JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 261 of 480

LET OP!
De startmotor mag 30 seconden worden
bediend om de motor te starten. Als de
motor niet start binnen deze tijd, dient u
ten minste twee minuten te wachten om de
startmotor te laten afkoelen voordat u op-
nieuw start.
Als het controlelampje "Water in brandstof"
blijft branden, START de motor NIET alvo-
rens het water uit de brandstoffilters af te
tappen om schade aan de motor te voor-
komen. Raadpleeg de paragraaf
"Onderhoudsprocedures/brandstoffilter/
filter waterafscheider aftappen" in het
hoofdstuk "Onderhoud van uw auto" voor
meer informatie. Normale startprocedure — Keyless
Enter-N-Go™
Let op de lampjes op het instrumentenpaneel
tijdens het starten van de motor.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen
1. Trek altijd de handrem aan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u één
keer op de knop ENGINE START/STOP
drukt.
OPMERKING:
Een vertraging voor het starten van maxi-
maal vijf seconden is mogelijk onder zeer
koude omstandigheden. Het controlelampje
Wachten met starten gaat branden tijdens
het voorgloeien. Als het controlelampje
Wachten met starten uitgaat, slaat de mo-
tor automatisch aan.
LET OP!Als het controlelampje "Water in brandstof"
blijft branden, START de motor NIET alvorens
het water uit de brandstoffilters af te tappen om
schade aan de motor te voorkomen. Raad-
pleeg de paragraaf "Onderhoudsprocedures/
brandstoffilter/filter waterafscheider aftappen"
in het hoofdstuk "Onderhoud van uw auto"
voor meer informatie.3. Het systeem schakelt automatisch de start- motor in om de motor te starten. Als de auto
niet start, wordt de startmotor automatisch
na 30 seconden uitgeschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken voordat de motor aanslaat, druk dan nog-
maals op de knop.
5. Controleer of het waarschuwingslampje olie- druk gedoofd is.
6. Zet de handrem vrij.
257
Page 262 of 480

Startvloeistoffen
De motor is uitgerust met een gloeibougiesys-
teem. Als de instructies in deze handleiding in
acht worden genomen, zou de motor onder alle
omstandigheden moeten starten en hoeft er
geen enkele startvloeistof te worden gebruikt.WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dieren achter in een
geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat. Ver-
wijder daarna de sleutelhouder uit de auto
en vergrendel de auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten. Het achterlaten van kinderen
zonder toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-
den lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de
schakelhendel mogen komen. Laat de
sleutelhouder niet achter in of in de buurt
van de auto (of op een voor kinderen
bereikbare plaats) en laat het contact (van
een voertuig met Keyless Enter-N-Go™)
niet in de modus ACC of ON/RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de elektri-
sche raambediening of andere schake-
laars kunnen bedienen of de auto in bewe-
ging kunnen zetten.
NORMALE WERKING —
DIESELMOTORLet op de volgende zaken als de dieselmotor
draait.
Alle lampjes in de instrumentgroep zijn uit.
Het storingslampje is uit.
Controlelampje motoroliedruk brandt niet.
Werking voltmeter:
De waarde van de voltmeter kan fluctueren bij
verschillende motortemperaturen. Dit wordt ver-
oorzaakt door het gloeibougiesysteem. Het
aantal cycli en de lengte van de cyclus worden
geregeld door de motorregelmodule. De wer-
king van de gloeibougies kan enkele minuten
duren, zodra het opwarmen voltooid is, zal de
naald van de voltmeter zich stabiliseren.
258
Page 263 of 480

