JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 301 of 480

Ready Alert Braking — indien
aanwezigReady Alert Braking (anticiperend remsysteem)
kan de tijd verkorten die nodig is om bij een
noodstop de volle remkracht te bereiken. Het
systeem anticipeert op mogelijke noodstopsitu-
aties door te registreren hoe snel de bestuurder
het gaspedaal loslaat. Wanneer het gaspedaal
zeer snel wordt losgelaten, oefent Ready Alert
Braking een geringe remkracht uit. Deze rem-
kracht is zo gering dat de bestuurder deze niet
zal opmerken. Het remsysteem gebruikt deze
remkracht om een snelle reactie van de rem-
men mogelijk te maken wanneer de bestuurder
het rempedaal intrapt.Rain Brake Support (remdroogfunctie)
— indien aanwezigRain Brake Support (remdroogfunctie bij nat
weer) kan de remprestaties bij nat weer verbe-
teren. Het systeem oefent met tussenpozen
een geringe remkracht uit om vocht op de
remschijven van de voorwielen te verwijderen.
Dit systeem werkt alleen wanneer de ruitenwis-
sers in de stand LO of HI staan. In de interval-
stand werkt het systeem niet. Rain Brake Sup-port geeft geen melding aan de bestuurder
wanneer het systeem actief is en het systeem
vereist geen handelingen van de bestuurder.
Hill Descent Control (HDC) — indien
aanwezig (alleen modellen met
vierwielaandrijving met MP3023
tussenbak met twee versnellingenHDC is bedoeld voor terreinrijden met lage
snelheid in de schakelgroep 4WD LOW. HDC
handhaaft de voertuigsnelheid wanneer u hel-
lingen afrijdt, onder verschillende rijomstandig-
heden. HDC regelt de voertuigsnelheid door de
remmen actief te regelen.
HDC heeft drie standen:
1. Uit (functie is niet ingeschakeld en wordt niet
geactiveerd).
2. Ingeschakeld (functie is ingeschakeld en ge- reed maar er wordt niet voldaan aan de
voorwaarden voor activering of de bestuur-
der negeert de functie actief door te remmen
of gas te geven).
3. Actief (functie is ingeschakeld en regelt ac- tief de voertuigsnelheid).
HDC activeren
HDC wordt ingeschakeld door op de HDC-
schakelaar te drukken, maar er moet ook aan
de volgende voorwaarden worden voldaan om
HDC te activeren:
De aandrijflijn staat in de groep 4WD LOW.
De voertuigsnelheid is lager dan 8 km/u (5 mph) De parkeerrem is uitgeschakeld.
Het bestuurdersportier is gesloten.
Schakelaar Hill Descent Control
297
Page 302 of 480

HDC activeren
Wanneer HDC is ingeschakeld, wordt deze
automatisch geactiveerd als er van een helling
wordt gereden waarvan de hellingshoek groot
genoeg is (groter dan ongeveer 8%). De inge-
stelde snelheid voor HDC kan door de bestuur-
der worden geselecteerd en kan worden bijge-
steld met behulp van de schakelflippers. Hier
volgt een overzicht van de HDC-snelheden:
P = geen ingestelde snelheid. HDC kan worden
ingeschakeld, maar wordt niet geactiveerd. R = 1 km/u (0,6 mph)
N = 2 km/u (1,2 mph)
1e = 1 km/u (0,6 mph)
2e = 2 km/u (1,2 mph)
3e = 3 km/u (1,8 mph)
4e = 4 km/u (2,5 mph)
5e = 5 km/u (3,1 mph)
6e = 6 km/u (3,7 mph)
7e = 7 km/u (4,3 mph)
8e = 8 km/u (5,0 mph) OPMERKING:
Als HDC is ingeschakeld, wordt de +/-
schakelflipper gebruikt voor het selecte-
ren van de gewenste HDC-snelheid en zal
deze de transmissie in ERS zetten maar
zal de hendel de door de transmissie
gekozen versnelling niet beïnvloeden ten-
zij er een Driver Override (ingreep door de
bestuurder) plaatsvindt. Tijdens HDC zal
de transmissie naar de juiste versnelling
schakelen voor de door de bestuurder
ingestelde snelheid en bijbehorende
rijomstandigheden.
De prestaties van HDC worden beïnvloed
door de Terrain Select-modus. Dit verschil
kan merkbaar zijn voor de bestuurder als
een variërend niveau van agressiviteit.Ingreep door de bestuurder:
De bestuurder kan de activering van de HDC te
allen tijde opheffen met het gaspedaal of de
remmen. Tijdens het ingrijpen door de bestuur-
der bevindt de transmissie zich in ERS-modus,
een begrenzer voor de hoogste versnelling, zal
de auto vanuit de eerste versnelling schakelen
tot de versnelling die wordt weergegeven. HDC deactiveren
HDC wordt gedeactiveerd maar blijft beschik-
baar als een van de volgende omstandigheden
zich voordoet:
De bestuurder de instelsnelheid van HDC
opheft met het gaspedaal of de remmen.
De voertuigsnelheid is hoger dan 32 km/u
(20 mph) maar blijft lager dan 64 km/u
(40 mph).
Auto bevindt zich op een neerwaartse helling
met een hellingshoek die niet groot genoeg is
(kleiner dan ongeveer 8%), op een vlakke
ondergrond of op een opwaartse helling.
Voertuig is in de stand PARK gezet.
HDC uitschakelen
HDC wordt gedeactiveerd en uitgeschakeld als
een van de volgende omstandigheden zich
voordoet:
De bestuurder drukt op de HDC-schakelaar.
De aandrijflijn wordt uit de groep 4WD LOW
geschakeld.
De handrem wordt ingeschakeld.
298
Page 303 of 480

