JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 291 of 480

STUURBEKRACHTIGING
5.7-liter motorHet standaard stuurbekrachtigingssysteem
zorgt voor een optimale reactie op stuurma-
noeuvres en maakt de auto gemakkelijk be-
stuurbaar als er weinig ruimte is. Het systeem
voorziet in mechanische stuurkracht als de
stuurbekrachtiging eventueel wegvalt.
Als de stuurbekrachtiging om een of andere
reden uitvalt, blijft de auto normaal bestuurbaar.
Onder dergelijke omstandigheden is er wel aan-
zienlijk meer stuurkracht nodig, vooral bij lage
rijsnelheden en tijdens parkeermanoeuvres.
OPMERKING:
Wat meer werkingsgeluid aan het einde
van de stuurwielslag is normaal en duidt
niet op een probleem met de stuurbe-
krachtiging.
Als het voertuig voor het eerst wordt
gestart bij koud weer, bestaat er kans dat
de pomp van het stuurbekrachtigingssys-
teem even lawaai maakt. Dit is te wijten
aan de koude, dikke vloeistof in de stuur- inrichting. Dit lawaai is als normaal te
beschouwen en is in het geheel niet scha-
delijk voor de stuurinrichting.
WAARSCHUWING!
Blijven rijden zonder optimale stuurbekrach-
tiging is onverstandig. U kunt zo de veiligheid
van uzelf en anderen in gevaar brengen.
Laat zo snel mogelijk onderhoud verrichten.LET OP!
Als u het stuurwiel langdurig naar het einde
van zijn slag gedraaid houdt, raakt de stuur-
bekrachtigingsvloeistof verhit. Vermijd dit
dus als dat mogelijk is. U riskeert anders
schade aan de stuurbekrachtigingspomp.3.6-liter benzinemotor en 3.0-liter
dieselmotorUw auto is voorzien van een elektrohydraulisch
stuurbekrachtigingssysteem waardoor de auto
vlot reageert op uw stuuracties en gemakkelijk
manoeuvreerbaar is in kleine ruimten. Het ni-veau van de bekrachtiging wordt door het sys-
teem gevarieerd, zodat u slechts licht hoeft te
sturen bij het parkeren, maar voldoende stuur-
gevoel houdt bij normaal rijden. Wanneer zich in
het elektrohydraulische stuurbekrachtigings-
systeem een storing voordoet waardoor het
systeem niet langer voor stuurbekrachtiging
kan zorgen, zal het mechanische besturing
mogelijk maken.
LET OP!
Bij extreme stuurmanoeuvres is het mogelijk
dat de elektrisch aangedreven pomp de
stuurbekrachtiging vermindert of uitschakelt
om beschadiging van het systeem te voor-
komen. Zodra het systeem is afgekoeld,
wordt de normale werking hervat.
Wanneer het bericht "SERVICE
POWER STEERING" (onderhoud
stuurbekrachtigingssysteem nood-
zakelijk) samen met een knippe-
rend pictogram wordt weergege-
ven op het DID-scherm, betekent
dit dat auto naar de dealer moet worden ge-
287
Page 292 of 480

