ESP JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 51 of 480

zijdelingse botsingen en bij sommige gevallen
van over de kop slaan. De controller van het
beveiligingssysteem ("ORC") bepaalt op basis
van de aard en ernst van een aanrijding of de
zijairbags bij een bepaalde zijdelingse botsing
of over de kop slaan moeten worden geacti-
veerd. De schade aan het voertuig is op zich
geen goede graadmeter voor het feit of de
zijairbags al dan niet hadden moeten zijn opge-
blazen.
Aanvullende zijairbags vormen een aanvulling
op de veiligheidsgordels. Zijairbags worden bin-
nen een oogwenk volledig opgeblazen. Inzitten-
den, waaronder kinderen, die tegen of heel
dicht bij de aanvullende zijairbags zitten, kun-
nen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Inzittenden, waaronder kinderen, dienen nooit
tegen het portier, de zijramen of het gebied
waar de aanvullende zijairbags worden opge-
blazen aan te leunen of in slaap te vallen, ook
niet als zij in een babyzitje of kinderzitje zitten.
Veiligheidsgordels (en kinderzitjes indien van
toepassing) zijn voor uw bescherming bij alle
aanrijdingen noodzakelijk. Ze dragen eraan bij
uw lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van zijairbags die worden opgeblazen.Voor een optimale bescherming van de zijair-
bags moeten inzittenden hun veiligheidsgordels
correct dragen en rechtop zitten met hun rug
tegen de stoelen. Kinderen moeten goed wor-
den vastgegespt in een kinderzitje of zitverho-
ger die is afgestemd op de lengte van het kind.
WAARSCHUWING!
Zijairbags hebben ruimte nodig om te wor-
den opgeblazen. Leun niet tegen het por-
tier of het raam. Zit rechtop op het midden
van de stoel.
Als u zich tijdens het activeren te dicht bij
de zijairbags bevindt, kunt u ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
Als u alleen op de zijairbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De zijairbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de juiste
wijze te beschermen. Bij sommige aanrij-
dingen worden de zijairbags niet opgebla-
zen. Draag altijd uw veiligheidsgordel, ook
als uw auto is uitgerust met zijairbags. OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
Zijdelingse botsingen
Bij zijdelingse botsingen kunnen de botsings-
sensoren de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden helpen bij het bepalen
van de juiste reactie op de botsingen. Het
systeem is gekalibreerd om de zijairbags aan
de kant van de botsing te activeren bij botsin-
gen die bescherming van de inzittenden door
zijairbags noodzakelijk maken. Bij zijdelingse
botsingen wordt elke airbag afzonderlijk geacti-
veerd, zodat bij een botsing aan de linkerzijde
alleen de linker zijairbag wordt geactiveerd en
bij een botsing aan de rechterzijde alleen de
rechter zijairbag.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen geactiveerd, zoals bij sommige aan-
rijdingen onder een bepaalde hoek of bij be-
paalde zijdelingse botsingen die niet van in-
vloed zijn op het passagierscompartiment. De
zijairbags kunnen worden geactiveerd bij fron-
47
Page 52 of 480

tale botsingen onder een hoek waarbij de ge-
avanceerde frontairbags worden geactiveerd.
Over de kop slaan
Zijairbags zijn ontworpen om geactiveerd te
worden bij sommige gevallen van over de kop
slaan. De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt op basis van de
aard en de ernst van de botsing of de zijairbags
bij het over de kop slaan moeten worden geac-
tiveerd. De schade aan het voertuig is op zich
geen goede graadmeter voor het feit of de
zijairbags al dan niet hadden moeten zijn opge-
blazen.
De zijairbags worden niet in alle gevallen van
over de kop slaan geactiveerd. Het rolbeugel-
systeem bepaalt of het voertuig over de kop aan
het slaan is en activering al dan niet van toe-
passing is. Bij een gebeurtenis met een langza-
mer verloop kunnen de gordelspanners van de
veiligheidsgordels aan beide zijden van de auto
worden geactiveerd. Bij een gebeurtenis met
een sneller verloop kunnen de gordelspanners
van de veiligheidsgordels en ook de aanvul-
lende zijairbags en de gordijn-zijairbags aan
beide zijden van de auto worden geactiveerd.Het rolbeugelsysteem kan ook de gordelspan-
ners van de veiligheidsgordels activeren waar-
bij al dan niet de aanvullende zijairbags en de
gordijn-zijairbags aan beide zijden van de auto
worden geactiveerd wanneer de auto bijna over
de kop slaat.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde frontairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroorza-
ken bij de inzittenden tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden lijken op
de wonden die u oploopt als u zich schaaft
aan een touw, de vloerbedekking of op de
vloer van een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt door con- tact met chemische stoffen. De schaafwon-
den zijn niet blijvend en genezen normaal
gesproken snel. Als uw schaafwonden echter
na enkele dagen nog niet zijn genezen of als
u last hebt van blaren, raadpleeg dan onmid-
dellijk een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u moge-
lijk zwevende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze zwevende stofdeeltjes kun-
nen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van
geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisse
lucht bij neus- of keelirritaties. Raadpleeg uw
huisarts als de irritatie blijvend is. Als deze
deeltjes op uw kleding terechtkomen, volg
dan de gebruikelijke wasvoorschriften van de
kledingfabrikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aanrij-
ding betrokken raakt, zullen de airbags geen
enkele bescherming bieden.
48
Page 53 of 480

WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags,
gordelspanners en het oprolmechanisme
van de veiligheidsgordels onmiddellijk ver-
vangen door een erkende dealer. U dient ook
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden te laten nakijken.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbe-
kleding nauwelijks zichtbaar, maar sprin-
gen open tijdens het opblazen van de
airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddel-
lijk naar een erkende dealer te worden
gebracht. Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden, als het com-
municatienetwerk en de voeding intact blijven
en afhankelijk van de aard van de botsing,
bepalen of het uitgebreide ongelukkenrespons-
systeem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschake-
len zo lang de accu werkt of totdat het
contact wordt uitgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat het contact wordt
uitgezet.
De portieren automatisch ontgrendelen.
Systeemreset-procedure
Om de functies van het uitgebreide ongelukken-
responssysteem na een incident te resetten,
moet u de contactschakelaar van de stand
contact START of ON/RUN in de stand contact
OFF zetten. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De airbags moeten gereed zijn om u te be-
schermen bij een botsing. De controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden contro-
leert de interne circuits en de bedrading van de
elektrische componenten van het
airbagsysteem.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden bewaakt de gereedheid van de elek-
tronische onderdelen van het airbagsysteem
wanneer de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als het contactslot in
de stand OFF of ACC staat, is het airbagsys-
teem niet ingeschakeld en zullen de airbags
niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden beschikt over een reservevoeding,
waardoor de airbags ook geactiveerd kunnen
worden wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.
49
Page 55 of 480

Onderhoud van het airbagsysteemWAARSCHUWING!
Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben dat
het systeem bij een aanrijding niet functi-
oneert. U kunt letsel oplopen doordat de
airbag niet werkt en u niet beschermt.
Breng geen wijzigingen aan de onderdelen
of bedrading aan en plak nooit badges of
stickers op het afdekpaneel op het stuur of
aan de rechterbovenzijde van het instru-
mentenpaneel. Breng geen wijzigingen
aan in de voorbumper of de carrosserie-
structuur en monteer geen treden of tree-
planken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer
voor onderhoud aan het airbagsysteem.
Breng de auto naar een erkende dealer als
onderhoud nodig is aan de autostoel,
waaronder het afdekpaneel en het kussen
(ook voor het verwijderen of losdraaien/
aantrekken van stoelbouten). Er mogen
uitsluitend door de fabrikant goedge-
keurde stoelaccessoires worden gebruikt.
Neem contact op met een erkende dealer
als het airbagsysteem moet worden aan-
gepast aan personen met een handicap.
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recoder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die duide-
lijk maken hoe een voertuigsysteem zich heeft
gedragen bij aanrijdingen of bijna-aanrijdingen, zoals de activering van airbags of een botsing
tegen een obstakel. De EDR is ontworpen om
kortstondig, meestal 30 seconden of korter,
gegevens te registreren die verband houden
met de dynamiek en veiligheidssystemen van
de auto. De EDR in deze auto is ontworpen om
gegevens te registreren die onder meer ant-
woord geven op de volgende vragen:
Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan een be-
ter inzicht in de omstandigheden waaronder
botsingen en letsel ontstaan.
51
Page 56 of 480

OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend bij
werkelijke ongevalsituaties. Onder normale
rijomstandigheden registreert de EDR geen
gegevens en er worden geen persoonlijke
gegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en
ongevallocatie geregistreerd. Het is echter
wel mogelijk dat anderen, bijvoorbeeld de
politie, de EDR-gegevens combineren met
de persoonsgegevens die standaard wor-
den opgevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is toegang tot de auto of de EDR en
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant
van de auto kunnen ook anderen die over deze
speciale apparatuur beschikken, zoals de poli-
tie, de EDR-gegevens lezen indien zij toegang
hebben tot de auto of de EDR.
Kinderzitjes - Kinderen veilig
vervoerenIedereen in uw auto moet altijd een veiligheids-
gordel dragen, ook baby’s en kinderen. EG-
richtlijn 2003/20/EG vereist het gebruik van
kinderzitjes in alle landen binnen de EU.
Kinderen kleiner dan 1,5 meter en 12 jaar of
jonger moeten altijd goed vastgegespt op de
achterbank zitten, indien aanwezig. Statistieken
tonen aan dat kinderen beter beschermd zijn
wanneer ze op de achterbank zijn vastgegespt
en niet op de voorstoelen.
WAARSCHUWING!
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind als een projectiel naar voren worden
geslingerd. Bij een aanrijding kan zo veel
kracht nodig zijn om een baby op uw schoot
te houden dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent. De baby
en andere inzittenden kunnen zo ernstig
gewond raken. Voor elk kind in uw auto moet
u het bijbehorende kinderzitje gebruiken,
overeenkomend met de grootte van het kind.
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in ver-
schillende maten verkrijgbaar, van zitjes voor
baby’s tot oudere kinderen die bijna groot ge-
noeg zijn om een veiligheidsgordel voor volwas-
senen te dragen. Kinderen moeten zo lang
mogelijk worden vervoerd in een tegen de rij-
richting in geplaatst kinderzitje; dit is de positie
waarin het kind het best beschermd is in geval
van een botsing. Lees altijd de handleiding van
het kinderzitje om te controleren of het geschikt
is voor het kind. Lees aandachtig alle instructies
en waarschuwingen door in de gebruikershand-
52
Page 61 of 480

2. Buigen de knieën van het kind comfortabelover de voorkant van de stoel - terwijl het
nog steeds helemaal naar achteren zit?
3. Loopt de schoudergordel over de schouder van het kind tussen de nek en de arm in?
4. Bevindt het heupgedeelte van de veilig- heidsgordel zich zo laag mogelijk, en raakt
het de dijbenen van het kind en niet de
maag?
5. Kan het kind gedurende de hele reis in deze houding blijven zitten?
Als het antwoord op een van deze vragen is
"nee" was, moet het kind nog steeds een kin-
derzitje van groep 2 of 3 gebruiken in deze auto.
Als het kind de driepuntsgordel gebruikt, con-
troleer dan regelmatig of de gordel goed past en
controleer of de gordel goed is vastgegespt.
Door de bewegingen van het kind kan de gordel
een foutieve positie aannemen. Als de schou-
dergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het
kind dan verder naar het midden van de auto, of
gebruik een zitverhoger om de veiligheidsgor-
del correct op het kind te plaatsen.
WAARSCHUWING!
Sta nooit toe dat een kind de schoudergordel
onder de arm door of achter de rug langs
draagt. Bij een botsing beschermt de schou-
dergordel een kind niet op de juiste wijze,
wat kan resulteren in ernstig letsel of zelfs de
dood tot gevolg hebben. Een kind dient altijd
zowel het heup- als het schoudergedeelte
van de veiligheidsgordel correct te dragen.
ISOFIX-systeem voor kinderzitjes Uw auto is uitgerust met het zogeheten ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzitjes. Met dit
systeem kunnen ISOFIX-kinderzitjes worden
geïnstalleerd zonder gebruik van de veiligheids-
gordels. Het ISOFIX-systeem heeft twee lage
verankeringspunten aan de achterzijde van de
zitting waar deze aansluit op de rugleuning en
een bovenste verankeringspunt achter de zit-
plaats.
Een voorbeeld van een universeel ISOFIX-
kinderzitje voor gewichtsgroep 1 wordt getoond
in afb. 9-18 kg. ISOFIX-kinderzitjes zijn ook
beschikbaar in andere gewichtsgroepen.
Zoeken van de ISOFIX-ankerpunten
De lage verankeringspunten zijn ronde stangen
aan de achterzijde van de zitting tegen de
rugleuning, onder de ankerpuntsymbolen op de
rugleuning. Deze zijn nog net zichtbaar wan-
neer u tegen de zitting steunt om het kinderzitje
te installeren. U voelt deze stangen wanneer u
met uw vinger langs de rand gaat waar rugleu-
ning en zitting samenkomen.
57
Page 69 of 480

