ESP JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 91 of 480

De stoel naar voren of naar achteren
verstellen
De stoel kan zowel naar voren als naar achte-
ren worden versteld. Druk de stoelschakelaar
naar voren of naar achteren om de stoel in de
richting van de schakelaar te verstellen. Laat de
schakelaar los zodra de gewenste stand is
bereikt.De stoel omhoog of omlaag verstellen
U kunt de hoogte van de stoel verstellen. Trek
de stoelschakelaar omhoog of druk deze om-
laag om de stoel in de richting van de schake-
laar te verstellen. Laat de schakelaar los zodra
de gewenste stand is bereikt.
De zitting omhoog of omlaag kantelen
De hoek van de zitting kan naar beneden of
boven worden versteld. Trek de voor of achter-
zijde van de stoelschakelaar omhoog of druk de
achter- of voorzijde van de stoelschakelaar
omlaag om het voorste of achterste gedeelte
van de zitting in de richting van de schakelaar te
verstellen. Laat de schakelaar los zodra de
gewenste stand is bereikt.
De rugleuning verstellen
De rugleuning kan naar voren of naar achteren
worden versteld. Druk de rugleuningschakelaar
naar voren of naar achteren om de rugleuning
in de richting van de schakelaar te verstellen.
Laat de schakelaar los zodra de gewenste
stand is bereikt.
WAARSCHUWING!
Het verstellen van een stoel tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn. Het verstellen
van een stoel tijdens het rijden kan ertoe
leiden dat u de macht over het stuur ver-
liest en een aanrijding met ernstig of zelfs
dodelijk letsel veroorzaakt.
Het verstellen van de stoelen moet plaats-
vinden voordat de veiligheidsgordels zijn
vastgegespt en terwijl de auto is gepar-
keerd. Een slecht afgestelde veiligheids-
gordel kan ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
Rijd nooit met de rugleuning zo schuin
ingesteld dat de schoudergordel niet meer
tegen uw borstkas rust. Tijdens een bot-
sing bestaat het gevaar dat u onder de
veiligheidsgordel door schuift, waardoor
ernstig of zelfs dodelijk letsel kan ontstaan.
Schakelaars voor elektrisch verstelbare stoel1 — Schakelaar voor de rugleuning
2 — Schakelaar voor de zitting
87
Page 93 of 480

WAARSCHUWING!
Het verstellen van een stoel tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn. Het verstellen
van een stoel tijdens het rijden kan ertoe
leiden dat u de macht over het stuur ver-
liest en een aanrijding met ernstig of zelfs
dodelijk letsel veroorzaakt.
Het verstellen van de stoelen moet plaats-
vinden voordat de veiligheidsgordels zijn
vastgegespt en terwijl de auto is gepar-
keerd. Een slecht afgestelde veiligheids-
gordel kan ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben.Handmatige rugleuningverstelling
voorpassagiersstoel — AchteroverTil voor het instellen van de rugleuning de
hendel aan de portierzijde van de stoel om-
hoog, leun naar achteren in de gewenste hoek
en laat de hendel los. Om de rugleuning naar de
normale stand terug te brengen, tilt u de hendel
omhoog, leunt u naar voren en laat u de hendel
los.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met de rugleuning zo schuin inge-
steld dat de schoudergordel niet meer tegen
uw borstkas rust. Tijdens een botsing be-
staat het gevaar dat u onder de veiligheids-
gordel door schuift, waardoor ernstig of zelfs
dodelijk letsel kan ontstaan.
Neerklapbare voorstoel aan
passagierszijde — indien aanwezigOm de rugleuning neer te klappen, trekt u de
verstelhendel omhoog en drukt u de rugleuning
naar voren. Om de rugleuning weer op te
klappen tilt u de leuning op en zet u deze vast.
Hendel rugleuning
Neergeklapte passagiersstoel
89
Page 99 of 480

