service indicator JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: COMPASS, Model: JEEP COMPASS 2020Pages: 370, PDF Size: 9.34 MB
Page 248 of 370

SERVICE EN ONDERHOUD
246
2.4-liter benzinemotor
Uw auto is uitgerust met een automatische
indicator voor olieverversing. De indicator
voor olieverversing herinnert u eraan dat de
motorolie van uw auto moet worden ververst.
Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden
van de motor wordt het bericht voor olie
verversen weergegeven in de instrumenten-
groep. Dit betekent dat uw auto een onder -
houdsbeurt nodig heeft. Omstandigheden zoals frequente korte ritten en gebruik van de
trekhaak, zeer hoge of lage omgevingstempe
-
raturen zijn van invloed op de weergave van
het bericht "Change Oil" (olie verversen) of
"Oil Change Required" (olieverversing
vereist). Bij zware bedrijfsomstandigheden
kan het bericht voor olie verversen al na
5600 km (3500 mijl) gaan branden na de laatste reset. Laat het onderhoud zo snel
mogelijk, binnen 805 km (500 mijl),
uitvoeren.
OPMERKING:
Onder geen beding mogen de intervalter -
mijnen voor olieverversing groter zijn dan
7,500 miles (12 000 km) of 12 maanden, afhankelijk van wat eerst komt.
OPMERKING:
Het lampje voor olie verversen gaat niet
branden onder deze omstandigheden. Eenmaal per maand of voor een lange rit:
Oliepeil controleren.
Niveau van de ruitensproeiervloeistof
controleren.
Bandenspanning controleren en kijken of
er sprake is van ongebruikelijke slijtage of
beschadigingen. Rouleer banden bij de
eerste tekenen van ongelijkmatige slijtage,
zelfs voordat de indicator voor olie
verversen gaat branden.
Controleer de vloeistofniveaus van het
koelvloeistofreservoir en het hoofdremci
-
linderreservoir en vul indien nodig vloei -
stof bij.
De werking van alle lampen binnen en
buiten controleren.
WAARSCHUWING!
U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig.
Voer alleen werkzaamheden uit waarvan
u kennis hebt en waarvoor u over het
juiste gereedschap beschikt. Als u twij -
felt over uw kunde om een bepaalde
werkzaamheid uit te voeren, breng dan
uw auto naar een vakkundige monteur.
Het niet correct inspecteren en onder -
houden van uw auto kan tot gevolg
hebben dat een onderdeel niet correct
functioneert, wat de rijeigenschappen en
prestaties nadelig beïnvloedt. Dit kan
een aanrijding tot gevolg hebben.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 246
Page 254 of 370

SERVICE EN ONDERHOUD
252
Eenmaal per maand of voor een lange rit
Oliepeil controleren.
Niveau van de ruitensproeiervloeistof
controleren.
Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen.
Rouleer banden bij de eerste tekenen van
ongelijkmatige slijtage, zelfs voordat de
indicator voor olie verversen gaat branden.
Controleer de vloeistofniveaus van het
koelvloeistofreservoir en de hoofdremci-
linder en vul indien nodig vloeistof bij.
De werking van alle lampen binnen en
buiten controleren.
Controle en herstel van additiefpeil voor
AdBlue® voor dieselemissies (UREUM)
(indien aanwezig). Bij elke olieverversing
Motoroliefilter vervangen.
Remslangen en -leidingen controleren.
Controleren op de aanwezigheid van water
in de brandstoffilter/waterafscheidereen
-
heid.
Controleer de homokinetische koppeling/
cardankoppelingen.
Gebruik van de auto onder zware omstandig -
heden
Herstel het peil van het additief voor
dieselemissies AdBlue® (UREUM) (indien
aanwezig), wanneer het lampje brandt of
het bericht wordt weergegeven in het
instrumentenpaneel.
Onderhoudsschema — dieselmotoren
OPMERKING:
Zodra u de laatste taak in de tabel hebt
uitgevoerd, gaat u verder met het geplande
onderhoud, waarbij u de aangegeven
frequentie in het schema aanhoudt door elke
bewerking te voorzien van een markering in
de vorm een punt of een specifieke opmer -
king. Als u het onderhoud opnieuw aanvat
vanaf het begin van het schema, kan het
toegestane interval voor sommige bewer -
kingen worden overschreden.
