische appara-
ten van het voertuig (bijv. koplampen) is,
reset u het systeem door de hierna beschre-
ven procedure te volgen. Indien u twijfelt,
neem dan contact op met een erkende dealer.
Resetprocedure uitgebreid ongelukkenres-
ponssysteem
Na het incident, wanneer het systeem actief
is, wordt er een bericht weergegeven over
brandstofonderbreking. Zet de contactscha-
kelaar van AVV/START of MAR/ACC/ON/RUN
op STOP/OFF/LOCK. Controleer zorgvuldig de
auto op brandstoflekkage in de motorruimte
en op de grond in de buurt van de motor-
ruimte en de brandstoftank voordat u het
systeem reset en de motor te star.
Afhankelijk van de aard van het incident kunnen
de linker- en rechterrichtingaanwijzer, die zich
op het instrumentenpaneel bevinden, beide
knipperen en blijven knipperen. Om het voertuig
te verplaatsen naar de kant van de weg, moet u
de resetprocedure uitvoeren.
133
Page 136 of 400

Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
1. Zet het contact op
STOP/OFF/LOCK.
(hendel richtingaan-
wijzer moet in de
neutraalstand staan).
2. Zet het contact op
MAR/ACC/ON/RUN.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
3. Zet de richting-
aanwijzer rechts
AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
4. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
5. Zet de richting-
aanwijzer links AAN.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links brandt CON-
TINU.
6. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
7. Zet de richting-
aanwijzer rechts
AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
8. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
9. Zet de richting-
aanwijzer links AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links brandt CON-
TINU.
10. Zet de richting-
aanwijzer links UIT.
(hendel richtingaan-
wijzer moet in de
neutraalstand staan).Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
11. Zet het contact
op STOP/OFF/LOCK.
12. Zet het contact
op MAR/ACC/ON/
RUN. (De hele proce-
dure moet binnen
één minuut worden
voltooid, anders moet
deze worden her-
haald).Het systeem is nu
gereset en de motor
kan worden gestart.
VEILIGHEID
134
Page 158 of 400

DE MOTOR STARTEN
Voordat u het voertuig start, moet u uw stoel
verstellen, de binnen- en buitenspiegels ver-
stellen en uw autogordel vastmaken.
WAARSCHUWING!
• Verwijder altijd de sleutelhouder uit het
voertuig bij het verlaten van het voertuig
en sluit het voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
• Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/
RUN staan. Een kind zou de knoppen
WAARSCHUWING!
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
Start de motor met de schakelhendel in de
stand NEUTRAL of PARK. Trap het rempe-
daal in voordat u een rijstand inschakelt.
Normaal starten — benzinemotor
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Draai de contactschakelaar in de stand
START en laat los zodra de motor aanslaat.
Als de motor niet binnen 10 seconden aan-
slaat, draait u de contactschakelaar in de
stand LOCK/OFF, wacht u 10 tot 15 secon-
den en herhaalt u de procedure voor normaal
starten.Tip startfunctie
Zet de contactschakelaar in de stand START
en laat deze los zodra de startmotor inscha-
kelt. De startmotor blijft draaien en slaat
automatisch af als de motor begint te
draaien. Als de motor niet aanslaat, draait u
de contactschakelaar in de stand OFF, wacht
u 10 tot 15 seconden en herhaalt u de
procedure voor normaal starten.
Automatische versnellingsbak
De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL of PARK staan voordat u de motor kunt
starten. Trap het rempedaal in voordat u naar
een rijstand schakelt.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatregelen
niet in acht genomen worden:
• Schakel niet tussen PARK, REVERSE,
NEUTRAL of DRIVE bij een hoger motor-
toerental dan stationair.
• Schakel alleen naar of uit PARK of RE-
VERSE als de auto volledig stilstaat.
STARTEN EN RIJDEN
156
Page 169 of 400