pleeg de beschrijving"Automatische blokkeer-
functie" onder"Veiligheidsgordelsystemen."Opbergen van een ongebruikte
schakelbare ALR-veiligheidsgordel:
Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem
gebruikt om een kinderzitje te installeren, bergt
u alle ALR-veiligheidsgordels op die niet wor-
den gebruikt door andere inzittenden of om
kinderzitjes te bevestigen. Een ongebruikte vei-
ligheidsgordel kan een kind verwonden als het
met de gordel speelt en per ongeluk het oprol-
mechanisme van de veiligheidsgordel vergren-
delt. Het is raadzaam voordat het kinderzitje
met behulp van het ISOFIX-systeem wordt ge-
plaatst, de veiligheidsgordel achter het zitje om
vast te gespen, buiten bereik van het kind. Als
de vastgegespte veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinderzitje, leidt u de
veiligheidsgordel door de gordelopening van
het kinderzitje en gespt u deze vervolgens vast,
in plaats van de veiligheidsgordel achter het
zitje te leiden. De veiligheidsgordel niet ver-
grendelen. Herinner alle kinderen in de auto
eraan dat de autogordels geen speelgoed zijn
en dat zij er niet mee mogen spelen. Installeren van een kinderzitje met een
schakelbaar automatisch blokkerend
oprolmechanisme (ALR):
1. Plaats het kinderzitje in het midden op de
achterbank. Voor sommige zitplaatsen op de
tweede rij, moet u misschien de rugleuning
verstellen of de hoofdsteun omhoog klappen
zodat het kinderzitje beter past. Als de ach-
terbank naar voren en naar achteren kan
worden verplaatst in de auto, kunt u deze in
de achterste stand zetten om ruimte te ma-
ken voor het kinderzitje. U kunt ook de
voorstoel naar voren zetten om ruimte voor
het kinderzitje te maken.
2. Trek de gordel ver genoeg uit het oprolme- chanisme om deze door de gordelopening
van het kinderzitje te leiden. De gordel mag
niet worden verdraaid in de gordelopening.
3. Schuif de gesp in de gespsluiting totdat u een ’klik’ hoort.
4. Trek aan de band om de heupgordel stevig vast te zetten tegen het kinderzitje. 5. Trek het schouderdeel van de gordel naar
beneden tot de hele gordel uit het oprolme-
chanisme is om de veiligheidsgordel te ver-
grendelen. Vervolgens laat u de gordel te-
rugrollen in het oprolmechanisme. Terwijl de
gordel wordt opgerold, hoort u een klikge-
luid. Dit geeft aan dat de automatische blok-
keerfunctie is geactiveerd.
6. Probeer de gordel uit het oprolmechanisme te trekken. Als de gordel is vergrendeld,
moet u deze niet verder uit het oprolmecha-
nisme kunnen trekken. Als het oprolmecha-
nisme niet is vergrendeld, herhaalt u stap 5.
7. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het
kinderzitje strak te trekken terwijl u het kin-
derzitje naar achteren en omlaag tegen de
zitting drukt.
8. Test of het kinderzitje stevig vastzit door het kinderzitje bij de gordelopening naar achte-
ren en naar voren te trekken. Het kinderzitje
mag niet meer dan 25 mm (1 inch) in alle
richtingen bewegen.
65
Page 70 of 480