OPMERKING:
Verzeker u ervan dat de rugleuning van de
voorstoelen helemaal rechtop is gezet en
dat de stoelen naar voren zijn geplaatst. Zo
kan de rugleuning van de achterbank pro-
bleemloos worden neergeklapt.
1. Trek de ontgrendelingshendel omhoog omde bank te ontgrendelen.
OPMERKING:
Klap de 60%-achterzitting niet neer met
de veiligheidsgordel aan de linkerbuiten-
zijde of in het midden vastgegespt.
Klap de 40%-achterzitting niet neer met
de veiligheidsgordel aan de rechterbui-
tenzijde vastgegespt.
2. Klap de achterbank helemaal naar voren.
Achterbank verhogen
Til de rugleuning van de achterbank op en zet
deze vast. Wanneer inferentie van de laad-
ruimte ervoor zorgt dat de rugleuning niet vol-
ledig kan vergrendelen, zult u problemen onder-
vinden om de stoel weer terug te zetten in zijn
normale stand.
WAARSCHUWING!
Controleer of de rugleuning stevig is ver-
grendeld. Als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, biedt de zitting onvoldoende
stabiliteit voor kinderzitjes en/of passa-
giers. Een instabiele zitting kan leiden tot
ernstig letsel.
De laadruimte achter in de auto (al dan
niet met neergeklapte achterbank) mag
tijdens het rijden niet door kinderen wor-
den gebruikt als speelruimte. Bij een on-
geval zouden ze ernstig letsel kunnen op-
lopen. Kinderen horen plaats te nemen in
een geschikt kinderzitje.Achterbank verstellenOm de rugleuning te verstellen, tilt u de hendel
aan de portierzijde van de stoel omhoog, leunt u
achterover in de gewenste stand en laat u de
hendel los. Om de rugleuning naar de normale
stand terug te brengen, tilt u de hendel omhoog,
leunt u naar voren en laat u de hendel los.
Ontgrendelen van achterbank
Achterbank neergeklapt
95
Page 105 of 480

de koplampen in de modus Automatisch staan
en de motor draait, gaan de koplampen auto-
matisch branden wanneer de ruitenwisser
wordt ingeschakeld. Deze functie kan worden
geprogrammeerd via het scherm van het
Uconnect® systeem. Raadpleeg"Uconnect®
instellingen" in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie hierover.
Als uw auto is uitgerust met een regensensor
en als deze is ingeschakeld, dan gaan de
koplampen automatisch branden nadat de rui-
tenwissers binnen ongeveer een minuut vijf
wiscycli hebben uitgevoerd. De koplampen wor-
den vier minuten nadat de ruitenwissers zijn
gestopt, weer uitgeschakeld. Raadpleeg de pa-
ragraaf “Ruitenwissers en sproeiers” in dit
hoofdstuk voor meer informatie hierover.
OPMERKING:
Als uw koplampen overdag worden inge-
schakeld, dan worden de lampjes op het
instrumentenpaneel automatisch gedimd
zodat ze niet zo fel branden als in het don-
ker.
Automatisch grootlicht — Indien
aanwezigHet automatisch-grootlichtsysteem zorgt voor
meer licht van de koplampen in het donker door
automatische regeling van het grootlicht met
behulp van een op de achteruitkijkspiegel ge-
monteerde digitale camera. Deze camera de-
tecteert de verlichting van andere voertuigen en
zorgt ervoor dat automatisch van grootlicht naar
dimlicht wordt geschakeld totdat naderende
voertuigen uit het zicht van de camera zijn
verdwenen.
OPMERKING:
Als de voorruit of spiegel voor automa-
tisch grootlicht wordt vervangen, moet de
spiegel voor automatisch grootlicht op-
nieuw worden gericht om zeker te zijn van
een correcte werking. Neem contact op
met uw erkende dealer.
Als de koplampen en achterlichten van
voertuigen in het blikveld van de camera
defect zijn, met modder zijn bespat of
gedeeltelijk aan het zicht worden onttrok-
ken, zal uw grootlicht langer blijven bran-
den (dichter bij het andere voertuig). Het systeem zal ook niet correct werken als
de voorruit of cameralens zijn bedekt met
vuil, vet of andere obstakels (sticker, tol-
kastje, etc.).
Activeren
1. Schakel het automatische grootlicht in via het scherm van het Uconnect® systeem.
Raadpleeg "Uconnect® instellingen" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel" voor
meer informatie hierover.
2. Draai de koplampschakelaar naar de stand AUTO.
3. Druk de multifunctionele hendel van u af (in de richting van de voorkant van het voertuig)
om het grootlicht in te schakelen.
OPMERKING:
Dit systeem wordt niet geactiveerd voordat
de auto ten minste 32 km/u (20 mph) rijdt.
101
Page 112 of 480