LET OP!
Als noodzakelijk onderhoud achterwege
wordt gelaten, kan dit leiden tot schade
aan uw auto.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 252
Page 276 of 370

SERVICE EN ONDERHOUD
274(Vervolgd)
dezelfde maat, van dezelfde kwaliteit en met
hetzelfde prestatievermogen. Raadpleeg de
paragraaf "Bandenslijtage-indicatoren" in dit
hoofdstuk. Raadpleeg de band- en bela-
dingsinformatiesticker of het voertuigcertifi -
catielabel voor de aanduiding van uw
bandenmaat. De belastingsindex en het snel -
heidssymbool vindt u op de wang van de
originele band.
Wij raden u aan de twee voorbanden of de
twee achterbanden gelijktijdig als paar te
laten vervangen. Het vervangen van slechts
één band kan het rijgedrag van uw auto sterk
beïnvloeden. Wanneer u een wiel vervangt,
moet u ervoor zorgen dat de specificaties van
het nieuwe wiel overeenkomen met die van
het originele wiel.
Wij raden u aan contact op te nemen met de
erkende bandenspecialist of dealer voor alle
vragen omtrent de juiste band. Wanneer u
een ander type band monteert, kan dat de
veiligheid, de wegligging en het rijgedrag van
uw auto nadelig beïnvloeden.
Type banden
Allseasonbanden — indien aanwezig
Allseasonbanden bieden grip in alle
seizoenen (lente, zomer, herfst en winter).
De hoeveelheid grip kan tussen verschillende
allseasonbanden variëren. Allseasonbanden
zijn te herkennen aan de aanduiding M+S,
M&S, M/S of MS op de wang van de band.
Gebruik allseasonbanden altijd in sets van
vier, omdat anders de veiligheid en de
bestuurbaarheid van de auto in het gedrang
kunnen komen.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen band, bandenmaat of band
met een andere belastings- of snelheids-
index dan die voor uw voertuig is voorge-
schreven. Door sommige
niet-goedgekeurde banden en wielen
gecombineerd te gebruiken verandert u
mogelijk de dimensies en eigen -
schappen van de wielophanging, waar -
door de besturing, het weggedrag en de
remwerking veranderen. Dat kan onvoor -
spelbaar weggedrag en extra belasting
van de stuurinrichting en de wielophan -
ging veroorzaken. U kunt dan de controle
over de auto verliezen en een ongeval
met ernstig of zelfs dodelijk letsel veroor -
zaken. Kies daarom uitsluitend banden
en wielmaten met een belastingsindex
die voor uw auto is goedgekeurd.
Gebruik nooit een band met een lagere
belastingsindex of capaciteit dan die van
de banden waarmee uw auto oorspronke-
lijk is uitgerust. Als u een band met een
lagere belastingsindex gebruikt, kan de
band te zwaar worden belast en lek
raken. U zou de macht over het stuur
kunnen verliezen en een aanrijding
kunnen veroorzaken.
Wanneer uw banden niet geschikt zijn
voor uw rijsnelheid, kan dat een klap -
band veroorzaken en kunt u de controle
over de auto verliezen.
LET OP!
Het monteren van een band met een
afwijkende bandenmaat kan ervoor zorgen
dat de aanduiding van de snelheidsmeter
en de kilometerteller niet langer juist zijn.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 274
Page 278 of 370

SERVICE EN ONDERHOUD
276
Reservewiel overeenkomend met de
standaard geleverde banden en velgen —
indien aanwezig
Uw voertuig kan zijn uitgerust met een reser-
veband en velg die zowel in uiterlijk als in
gebruik gelijk zijn aan de originele banden
en velgen op de voor- en achteras van uw
voertuig. Dit reservewiel mag worden
gebruikt bij het rouleren van banden voor uw
auto. Als uw voertuig beschikt over deze
optie, kunt u een erkende bandenleverancier
raadplegen voor het aanbevolen roulatie -
schema.
Compact reservewiel — indien aanwezig
Het compacte reservewiel mag slechts tijde -
lijk en alleen in noodgevallen worden
gebruikt. U kunt aan de beschrijving van het
reservewiel op de band- en beladingsinfor -
matiesticker op de portieropening aan
bestuurderszijde of op de wang van de band
zien of uw auto is uitgerust met een compact
reservewiel. Beschrijvingen van compacte
reservewielen beginnen met de letter "T" of
"S" vóór de aanduiding van de bandenmaat.