Veiligheidsgordels gaan in de loop van de van
losser zitten. Daarom dient u de gordel af en toe
te controleren en, indien nodig, aan te trekken.Vervoer van huisdierenEen huisdier kan letsel oplopen als een front-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of aanrijding als
een projectiel door de auto worden geslingerd
en letsel oplopen of een passagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de
achterbank of in een speciale reismand die is
bevestigd met de veiligheidsgordels.AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDENDe aandrijflijn (motor, transmissie, koppeling en
achteras) in uw nieuwe auto vereist geen lange
inrijperiode.
Rijd gedurende de eerste 500 km (300 mijl) niet
te snel. Na de eerste 100 km (60 mijl) kunt u
snelheden tot 80 of 90 km/u (50 of 55 mph)
aanhouden.Terwijl u met constante snelheid rijdt, draagt nu
en dan kort accelereren met plankgas, binnen
de grenzen van de geldende verkeersregels, bij
aan een goed inrijdproces. Accelereren met
plankgas in een lage versnelling kan echter
schadelijk zijn en moet worden vermeden.
De motorolie, transmissievloeistof en smeer-
middel voor assen die in de fabriek zijn aange-
bracht, zijn van hoogwaardige kwaliteit en ener-
giebesparend. Houd bij het verversen van de
olie, vloeistof en smeermiddel rekening met het
te verwachten klimaat waarin de auto wordt
gebruikt. Raadpleeg de paragraaf
"Onder-
houdsprocedures" in het hoofdstuk"Onderhoud
van uw auto" voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen.
LET OP!
Gebruik nooit niet-reinigende olie of onver-
mengde minerale olie, omdat anders de mo-
tor wordt beschadigd. OPMERKING:
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eer-
ste paar duizend kilometers mogelijk iets
meer olie. Dat is bij het inrijden normaal en
duidt niet op een probleem. Controleer het
oliepeil met de indicator voor olieverversing
vaak tijdens de inrijperiode. Vul indien nodig
olie bij.
VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoerenVERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE LAAD-
RUIMTE.WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dieren achter in een
geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
(Vervolgd)
66
Page 73 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Voorkom te allen tijde dat er tijdens het
rijden voorwerpen kunnen vallen in de
voetruimte van de bestuurder. Deze voor-
werpen kunnen beklemd raken onder het
rem- en gaspedaal, waardoor u de con-
trole over de auto verliest.
Bevestigingspunten moeten, indien nodig,
op de juiste wijze worden aangebracht als
deze niet af fabriek aanwezig zijn.
Als de vloermatten niet op de juiste wijze
worden geplaatst of bevestigd, kan de bewe-
ging van het rem- en gaspedaal worden
belemmerd, waardoor u de controle over de
auto verliest.
Veiligheidscontroles buiten de autoBanden
Controleer de banden op overmatige of onge-
lijkmatige slijtage. Controleer de banden op
stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen die
in het loopvlak of de wang vast zijn blijven
zitten. Controleer het loopvlak op sneden en
scheuren. Controleer de wangen op sneden,
scheuren en bobbels. Controleer of de wiel-
moeren stevig zijn aangedraaid. Controleer de
bandenspanning (met inbegrip van het reserve-
wiel) wanneer de banden koud zijn.
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem- en buiten-
verlichting controleren terwijl u in de auto de
verlichting bedient. Controleer de controlelamp-
jes voor de richtingaanwijzers en het grootlicht
op het instrumentenpaneel. Portiersloten
Controleer of de portieren goed sluiten en wor-
den vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder de auto.
Controleer op brandstof-, koelvloeistof-, olie- of
andere vloeistoflekkage. Ook als u een benzi-
nelucht ruikt of lekkage van brandstof of rem- of
stuurbekrachtigingsvloeistof (indien aanwezig)
vermoedt, moet direct de oorzaak worden op-
gespoord en verholpen.
69
Page 83 of 480

LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet te be-
schadigen mag reinigingsvloeistof nooit
rechtstreeks op de spiegel worden gespoten.
Breng de vloeistof aan op een schone doek
en wrijf de spiegel daarmee schoon.BuitenspiegelsVoor een optimaal resultaat dient u de spiegels
zo af te stellen dat u de naastliggende rijbaan
goed in het zicht hebt en er tevens een geringe
overlapping is met het zicht in de binnenspiegel.
WAARSCHUWING!
Auto’s en andere voorwerpen lijken in de
bolle spiegel aan passagierszijde kleiner en
verder weg dan ze in werkelijkheid zijn. Als u
te veel op de passagiersspiegel vertrouwt,
kunt u in botsing komen met een ander
voertuig of object. Gebruik uw binnenspiegel
om de grootte van of de afstand tot een
voertuig te schatten dat u in de rechterspie-
gel ziet. Sommige voertuigen hebben geen
bolle spiegel aan de passagierszijde.Inklapbare buitenspiegelsAlle buitenspiegels kunnen naar voren of naar
achteren scharnieren om beschadigingen te
voorkomen. De scharnieren kennen drie stan-
den:
Stand volledig naar voren
Stand volledig naar achteren
Normale stand
Buitenspiegels met automatische
dimstand — indien aanwezigDeze linker- en rechterbuitenspiegels worden
automatisch aangepast aan hinderlijke weer-
spiegeling van de koplampen van achterliggers.
Deze functie wordt geregeld door de automati-
sche dimfunctie van het interieur. Deze spiegels
worden automatisch aangepast aan hinderlijke
weerspiegeling van de koplampen van achter-
liggers wanneer de binnenspiegel wordt aange-
past.Elektrisch bediende buitenspiegelsDe schakelaar voor de elektrisch bediende bui-
tenspiegels bevindt zich op het bekledings-
paneel van het bestuurdersportier.
De bedieningselementen van de elektrisch be-
diende buitenspiegels bestaan uit knoppen voor
het selecteren van de spiegels en een schake-
laar met vier richtingen voor het bedienen van
de spiegels. Als u een spiegel wilt verstellen,
drukt u op de selectieknop om de gewenste
spiegel te verstellen. Druk vervolgens op een
van de pijltjes op de schakelaar voor het bedie-
nen van de spiegels om de spiegel in de richting
van de pijl te bewegen.
Binnenspiegel met automatische dimstand
79