Werking van de ruitensproeierAls u de ruitensproeiers wilt inschakelen, duwt u
het uiteinde van de hendel (in de richting van
het stuurwiel) en houdt u de hendel ingedrukt zo
lang het sproeien nodig is. Als u tegen de
hendel duwt terwijl de intervalstand actief is,
voeren de ruitenwissers, nadat u het uiteinde
van de hendel hebt losgelaten, meerdere wis-
bewegingen uit en keren vervolgens terug naar
de eerder geselecteerde intervalstand.
Als u tegen het uiteinde van de hendel duwt
terwijl de ruitenwissers zijn uitgeschakeld, voe-
ren de ruitenwissers meerdere wisbewegingen
uit en worden vervolgens weer uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het zicht
door de voorruit kan tot aanrijdingen leiden.
Mogelijk ziet u andere voertuigen of obsta-
kels over het hoofd. Voorkom plotselinge
ijsvorming op de voorruit door de voorruit
eerst te verwarmen met de ontdooi-inrichting
voordat u de ruitensproeier gebruikt.WasemGebruik de tipfunctie als het weer vereist dat de
ruitenwissers af en toe gebruikt worden. Draai
het uiteinde van de hendel naar de stand MIST
en laat hem los voor één wisbeweging.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproei-
ervloeistof op de voorruit gesproeid. De wis-
functie moet worden gebruikt om ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Regensensor — indien aanwezigDeze voorziening detecteert vocht op de voor-
ruit en schakelt automatisch de ruitenwissers in.
De functie is vooral handig wanneer spatwater
van de weg of water dat van de ruitenwissers
van een voorliggende auto wordt geblazen, op
de voorruit terechtkomt. Draai het uiteinde van
de multifunctionele hendel naar één van de vier
standen om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel. Wis-
serintervalstand 1 is het minst gevoelig en
wisserintervalstand 4 is het meest gevoelig. Bij
normale regenval dient stand 3 te worden ge-
Werking van de ruitensproeier
Bediening van MIST-functie
108
Page 117 of 480

Snelheid hervattenAls u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES.
Deze functie kan worden gebruikt bij snelheden
hoger dan 32 km/u (20 mph).Ingestelde snelheid aanpassenDe snelheid verhogen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u de
snelheid verhogen door op de knop SET+te
drukken.
De verhoging van de snelheid wordt, afhankelijk
van de gekozen eenheid, in Amerikaanse (mph)
of metrische (km/u) eenheden weergegeven:
Snelheid in Amerikaanse eenheid (mph)
Als u eenmaal op de knop SET +drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 mph.
Telkens wanneer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 1 mph ver-
hoogd.
Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd totdat
u de knop loslaat. De nieuwe snelheid wordt
dan ingesteld. Snelheid in metrische eenheid (km/u)
Als u eenmaal op de knop SET
+drukt,
wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 km/u.
Telkens wanneer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 1 km/u ver-
hoogd.
Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd totdat
u de knop loslaat. De nieuwe snelheid wordt
dan ingesteld.
De snelheid verlagen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u de
snelheid verlagen door op de knop SET -te
drukken.
De verlaging van de snelheid wordt, afhankelijk
van de gekozen snelheid, in Amerikaanse
(mph) of metrische (km/u) eenheden weergege-
ven:
Snelheid in Amerikaanse eenheid (mph)
Als u eenmaal op de knop SET
-drukt, wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 1 mph.
Telkens wanneer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 1 mph verlaagd.
Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat u
de knop loslaat. Vervolgens wordt de nieuwe
snelheid ingesteld.
Snelheid in metrische eenheid (km/u)
Als u eenmaal op de knop SET -drukt,
wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 1 km/u.
Met ieder volgend tikje op de toets verlaagt u
de snelheid met 1 km/u.
Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat u
de knop loslaat. Vervolgens wordt de nieuwe
snelheid ingesteld.Accelereren om in te halenTrap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Gebruik van de cruisecontrol op hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellingen moge-
lijk terug om de ingestelde snelheid van de auto
te handhaven.
113
Page 122 of 480