• Zet de motor af en schakel de parkeerrem
in.
• Verwijder altijd de sleutelhouder.
• Blokkeer de wielen met een wig of een
steen als het voertuig op een steile helling
staat.
OPMERKING:
Laat het voertuig NOOIT in de neutraalstand
staan (of in geval van een automatische
transmissie, verlaat het voertuig NOOIT voor-
dat u de versnellingshendel in PARK zet).
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen zonder toezicht in het
voertuig achter. Verwijder altijd de sleutel-
houder bij het uitstappen en neem deze
met u mee.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK —
INDIEN AANWEZIG
WAARSCHUWING!
• Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de parkeerrem. Trek de par-
keerrem altijd volledig aan bij het uit-
stappen uit het voertuig om te
voorkomen dat het voertuig gaat rollen
en mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
• Uw auto kan zich in beweging zetten en
u en anderen verwonden wanneer hij
niet in de stand PARK staat. Controleer
dit door te proberen de schakelhendel
uit de stand PARK (parkeren) te bewe-
gen zonder het rempedaal in te trappen.
Zorg ervoor dat de schakelhendel in de
stand PARK staat voordat u het voertuig
verlaat.
• Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten wan-
neer het motortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal niet ste-
vig ingetrapt houdt, kan de auto snel
WAARSCHUWING!
naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de
auto te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel pas naar een ver-
snelling wanneer de motor normaal sta-
tionair draait en u met uw voet krachtig
het rempedaal ingetrapt houdt.
• Er kan mogelijk niet naar de gekozen
versnelling worden geschakeld wanneer
tussen PARK, REVERSE en DRIVE wordt
geschakeld wanneer het voertuig in be-
weging is tijdens het schakelen.
• Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zorg ervoor
dat het voertuig altijd volledig tot stil-
stand is gekomen voordat u het voertuig
verlaat, zet het voertuig op de parkeer-
rem en zet de schakelhendel in de stand
PARK, schakel de motor uit en neem de
sleutelhouder uit het contact. Wanneer
het contact in de stand LOCK/OFF staat
(waarin de contactsleutel kan worden
167
Page 173 of 400

WAARSCHUWING!
•Uw auto kan zich in beweging zetten en u
en anderen verwonden wanneer hij niet in
de stand PARK staat. Controleer dit door te
proberen de schakelhendel uit de stand
PARK (parkeren) te bewegen zonder het
rempedaal in te trappen. Zorg ervoor dat de
schakelhendel in de stand PARK staat
voordat u het voertuig verlaat.
• Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten wan-
neer het motortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal niet ste-
vig ingetrapt houdt, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de
auto te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel pas naar een ver-
snelling wanneer de motor normaal sta-
tionair draait en u met uw voet krachtig
het rempedaal ingetrapt houdt.
• Er kan mogelijk niet naar de gekozen
versnelling worden geschakeld wanneer
tussen PARK, REVERSE en DRIVE
wordt geschakeld wanneer het voertuig
in beweging is tijdens het schakelen.
WAARSCHUWING!
• Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zorg ervoor
dat het voertuig altijd volledig tot stil-
stand is gekomen voordat u het voertuig
verlaat, zet het voertuig op de parkeer-
rem en zet de schakelhendel in de stand
PARK, schakel de motor uit en neem de
sleutelhouder uit het contact. Wanneer
het contact in de stand LOCK/OFF staat
(waarin de contactsleutel kan worden
verwijderd), (of, als uw voertuig is uitge-
rust met een startknop, wanneer het
contact in de stand OFF staat) wordt de
versnellingsbak in de stand PARK ver-
grendeld, waardoor het voertuig niet on-
gewenst in beweging kan komen.
• Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat.
Verwijder daarna de sleutelhouder uit de
auto en vergrendel de auto.
WAARSCHUWING!
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Het achterlaten van
kinderen zonder toezicht in een auto is
om verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Waar-
schuw kinderen dat ze niet aan de par-
keerrem, het rempedaal of de schakel-
hendel mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van het voertuig (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met een start-
knop niet in de stand ON/RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de elektri-
sche raambediening of andere schake-
laars kunnen bedienen of de auto in
beweging kunnen zetten.
171