Voorzorgsmaatregelen bij koud weerBij gebruik in omgevingstemperaturen lager
dan 0°C kunnen speciale voorzorgsmaatrege-
len noodzakelijk zijn. In de volgende tabellen
bevatten enkele aanbevelingen:
Werkingsbereik van de brandstof
OPMERKING:
Gebruik UITSLUITEND dieselbrandstof met
een ultralaag zwavelgehalte .
*Dieselbrandstof nr. 1 met ultralaag zwavelge-
halte mag uitsluitend worden gebruikt in gebie-
den waar langdurig extreem koude weersom-
standigheden (-23 °C/-10°F) heersen. OPMERKING:
Bij gebruik van op het klimaat afgestemde
dieselbrandstof met ultralaag zwavelge-
halte of dieselbrandstof nr. 1 met ultra-
laag zwavelgehalte neemt het brandstof-
verbruik aanzienlijk toe.
Op het klimaat afgestemde dieselbrand-
stof met ultralaag zwavelgehalte is een
mengsel van dieselbrandstof nr. 2 met
ultralaag zwavelgehalte en dieselbrand-
stof nr. 1 met ultralaag zwavelgehalte,
waarvoor de temperatuurgrens waarbij
zich waskristallen in de brandstof vormen
lager is.
De kwaliteit van de brandstof moet duide-
lijk zijn gemarkeerd op de pomp op het
benzinestation.
De motor vereist het gebruik van diesel-
brandstof met ultralaag zwavelgehalte .
Het gebruik van verkeerde brandstof kan
leiden tot schade aan de motor en het
uitlaatsysteem. Raadpleeg de paragraaf
Vereiste brandstof in Starten en rijden
voor meer informatie hierover. Gebruik van motorolie
Raadpleeg de paragraaf
"Onderhoudsprocedu-
res" in het hoofdstuk "Onderhoud van uw auto"
voor de juiste viscositeit van de motorolie.
Warmdraaien van motor
Geef nooit volgas als de motor koud is. Bij het
starten van een koude motor brengt u de motor
langzaam op het bedrijfstoerental, zodat de
oliedruk wordt gestabiliseerd naarmate de mo-
tor warmdraait.
Laat bij temperaturen onder 32°F (0°C) de
motor gedurende vijf minuten met matige toe-
rentallen opwarmen voordat de motor vol wordt
belast.
Stationair draaienVermijd langdurig stationair draaien, lang stati-
onair draaien kan schadelijk zijn voor de motor
omdat de temperatuur in de verbrandingsruimte
zo ver kan dalen dat de brandstof niet volledig
wordt verbrand. Door onvolledige verbranding
vormt zich koolstof en glazuur op de zuigerve-
ren, de kleppen van de cilinderkop en de ver-
stuivers. De niet-verbrande brandstof kan ook
in het carter binnendringen, waardoor de olie
wordt verdund en de motor snel slijt.
Tabel met werkingsbereik van de brandstof
259
Page 264 of 480

De motor uitschakelenLaat de motor een paar minuten stationair
draaien voordat u de motor afzet, wanneer u
met volle belasting hebt gereden. Tijdens het
stationair draaien voeren de smeerolie en de
koelvloeistof de overtollige warmte weg van de
turbocompressor.OPMERKING:
Raadpleeg de volgende tabel voor het juist
uitschakelen van de motor.
Rijomstandigheden
LadingTemperatuur van de turbocom-
pressor Stationaire draaitijd (min.) voor-
dat de motor wordt uitgescha- keld
Veelvuldig stoppen en optrekken LeegKoud Geen
Veelvuldig stoppen en optrekken Gemiddeld 0,5
Snelwegen Gemiddeld Warm1,0
Stadsverkeer Maximale belasting 1,5
Snelwegen Maximale belasting 2,0
Hellingen Maximale belasting Heet2,5
260
Page 265 of 480

OPMERKING:
Onder bepaalde omstandigheden blijft de
ventilator nog draaien nadat de motor is
uitgeschakeld. Deze omstandigheden zijn
onder hoge belasting en hoge temperaturen.Tips voor koelsysteem —
Automatische transmissieNeem de volgende maatregelen om het risico
op oververhitting van de motor en de versnel-
lingsbak bij hoge temperaturen te beperken:
Rijden in de stad — Als de auto stil staat, zet
dan de versnellingsbak in de stand NEU-
TRAL en verhoog het stationair toerental.
Rijden op de snelweg — Verminder uw
snelheid.
Steile hellingen oprijden — Schakel terug
naar een lagere versnelling.
Airconditioning — Schakel deze tijdelijk uit.
OPMERKING:
Als de koelvloeistoftemperatuur te hoog is,
wordt de A/C automatisch uitgeschakeld. De motor niet laten draaien met lage
oliedruk
Als het waarschuwingslampje oliedruk gaat
branden tijdens het rijden, stop het voertuig en
schakel de motor zo snel mogelijk uit. Als het
lampje aangaat, klinkt er een geluidssignaal.
OPMERKING:
Start de motor pas opnieuw wanneer het
probleem is verholpen. Dit lampje geeft
geen informatie over het motoroliepeil. Het
motoroliepeil moet worden gecontroleerd in
de motorruimte.
LET OP!
Als de oliedruk daalt tot onder de normale
waarde, zet dan de motor onmiddellijk af. Als
u dit niet doet, kan dit onmiddellijke en
ernstige schade aan de motor tot gevolg
hebben.
De motor niet met defecte onderdelen laten
draaien
Alle motorstoringen geven een waarschuwing
voordat de onderdelen defect raken. Wees be-
dacht op veranderingen in prestaties, geluiden
en visuele aanwijzingen dat onderhoud aan de
motor vereist is. Belangrijke aanwijzingen zijn:
overslaan van de motor of sterk trillen
plotseling verlies van motorvermogen
ongebruikelijke motorgeluiden
brandstof-, olie- of koelvloeistoflekken
plotselinge veranderingen, buiten het nor-
male werkbereik, in de bedrijfstemperatuur
van de motor
overmatige rook
daling van de oliedruk
261
Page 266 of 480

AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAKWAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten wan-
neer het motortoerental hoger is dan sta-
tionair. Als u het rempedaal niet stevig
ingetrapt houdt, kan de auto snel naar
voren of achteren schieten. U loopt in dat
geval het risico de controle over de auto te
verliezen en een aanrijding te veroorza-
ken. Schakel pas naar een versnelling
wanneer de motor normaal stationair
draait en u met uw voet krachtig het rem-
pedaal ingetrapt houdt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet voordat u
de auto verlaat altijd de schakelhendel in
de stand PARK, trek de handrem aan en
neem de sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de contactschakelaar in de stand
OFF staat, wordt de versnellingsbak in de
parkeerstand vergrendeld, waardoor de
auto niet ongewenst in beweging kan ko-
men.
Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat. Ver-
wijder daarna de sleutelhouder uit de auto
en vergrendel de auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten. Het achterlaten van kinderen
zonder toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-
den lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de
schakelhendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat de
contactsleutel niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
262
Page 267 of 480

LET OP!De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatregelen niet in acht genomen worden:
Schakel alleen naar of uit PARK of RE-
VERSE als de auto volledig stilstaat.
Schakel niet tussen PARK, REVERSE,
NEUTRAL of DRIVE bij een hoger motor-
toerental dan stationair.
Als u naar een versnelling schakelt, moet u
het rempedaal stevig ingetrapt houden.
OPMERKING:
U moet het rempedaal ingetrapt houden
wanneer u uit PARK schakelt.SleutelblokkeringDeze auto is uitgerust met sleutelblokkering
waardoor de transmissie in de stand PARK
moet worden gezet voordat de motor kan wor-
den uitgeschakeld. Hiermee wordt voorkomen
dat de bestuurder per ongeluk uit de auto stapt
zonder de schakelhendel in de stand PARK te
zetten. Daarnaast vergrendelt het systeem ook de
transmissie in de stand PARK wanneer de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
Blokkeersysteem rem/transmissieDeze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor zorgt dat
de schakelhendel in de stand PARK blijft tenzij
het rempedaal wordt ingetrapt. Om de schakel-
hendel uit de stand PARK te kunnen zetten,
moet de motor draaien en het rempedaal moet
worden ingetrapt.
Het rempedaal moet ook worden ingetrapt om
van de neutraalstand naar de rij- of achteruitrij-
stand te schakelen wanneer het voertuig stil-
staat of met lage snelheid rijdt.ECO-modusDe ECO-modus kan het totale brandstofver-
bruik van de auto verbeteren tijdens normale
rijomstandigheden. Elke keer dat de auto wordt
gestart, is de ECO-modus ingeschakeld en gaat
een oranje lampje in het middelste gedeelte van
het instrumentenpaneel branden. Om de ECO-
modus uit te schakelen, drukt u de ECO-
schakelaar in het midden van het instrumenten-
paneel en het oranje lampje gaat uit om aan te
geven dat de ECO-modus is uitgeschakeld.
Wanneer het ECO-modus is ingeschakeld, ver-
anderen de voertuigregelsystemen als volgt:
De transmissie schakelt eerder op en later
terug.
De koppelomvormerkoppeling kan inschake-
len bij lagere motortoerentallen en langer
ingeschakeld blijven.
De algehele rijgedrag is meer conservatief.
De brandstofverbruik-modusschakelaar
263
Page 268 of 480