Gewenste ACC-snelheid instellenWanneer de auto de gewenste snelheid bereikt,
drukt u kort op de knop SET+of op knop de
SET -. Het DID toont de ingestelde snelheid.Als het systeem wordt ingesteld op een rijsnelheid
lager dan 32 km/u (20 mph), zal de ingestelde
snelheid automatisch veranderen in 32 km/u
(20 mph). Als het systeem wordt ingesteld op een
rijsnelheid hoger dan 32 km/u (20 mph), zal de
ingestelde snelheid overeenkomen met de hui-
dige snelheid van het voertuig.OPMERKING:
ACC kan niet worden ingesteld als zich een
stilstaand voertuig vlak vóór uw voertuig
bevindt.
Neem uw voet van het gaspedaal. Doet u dat
niet, dan kan de auto blijven versnellen tot
voorbij de ingestelde snelheid. Als dat gebeurt:
Verschijnt de melding "DRIVER OVERRIDE"
(ingreep door bestuurder) op het DID.
Regelt het systeem niet langer de afstand
tussen uw auto en uw voorligger. Wordt de
voertuigsnelheid alleen bepaald door de
stand van het gaspedaal.
AnnulerenDe volgende omstandigheden annuleren het
systeem:
Het rempedaal wordt ingetrapt.
De knop CANCEL wordt ingedrukt.
Het ABS-systeem wordt geactiveerd.
De schakelhendel wordt uit de stand Drive
gehaald.
Het elektronisch stabiliteitsregelsysteem/
tractieregelsysteem (ESP/ASR) wordt
geactiveerd.
De handrem wordt aangetrokken.
De veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt bij lage snelheden.
Het bestuurdersportier wordt geopend bij
lage snelheden.
Een antislingerregeling (TSC)-gebeurtenis
optreedt.
De bestuurder schakelt ESP naar de volledig
uitgeschakelde modus.
UitschakelenHet systeem wordt uitgeschakeld en wist de
ingestelde snelheid uit het geheugen als:
De AAN/UIT-knop van de adaptieve cruise-
control (ACC) wordt ingedrukt.
De AAN/UIT-knop van de normale cruisecon-
trol (vaste snelheid) wordt ingedrukt.
Het contact wordt uitgeschakeld.
U schakelt naar vierwielaandrijving Low.HervattenAls er een ingestelde snelheid in het geheugen
is, drukt u op de knop RES (hervatten) en haalt
u daarna uw voet van het gaspedaal af. Het DID
toont de laatst ingestelde snelheid.
OPMERKING:
Als uw auto gedurende langer dan twee
seconden blijft stilstaan, zal het systeem
worden uitgeschakeld en valt de rem-
kracht weg. De bestuurder zal het rempe-
daal moeten intrappen om het voertuig in
stilstand te houden.
118
Page 133 of 480