Voorbeeld: T145/80D18 103M.
T, S = reservewiel Omdat het loopvlak van deze band een
beperkte levensduur heeft, moet de originele
band zo snel mogelijk worden gerepareerd
(of vervangen) en weer gemonteerd worden.
Probeer nooit een wieldop aan te brengen of
een conventionele band te monteren op het
compacte reservewiel, omdat het wiel speci
-
fiek voor de compacte reserveband is
gemaakt. Monteer nooit meer dan één
compact reservewiel tegelijk op de auto.
Full-size reservewiel — indien aanwezig
Het full-size reservewiel mag alleen in nood -
gevallen worden gebruikt. Het reservewiel
lijkt op het originele wiel op de voor- of
achteras van de auto, maar heeft andere
eigenschappen. Dit reservewielen heeft
wellicht een beperkte levensduur. Als het
loopvlak is versleten tot op de slijtindica -
toren, dient u de band van het full-size reser -
vewiel te vervangen. De originele band moet
daarom zo snel mogelijk worden gerepareerd
(of vervangen) en weer gemonteerd worden.
Reservewiel voor beperkt gebruik — indien
aanwezig
Het reservewiel voor beperkt gebruik mag
slechts tijdelijk en alleen in noodgevallen
worden gebruikt. De omschrijving van de
band bevindt zich op een sticker op het
reservewiel voor beperkt gebruik. Op deze
sticker worden de beperkingen voor het
rijden met het reservewiel aangegeven. Het
reservewiel lijkt op het oorspronkelijke wiel
op de voor- of achteras van de auto, maar
heeft andere eigenschappen. Het rijgedrag
van de auto verandert wanneer u dit reserve -
wiel voor beperkt gebruik monteert. De origi -
nele band moet daarom zo snel mogelijk
worden gerepareerd (of vervangen) en weer
gemonteerd worden.
WAARSCHUWING!
Compacte en opvouwbare reservewielen
mogen slechts tijdelijk en alleen in
noodgevallen worden gebruikt. U mag met
een deze reservewielen niet sneller rijden
dan 80 km/u (50 mph). Het loopvlak van
een reservewiel heeft slechts een beperkte
levensduur. Als het loopvlak is versleten
tot op de bandenslijtage-indicatoren, dient
u het reservewiel te vervangen. Let op de
waarschuwingen met betrekking tot het
reservewiel. Anders kan de band van het
reservewiel lek raken en kunt u de controle
over de auto verliezen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 276
Page 323 of 370

321
Ritgegevens registreren en overdragen
De ritgegevens kunnen worden opgeslagen in
het geheugen van het systeem en gedeeld
buiten de auto met de Uconnect LIVE-app.
Hierdoor kunnen gebruikers de verzamelde
gegevens later bekijken, met een complete
analyse van de ritgegevens. Voor meer infor-
matie gaat u naar de website www.driveucon-
nect.eu .
Voor volledige toegang tot de functionaliteit
van de service moet u toestaan dat uw gege -
vens in de auto worden vastgelegd.
Het pictogram is de geo-positie-indicator
van de gebruiker.
Omdat specifieke Uconnect LIVE-diensten
zijn gebaseerd op de positie van de auto,
verschijnt nadat u toestemming hebt
gegeven voor de geo-locatie het pictogram in
de statusbalk van de radio om te bevestigen
dat de geo-referentiegegevens naar de server
worden verstuurd.
De gegevensoverdracht is gebaseerd op de
Uconnect LIVE-app-en het gegevensabonne -
ment van uw smartphone. Het pictogram verschijnt zodra de communi
-
catie met de server begint en wordt uitge -
schakeld zodra de communicatie eindigt.
Met de Uconnect LIVE-app kunt u ervoor
kiezen om detectie van uw locatie te detec -
teren en uw gegevens te delen met de
gemeenschap.