bracht voor service. Het is dan mogelijk dat de
stuurbekrachtiging van de auto is uitgevallen.
Raadpleeg de paragraaf"Bestuurdersinfor-
matiedisplay (DID)" in het hoofdstuk"Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
Als het bericht "POWER STEERING HOT"
(stuurbekrachtigingssysteem oververhit) samen
met een pictogram wordt weergegeven op het
DID-scherm, dan betekent dit dat mogelijk ex-
treme stuurmanoeuvres hebben plaatsgevon-
den, waardoor het stuurbekrachtigingssysteem
oververhit is geraakt. De stuurbekrachtiging zal
dan tijdelijk wegvallen totdat niet langer sprake
is van oververhitting. Wanneer de rijomstandig-
heden dit toestaan, zet de auto dan veilig stil
aan de kant van de weg en laat de motor enige
tijd stationair draaien totdat het lampje dooft.
Raadpleeg de paragraaf "Bestuurdersinfor-
matiedisplay (DID)" in het hoofdstuk"Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover. OPMERKING:
Ook wanneer de stuurbekrachtiging niet
meer werkt, kan de auto nog worden be-
stuurd. Onder dergelijke omstandigheden
is wel aanzienlijk meer kracht nodig om te
sturen, vooral bij lage rijsnelheden en
tijdens parkeermanoeuvres.
Breng een bezoek aan uw erkende dealer
voor service, wanneer deze situatie niet
verandert.
Controle vloeistof
stuurbekrachtigingHet peil van de stuurbekrachtigingsvloeistof
hoeft niet op vastgestelde onderhoudstijdstip-
pen te worden gecontroleerd. Het vloeistofpeil
hoeft uitsluitend te worden gecontroleerd als u
vermoedt dat er lekkage optreedt, als u onge-
wone geluiden hoort en/of wanneer het sys-
teem niet naar verwachting werkt. Laat de keu-
ring coördineren door een erkende dealer.
LET OP!
Spoel het systeem van de stuurbekrachti-
ging niet met chemicaliën, omdat daardoor
de onderdelen van de stuurbekrachtiging
beschadigd kunnen raken. Dergelijke
schade wordt niet gedekt door de standaard-
garantie.WAARSCHUWING!
Controleer het vloeistofniveau terwijl de auto
vlak staat en nadat de motor is afgezet, om
zo letsel door bewegende onderdelen te
voorkomen en een accurate niveau-aflezing
te verzekeren. Vul nooit te veel vloeistof bij.
Gebruik uitsluitend door de fabrikant aanbe-
volen stuurbekrachtigingsvloeistof.
Vul zo nodig vloeistof bij tot aan het juiste peil.
Verwijder met een schone doek alle gemorste
vloeistof van de oppervlakken. Raadpleeg de
paragraaf "Vloeistoffen, smeermiddelen en ori-
ginele onderdelen" in"Onderhoud van uw auto"
voor meer informatie hierover.
288
Page 293 of 480

BRANDSTOFBESPARINGS-
TECHNOLOGIE ALLEEN
5.7-LITER MOTOR — INDIEN
AANWEZIGDeze functie zorgt voor een zuiniger brandstof-
verbruik door vier van de acht cilinders van de
motor uit te schakelen bij lichte belasting en
rustige ritten. Het systeem werkt automatisch,
de bestuurder hoeft niets te bedienen en heeft
geen extra vaardigheden nodig.
OPMERKING:
Nadat de accu is losgekoppeld, kan het
enige tijd duren voordat het systeem weer
volledig werkt.HANDREMVoordat u de auto verlaat, moet u controleren of
de handrem volledig is aangetrokken en de
schakelhendel in de stand PARK zetten.Het handrempedaal bevindt zich in de hoek
links onder het instrumentenpaneel. Om de
handrem aan te trekken, moet u het handrem-
pedaal volledig intrappen. Om de handrem vrij
te zetten, trapt u nogmaals het handrempedaal
in en laat u het pedaal langzaam opkomen,
waarbij u voelt dat de rem wordt vrijgegeven.
Als de handrem is aangetrokken terwijl de con-
tactschakelaar in de stand ON staat, gaat het
waarschuwingslampje voor het remsysteem in
de instrumentengroep branden.OPMERKING:
Wanneer de handrem is aangetrokken en
naar een versnelling wordt geschakeld,
gaat het waarschuwingslampje voor het
remsysteem knipperen. Als beweging van
de auto wordt gedetecteerd, klinkt er een
geluidssignaal om de bestuurder hierop
te wijzen. Zet de handrem volledig vrij
voordat u met de auto gaat rijden.
Dit lampje geeft dan alleen aan dat de
handrem is aangetrokken. Het geeft niet
aan hoe krachtig de handrem is aange-
trokken.
Wanneer u op een helling parkeert is het be-
langrijk dat u op een neerwaartse helling de
voorwielen naar de stoeprand toe draait en op
een opwaartse helling van de stoeprand af. U
moet eerst de handrem aantrekken voordat u
de schakelhendel in de stand PARK zet. Anders
kan het door de belasting van het schakelblok-
keersysteem veel moeite kosten om de scha-
kelhendel uit de stand PARK te bewegen. De
handrem moet altijd aangetrokken zijn als de
bestuurder niet in de auto zit.
Handrem
289
Page 294 of 480

WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de handrem. Trek de handrem
altijd volledig aan als u de auto parkeert,
om te voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het
uitstappen en sluit de auto af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten. Het achterlaten van kinderen
zonder toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-
den lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de
schakelhendel mogen komen.
Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de
Keyless Ignition Node in de stand "OFF"
staat. Verwijder daarna de sleutelhouder
uit de auto en vergrendel de auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go™ niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
Controleer of de handrem volledig is vrij-
gezet voordat u gaat rijden. Als u dit niet
doet, kan dit leiden tot een defect van de
remmen, en daardoor tot een aanrijding.
Trek de handrem altijd volledig aan als u
de auto parkeert, om te voorkomen dat de
auto gaat rollen en mogelijk letsel of
schade veroorzaakt. Controleer ook of de
schakelhendel in de stand PARK staat. Als
dit wordt nagelaten kan de auto gaan
rollen en schade of letsel veroorzaken.
LET OP!
Als het waarschuwingslampje voor het rem-
systeem blijft branden nadat de handrem is
vrijgezet, duidt dit op een storing in het
remsysteem. Laat het remsysteem onmid-
dellijk controleren door een erkende dealer.ELEKTRONISCHE
REMREGELINGUw auto is uitgerust met geavanceerde elektro-
nische remregeling, die bestaat uit: ABS-
systeem, tractieregelsysteem (ASR), remassis-
tent (BAS), Electronic Roll Mitigation (ERM) en
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP).
Deze vijf systemen werken samen om onder
verschillende rijomstandigheden de stabiliteit
en de controle over de auto te verbeteren.
Uw voertuig is mogelijk ook uitgerust met Trailer
Sway Control (TSC) (antislipregeling), Hill Start
Assist (HSA) (wegrijhulp op hellingen), Ready
Alert Braking (RAB) (anticiperend remsysteem),
Rain Brake Support (RBS) (remdroogfunctie bij
nat weer) en, als het voorzien is van vierwiel-
290
Page 295 of 480

aandrijving met tussenbak MP 3023 met twee
snelheden, Hill Descent Control (HDC) (afda-
lingsregeling), Select cruise control (SSC)
(ingestelde-snelheidsregeling).ABS-systeemHet ABS-systeem is ontwikkeld om de bestuur-
der te ondersteunen controle te houden over de
auto tijdens ongunstige remomstandigheden.
Het systeem heeft een eigen regeleenheid die
de hydraulische remdruk moduleert om blokke-
ren van de wielen te voorkomen en ervoor te
zorgen dat de wielen niet slippen op een gladde
ondergrond.
Alle wielen en banden van de auto moeten van
dezelfde maat en hetzelfde type zijn en de
bandenspanning moet correct zijn, zodat de
regeleenheid correcte signalen ontvangt.WAARSCHUWING!
Bij een aanzienlijk te hoge of te lage banden-
spanning of bij verschillende banden- of wiel-
maten op de auto kan de werking van de
remmen afnemen.Het ABS-systeem voert bij een lage snelheid
van ongeveer 20 km/u (12 mph) een zelftest uit.
Wanneer u, om enige reden, uw voet op het
rempedaal hebt wanneer de auto een snelheid
van 20 km/u (12 mph) bereikt, wordt deze test
uitgesteld tot de auto een snelheid van 40 km/u
(25 mph) bereikt.
De ABS-pomp draait tijdens de zelftest en tij-
dens een ABS-stop, om de geregelde hydrauli-
sche remdruk te leveren. Tijdens bedrijf maakt
de pompmotor een laag zoemend geluid; dit is
normaal.
WAARSCHUWING!
Pompend remmen heeft op het ABS-
systeem een averechtse uitwerking. De
effectieve remkracht wordt hierdoor ver-
minderd en het risico van een ongeval
neemt toe. Pompend remmen verlengt de
remweg. Wanneer u moet afremmen of
stoppen, trap dan alleen stevig het rempe-
daal in.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Met het ABS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan de
wetten van de natuur. De effectiviteit van
de remmen wordt door ABS niet verder
verhoogd dan de remmen, banden en grip
van de auto toelaten.
Het ABS voorkomt geen ongelukken ten
gevolge van bijvoorbeeld te hoge snelhe-
den in bochten, te weinig afstand houden
of aquaplaning.
Gebruik de mogelijkheden van een auto met
ABS nooit op een roekeloze of gevaarlijke
wijze waardoor de veiligheid van de bestuur-
der of anderen in gevaar wordt gebracht.LET OP!
Het ABS-systeem is gevoelig voor de nega-
tieve invloeden van elektronische ruis, ver-
oorzaakt door achteraf onjuist geïnstalleerde
radio’s of telefoons.
291
Page 296 of 480