Voertuigen met Quadra-Lift™ luchtvering
werken in de stand "Aero"over een breder
toerentalbereik. Raadpleeg de paragraaf
"Quadra-Lift™" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
Sommige functies van de ECO-modus kun-
nen tijdelijk worden uitgeschakeld vanwege
de temperatuur en andere factoren.
Actieve ruisonderdrukking - alleen
Summit-modellen
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
actieve ruisonderdrukking. Dit systeem maakt
gebruik van vier microfoons ingebouwd in de
hemelbekleding om ongewenste uitlaatgeluiden
te detecteren. Een ingebouwde frequentiegene-
rator wekt via de geluidsinstallatie neutralise-
rende geluidsgolven op in de auto het geluid te
onderdrukken.Automatische transmissie met acht
versnellingenDe elektronische schakelhendel in dit voertuig
schuift niet als een conventionele schakelhen-
del. Deze schakelhendel is geveerd en beweegt
naar voren en naar achteren en keert altijd
terug naar de middelste stand nadat een ver- snelling is geselecteerd. De versnellingen
(PRND) worden zowel op de schakelhendel als
op het bestuurdersinformatiedisplay (DID)
weergegeven. Om te schakelen drukt u op de
ontgrendelknop op de schakelhendel en be-
weegt u de hendel naar voren of achteren. U
moet ook het rempedaal ingetrapt houden om
de transmissie uit de stand PARK te schakelen
of van de stand NEUTRAL in de stand DRIVE of
REVERSE te zetten wanneer de auto stilstaat
of met lage snelheid rijdt (raadpleeg
"Blokkeer-
systeem rem/transmissie" in dit hoofdstuk). Als
u langs meerdere versnellingsstanden tegelijk
wilt schakelen (bijvoorbeeld van PARK naar
DRIVE), beweegt u de hendel voorbij de eerste
(of tweede) klikstand. Kies de stand DRIVE
voor normaal rijden.
De elektronisch geregelde versnellingsbak
zorgt voor een nauwkeurig schakelpatroon. Het
elektronisch systeem van de versnellingsbak is
zelf-kalibrerend. Hierdoor kunnen de eerste
schakelingen bij een nieuwe auto in het begin
wat abrupt zijn. Dat is echter normaal. Het
nauwkeurige schakelpatroon ontwikkelt zich
binnen enkele honderden kilometers rijden. U mag uitsluitend van DRIVE naar PARK of
REVERSE schakelen nadat u het gaspedaal
hebt losgelaten en de auto tot stilstand is geko-
men. Houd altijd uw voet op het rempedaal als
u naar deze standen schakelt.
De schakelhendel heeft de standen PARK, RE-
VERSE, NEUTRAL, DRIVE en SPORT. Een-
maal in de stand DRIVE, kunt schakelen tussen
de standen SPORT en DRIVE door de schakel-
hendel naar achteren te tikken. U hoeft niet op
de schakelhendelknop te drukken om te scha-
kelen tussen de standen DRIVE en SPORT. U
kunt handmatig schakelen met de schakelflip-
pers op het stuurwiel. Door op de schakelflip-
pers (-/+) te drukken in de stand DRIVE of
SPORT, kunt u handmatig de versnelling selec-
teren en wordt de huidige versnelling in de
instrumentengroep weergegeven. Raadpleeg
"Schakelflipper-modus"
in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
264
Page 269 of 480

Versnellingen
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen
draaien wanneer u vanuit de standen PARK of
NEUTRAL naar een andere schakelgroep scha-
kelt.
OPMERKING:
Na het selecteren van een schakelgroep
moet u even wachten tot de gekozen ver-
snelling is geactiveerd, voordat u gas geeft.
Dit is met name belangrijk wanneer de motor
koud is.PARK (P)
Deze stand vormt een aanvulling op de hand-
rem en blokkeert de versnellingsbak. In deze
stand kunt u de motor starten. Gebruik de stand
PARK nooit wanneer de auto in beweging is.
Trek de handrem aan wanneer u de auto in
deze stand achterlaat.
Wanneer u op een vlakke ondergrond parkeert,
kunt u eerst naar de stand PARK schakelen en
vervolgens de handrem aantrekken.
Als u op een helling parkeert, moet u eerst de
handrem aantrekken voordat u de transmissie
in de stand PARK zet. Als extra voorzorgsmaat-
regel kunt u op een opwaartse helling de voor-
wielen naar de stoeprand toe draaien en op een
neerwaartse helling van de stoeprand af.
OPMERKING:
In voertuigen met vierwielaandrijving zorgt
u ervoor dat de tussenbak in een stand Drive
staat.
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de handrem. Trek de handrem
altijd volledig aan als u de auto parkeert,
om te voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
Uw auto kan zich in beweging zetten en u
en anderen verwonden wanneer hij niet in
de stand PARK staat. Controleer dit door
te proberen de schakelhendel uit de stand
PARK te bewegen zonder het rempedaal
in te trappen. Zorg ervoor dat de schakel-
hendel in de stand PARK staat voordat u
de auto verlaat.
(Vervolgd)
Schakelhendel
265
Page 270 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten wan-
neer het motortoerental hoger is dan sta-
tionair. Als u het rempedaal niet stevig
ingetrapt houdt, kan de auto snel naar
voren of achteren schieten. U loopt in dat
geval het risico de controle over de auto te
verliezen en een aanrijding te veroorza-
ken. Schakel pas naar een versnelling
wanneer de motor normaal stationair
draait en u met uw voet krachtig het rem-
pedaal ingetrapt houdt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet voordat u
de auto verlaat altijd de schakelhendel in
de stand PARK, trek de handrem aan en
neem de sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de contactschakelaar in de stand
OFF staat, wordt de versnellingsbak in de
parkeerstand vergrendeld, waardoor de
auto niet ongewenst in beweging kan ko-
men.
Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat. Ver-
wijder daarna de sleutelhouder uit de auto
en vergrendel de auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten. Het achterlaten van kinderen
zonder toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-
den lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de
schakelhendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat de
contactsleutel niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
266