Bestuurdersportier wordt geopend.
Het voertuig rijdt harder dan 32 km/u
(20 mph) gedurende meer dan 70 seconden.
Het voertuig rijdt harder dan 64 km/u
(40 mph) (HDC wordt onmiddellijk
uitgeschakeld).
Feedback aan de bestuurder:
De instrumentengroep bevat een HDC-
pictogram en een HDC-schakelaar met een
LED die feedback geeft aan de bestuurder over
de status van HDC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar gaan branden en
blijven branden wanneer HDC wordt inge-
schakeld of geactiveerd. Dit is de normale
bedrijfsstand voor HDC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit als de bestuurder op de HDC-schakelaar
drukt, maar niet aan de voorwaarden voor
inschakelen is voldaan.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit wanneer HDC wordt uitgeschakeld als
gevolg van een te hoge snelheid.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen wan-
neer HDC wordt uitgeschakeld als gevolg
van oververhitte remmen. Het knipperen
stopt en HDC wordt opnieuw geactiveerd
zodra de remmen voldoende zijn afgekoeld.
WAARSCHUWING!
HDC is uitsluitend bedoeld om de bestuurder
tijdens het afdalen van een heuvel te helpen
de rijsnelheid onder controle te houden. De
bestuurder moet goed op de rijomstandighe-
den blijven letten en blijft verantwoordelijk
voor handhaving van een veilige rijsnelheid.
Select Speed Control (SSC) —
indien aanwezig (alleen modellen
met vierwielaandrijving met MP3023
tussenbak met twee versnellingen)SSC is uitsluitend bedoeld voor terreinrijden in
de schakelgroep 4WD LOW. SCC handhaaft de
voertuigsnelheid door het motorkoppel en de
remmen actief te regelen.
Schakelaar Selec Speed Control
299
Page 304 of 480

SSC heeft drie standen:
1. Uit (functie is niet ingeschakeld en wordt nietgeactiveerd).
2. Ingeschakeld (functie is ingeschakeld en ge- reed maar er wordt niet voldaan aan de
voorwaarden voor activering of de bestuur-
der negeert de functie actief door te remmen
of gas te geven).
3. Actief (functie is ingeschakeld en regelt ac- tief de voertuigsnelheid).
SSC activeren
SSC wordt ingeschakeld door op de SSC-
schakelaar te drukken, maar er moet ook aan
de volgende voorwaarden worden voldaan om
SSC te activeren:
De aandrijflijn staat in de groep 4WD LOW.
De voertuigsnelheid is lager dan 8 km/u
(5 mph)
De parkeerrem is uitgeschakeld.
Het bestuurdersportier is gesloten.
De bestuurder bedient het gaspedaal niet. SSC activeren
Zodra SSC is ingeschakeld, wordt het automa-
tisch geactiveerd als aan de volgende voor-
waarden is voldaan:
De bestuurder laat het gaspedaal los.
De bestuurder laat het rempedaal los.
De versnellingsbak staat in een andere stand
dan P.
De voertuigsnelheid is lager dan 32 km/u
(20 mph)
De ingestelde snelheid voor SSC kan door de
bestuurder worden geselecteerd en kan worden
bijgesteld met behulp van de schakelflippers.
Hier volgt een overzicht van de SSC-
snelheden:
P = geen ingestelde snelheid. SSC kan wor-
den ingeschakeld, maar wordt niet geacti-
veerd.
R = 1 km/u (0,6 mph)
N = 2 km/u (1,2 mph)
1e = 1 km/u (0,6 mph)
2e = 2 km/u (1,2 mph)
3e = 3 km/u (1,8 mph)
4e = 4 km/u (2,5 mph)
5e = 5 km/u (3,1 mph)
6e = 6 km/u (3,7 mph)
7e = 7 km/u (4,3 mph)
8e = 8 km/u (5,0 mph)
OPMERKING:
Als SSC is ingeschakeld, wordt de +/- scha-
kelflipper gebruikt voor het selecteren van
de gewenste SSC-snelheid en zal deze de
transmissie in ERS zetten maar zal de flip-
per de door de transmissie gekozen ver-
snelling niet beïnvloeden tenzij er een Dri-
ver Override (ingreep door de bestuurder)
plaatsvindt. Tijdens SSC zal de transmissie
naar de juiste versnelling schakelen voor
de door de bestuurder ingestelde snelheid
en bijbehorende rijomstandigheden. De prestaties van SSC worden beïnvloed
door de Terrain Select-modus. Dit ver-
schil kan merkbaar zijn voor de bestuur-
der als een variërend niveau van
agressiviteit.
300
Page 305 of 480