INSTELLINGEN VAN UCON -
NECT
Het Uconnect systeem geeft u via scherm -
toetsen toegang tot instellingen voor door de
klant programmeerbare functies, zoals
Display (scherm), Units (eenheden), Voice
(spraakbediening), Clock (klok), Safety &
Driving Assistance (veiligheid en rijhulp),
Lights (verlichting), Doors & Locks (portieren
en sloten), Auto-On Comfort (comfort auto -
matisch aan), Engine Off Options (opties
voor uitgeschakelde motor), Audio, Phone/
Bluetooth® (telefoon/Bluetooth®), Restore
Settings (instellingen herstellen), Clear
Personal Data (persoonlijke gegevens
wissen) en System Information (systeemin -
formatie). Druk op de schermtoets "Settings" (instel
-
lingen) (Uconnect 3 met 5-inch display en
Uconnect 4 met 7-inch display), of druk op
de schermtoets "Apps" (Uconnect 4C/4C
NAV met 8,4-inch display) onderaan in het
aanraakscherm en druk vervolgens op de
schermtoets "Settings" (instellingen) om het
scherm Settings (instellingen) te openen.
Om een instelling te selecteren, bladert u
omhoog of omlaag tot de gewenste instelling
wordt gemarkeerd en drukt u op deze instel -
ling totdat naast de instelling een vinkje
verschijnt, waarmee wordt aangegeven dat
de instelling is geselecteerd.
OPMERKING:
Afhankelijk van de voertuigopties kunnen de
functie-instellingen variëren.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 321
Page 361 of 370

359
Automatische transmissie ................... 158Speciale additieven ........................ 267
Type vloeistof......................... 267 , 295
Vloeistof bijvullen ........................... 295 Vloeistofpeil controleren.................. 267
Autowasserijen .................................. 278
B
Bagagebox .......................................... 57
Bagageruimte ontgrendelen,
noodgevallen ..................................... 195
Banden ...................... 146 , 268 , 274 , 275
Aanhaalmoment wielbouten............. 282
Algemene informatie........268 , 274 , 275
Bandenslijtage-indicatoren .............. 272
Bandenspanning .................... 268 , 269
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) .................................. 71 , 96
Belastbaarheid ............................... 270
Compact reservewiel ....................... 275
Hoge snelheden ............................. 270 Kettingen ...................................... 276
Levensduur van banden .................. 272
Opkrikken .............................. 214 , 268
Radiaal ......................................... 270
Reservebanden ...................... 274 , 275
Rouleren ....................................... 277
Spinnen ........................................ 271
Veiligheid ...................................... 268 Veroudering (levensduur van
banden) ..................................... 272
Vervanging .................................... 272
Verwisselen ............................214 , 268
Winterbanden ................................ 274
Bandenservicekit ............................... 222
Bandenslijtage-indicatoren ..........195 , 272
Bandenspanning Banden ......................................... 269
Bandenspanningssysteem .................... 96
Bediening van de
radio ......................... 300 , 303 , 309 , 311
Benzine, (brandstof) .......................... 285
Benzinedeeltjesfilter (GPF) ................... 58
Bergplaats krik .................................. 214
Bewaking, bandenspanningssysteem ..... 96
Boordcomputer ............................64 , 195
Bougies ............................................ 291
Brandstof ..................................285 , 288
Additieven..................................... 286
Benzine ........................................ 285
Ethanol ......................................... 286
Methanol....................................... 286
Octaangetal .................... 285 , 288 , 291
Specificaties ................................. 291
Tankinhoud ................................... 290
Verbruik ........................................ 296
Verlichting....................................... 69
Vuldop .......................................... 186 Brandstof bijvullen met een jerrycan in
noodgevallen .....................................231
Brandstof tanken ...............................188
Brandstofvuldop.................................186
Buitenverlichting.................... 32
, 33 , 146
C
Camera achter ...................................185
Camera, achter ..................................185
Capaciteiten, vloeistof ........................290
Certificatielabel .................................193
Chassisnummer (VIN) .........................282
Compacte reserveband ........................275
Connector Universele verbruiksinterface (UCI) ..321
Contact ...............................................14 Schakelaar .......................................14
Controlelampje Hill Descent Control .......86
Cyberveiligheid ..................................299
D
Dagverlichting................................ 32 , 33
Dakbagagedrager..................................57
Dealerservice .....................................262
Diagnosesysteem..................................78
Diagnosesysteem, boord........................78
Dieren ...............................................143
Diesel Schermberichten ..............................61
Dieselbrandstof ..................................288
20_MP_UG_NL_EU_tIX.fm Page 359