Ingestelde snelheid aanpassen
De snelheid verhogen
Wanneer de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) is ingesteld, kunt u de snelheid verhogen
door op de knop SET+te drukken.
De verhoging van de snelheid wordt, afhankelijk
van de gekozen eenheid, in Amerikaanse (mph)
of metrische (km/u) eenheden weergegeven:
Snelheid in Amerikaanse eenheid (mph)
Als
u eenmaal op de knop SET +drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 mph.
Telkens wanneer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 1 mph ver-
hoogd.
Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid toenemen in stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Het DID
toont de snelheidstoename. De snelheid verlagen
Wanneer de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) is ingesteld, kunt u de snelheid verhogen
door op de knop SET
-te drukken.
De verlaging van de snelheid wordt, afhankelijk
van de gekozen eenheid, in Amerikaanse (mph)
of metrische (km/u) eenheden weergegeven:
Snelheid in Amerikaanse eenheid (mph)
Als
u eenmaal op de knop SET -drukt,
wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 1 mph.
Telkens wanneer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 1 mph verlaagd.
Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen van
5 mph totdat u de knop loslaat. Het DID toont
de snelheidsafname.
Snelheid in metrische eenheid (km/u)
Als u eenmaal op de knop SET
-drukt, wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 1 km/u.
Met ieder volgend tikje op de toets verlaagt u
de snelheid met 1 km/u.
Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen van
10 km/u totdat u de knop loslaat. Het DID
toont de snelheidsafname.
Annuleren
De volgende omstandigheden annuleren de
normale cruisecontrol (vaste snelheid) zonder
het geheugen te wissen:
Het rempedaal wordt ingetrapt.
De knop CANCEL wordt ingedrukt.
Het elektronisch stabiliteitsregelsysteem/
tractieregelsysteem (ESP/ASR) wordt
geactiveerd.
De handrem wordt aangetrokken.
De temperatuur van de remmen wordt hoger
dan het normale bereik (oververhit).
De schakelhendel wordt uit de stand Drive
gehaald.
129
Page 150 of 480

Deze lijnen kunnen bijv. van dienst zijn bij het
uitlijnen van het voertuig voor een aanhanger.
De onderstaande tabel geeft bij benadering de
afstanden weer voor elk van deze zones:
ZoneAfstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm (0 - 1 ft)
Geel 30 cm - 2 m (1 ft - 6,5 ft)
Groen 2 m (6,5 ft) of meer
WAARSCHUWING!Bestuurders moeten altijd voorzichtig achteruit
rijden, ook wanneer gebruik wordt gemaakt
van de ParkView® achteruitrijcamera. Contro-
leer het gebied achter de auto altijd zorgvuldig,
kijk naar achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen, obstakels
en dode hoeken, voordat u achteruitrijdt. U
bent verantwoordelijk voor de veiligheid van
uw omgeving en moet blijven opletten als u
achteruitrijdt. Anders bestaat er een risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
LET OP!
Om voertuigschade te voorkomen mag
ParkView® alleen worden gebruikt als par-
keerhulp. De ParkView® camera kan niet
elk obstakel of voorwerp zien.
Om voertuigschade te voorkomen moet u
langzaam rijden bij gebruik van Park-
View®, zodat u tijdig kunt stoppen als een
obstakel wordt waargenomen. Het is raad-
zaam om tijdens het achteruitrijden over
uw schouder te kijken, ook wanneer u
gebruik maakt van ParkView®. OPMERKING:
Wanneer de cameralens bedekt is met
sneeuw, ijs, modder of ander vuil, moet de
lens worden gereinigd, met water worden
gespoeld en met een zachte doek worden
gedroogd. U mag de lens niet afdekken.
146
Page 173 of 480

AUDIOTOETSEN OP HET STUURWIEL — INDIEN AANWEZIG . . .231Bediening van de radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232
Cd-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232
ONDERHOUD CD’S/DVD’S/BLU-RAY DISCS . . . . . . . . . . . .232
WERKING VAN DE RADIO EN MOBIELE TELEFOONS . . . . . .233
KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .233
Algemeen overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .233
Functies van de klimaatregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . .237
Automatische temperatuurregeling (ATC) . . . . . . . . . . . . .238
Aanwijzingen voor bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .239
SNELTIPS VOOR Uconnect® SPRAAKHERKENNING . . . . . . .241
Introductie van Uconnect® . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241
Aan de slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241
Belangrijkste gesproken opdrachten . . . . . . . . . . . . . . . .242
Radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .243
Media . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .243
Phone (telefoon) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244
Klimaatregeling (8.4A/8.4AN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .245
Navigatie (8.4A/8.4AN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .245
Aanvullende informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .246
169