Ingreep door de bestuurder:
De bestuurder kan de activering van de SSC te
allen tijde opheffen met het gaspedaal of de
remmen. Tijdens het ingrijpen door de bestuur-
der bevindt de transmissie zich in ERS-modus,
een begrenzer voor de hoogste versnelling, en
de auto zal vanuit de eerste versnelling scha-
kelen tot de versnelling die wordt weergegeven.
SSC deactiveren
SSC wordt gedeactiveerd maar blijft beschik-
baar als een van de volgende omstandigheden
zich voordoet:
De bestuurder de instelsnelheid van SSC
opheft met het gaspedaal of de remmen.
De voertuigsnelheid is hoger dan 32 km/u
(20 mph) maar blijft lager dan 64 km/u
(40 mph).
Voertuig is in de stand PARK gezet. SSC uitschakelen
SSC wordt gedeactiveerd en uitgeschakeld als een
van de volgende omstandigheden zich voordoet:
De bestuurder drukt op de SSC-schakelaar
De aandrijflijn wordt uit de groep 4WD LOW
geschakeld.
De handrem wordt ingeschakeld.
Bestuurdersportier wordt geopend.
Het voertuig rijdt harder dan 32 km/u
(20 mph) gedurende meer dan 70 seconden.
Het voertuig rijdt harder dan 64 km/u (40 mph)
(SSC wordt onmiddellijk uitgeschakeld)Feedback aan de bestuurder:
De instrumentengroep bevat een SSC-
pictogram en een SSC-schakelaar met een
LED die feedback geeft aan de bestuurder over
de status van SSC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar gaan branden en
blijven branden wanneer SSC wordt inge-
schakeld of geactiveerd. Dit is de normale
bedrijfsstand voor SSC.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit als de bestuurder op de SSC-schakelaar
drukt, maar niet aan de voorwaarden voor
inschakelen is voldaan.
Het pictogram in de instrumentengroep en
het lampje in de schakelaar knipperen gedu-
rende enkele seconden en gaan vervolgens
uit wanneer SSC wordt uitgeschakeld als
gevolg van een te hoge snelheid.
WAARSCHUWING!
SSC is alleen bedoeld om de bestuurder te
helpen de rijsnelheid onder controle te hou-
den tijdens het rijden onder terreinomstan-
digheden. De bestuurder moet goed op de
rijomstandigheden blijven letten en blijft ver-
antwoordelijk voor handhaving van een vei-
lige rijsnelheid.
301
Page 306 of 480

Controle-/storingslampje ESC en
controlelampje ESC UIT
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESC) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de
contactschakelaar naar de stand
ON/RUN wordt gedraaid. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te gaan.
Wanneer controle-/storingslampje ESC continu
blijft branden terwijl de motor draait, is een
storing gedetecteerd in het ESC-systeem. Als
het lampje blijft branden nadat er verschillende
keren is gestart en u meerdere kilometers hebt
gereden met een snelheid hoger dan 48 km/u
(30 mph), dient u zo snel mogelijk contact op te
nemen met uw erkende dealer om het probleem
te laten opsporen en verhelpen.
Het controle-/storingslampje ESC (in de instru-
mentengroep) begint te knipperen zodra de
banden grip verliezen en het ESC-systeem
wordt geactiveerd. Het controle-/storingslampje
ESC knippert ook wanneer het ASR-systeem
actief is. Als het controle-/storingslampje ESC
gaat knipperen tijdens het optrekken, neem dan gas terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk
gas geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan
de toestand van het wegdek aan.
OPMERKING:
Het controlelampje ESC uitgeschakeld en
het controle-/storingslampje ESC gaan
kort branden wanneer de contactschake-
laar in de stand ON/RUN wordt gezet.
Telkens wanneer u het contact in de stand
ON/RUN wordt gezet, behalve wanneer de
auto in groep 4L wordt gestart, is het
ESC-systeem aan, ook als dit eerder is
uitgeschakeld.
Het ESC-systeem maakt zoemende of
klikkende geluiden wanneer het actief is.
Dit is normaal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt na de ma-
noeuvre die de activering van het ESC-
systeem heeft veroorzaakt.
Het controlelampje "ESC uit"geeft
aan dat het elektronisch stabiliteits-
regelsysteem (ESC) gedeeltelijk of
volledig is uitgeschakeld.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
BANDEN
Bandmarkeringen1 — U.S. DOT Code
veiligheidsnormen (TIN) 4 — Maximale belasting
2 — Maat 5 — Maximale spanning
3 — Serviceomschrij-
ving 6 — Slijtage, tractie en
temperatuurbereiken
302