OPMERKING:
Bij hard remmen kunt u pulserende haperin-
gen voelen en een klikkend geluid horen. Dit
is normaal, het geeft aan dat het ABS-
systeem in werking is.Tractieregelsysteem (ASR)Dit systeem bewaakt de hoeveelheid wielspin
van elk van de aangedreven wielen. Als wiel-
spin van een of meer wielen wordt gedetec-
teerd, worden de doorslippende wielen afge-
remd en wordt het motorvermogen verminderd
voor een betere acceleratie en stabiliteit.
Een voorziening van het ASR-systeem, Brake
Limited Differential (BLD), functioneert op de-
zelfde wijze als een limited-slipdifferentieel en
regelt de wielspin van een aangedreven as. Als
één wiel van een aangedreven as sneller draait
dan het andere, wordt het doorslippende wiel
afgeremd. Hierdoor kan er meer motorkoppel
naar het niet-doorslippende wiel gaan. Deze
functie blijft actief zelfs als ESP in de modus
"Gedeeltelijk uit"staat. Raadpleeg voor meer
informatie “Elektronisch stabiliteitsregelsys-
teem (ESP)” in dit hoofdstuk.
Remassistent (BAS)De remassistent (BAS) is ontworpen om de
remwerking van de auto te optimaliseren tijdens
noodremsituaties. Het systeem herkent een
noodremsituatie aan de hand van de snelheid
en kracht waarmee het rempedaal wordt inge-
trapt en optimaliseert de remdruk dienovereen-
komstig. Dit draagt bij aan een verkorting van
de remweg. Het BAS vult het ABS aan. Wan-
neer u het rempedaal zeer snel intrapt, is de
assistentie van het BAS-systeem optimaal. Om
van het systeem te profiteren moet u het rem-
pedaal tijdens de noodstop ononderbroken
intrappen (niet "pompend"remmen). Verminder
de druk op het rempedaal niet, tenzij u niet
langer hoeft te remmen. Zodra u het rempedaal
loslaat, wordt het BAS-systeem uitgeschakeld.WAARSCHUWING!
Met het BAS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan de
wetten van de natuur en het systeem zorgt
evenmin voor meer grip op het wegdek.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
BAS kan geen ongelukken voorkomen,
zeker geen ongelukken die worden veroor-
zaakt door te hoge snelheden in bochten,
het rijden op zeer glad wegdek, of aqua-
planing.
Gebruik de mogelijkheden van een auto
met BAS nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de be-
stuurder of anderen in gevaar brengt.Electronic Roll Mitigation (ERM)Door bewaking van de stuurbewegingen en de
snelheid van de auto anticipeert dit systeem op
de mogelijkheid dat een wiel loskomt van het
wegdek. Wanneer het ERM-systeem vaststelt
dat de mate waarin de hoek van het stuur
verandert, en de snelheid van het voertuig
voldoende zijn om het wiel op te tillen, wordt er
bijgeremd en kan het motorvermogen worden
verminderd. Zo wordt de kans kleiner dat het
wiel wordt opgetild. Het ERM-systeem grijpt
alleen in bij zeer ernstige of ontwijkende rijma-
noeuvres.
292
Page 297 of 480

Het systeem kan de kans op het optillen van
een wiel alleen verminderen tijdens zeer ern-
stige of ontwijkende rijmanoeuvres. Het sys-
teem kan niet voorkomen dat het wiel wordt
opgetild als gevolg van andere factoren, zoals
de staat van de weg, het verlaten van de rijbaan
of het raken van objecten of andere voertuigen.WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belading van
het voertuig en de weg- en rijomstandighe-
den, die ervoor kunnen zorgen dat een wiel
wordt opgetild of het voertuig kantelt. Het
ERM-systeem kan niet in alle gevallen voor-
komen dat een wiel wordt opgetild of de auto
kantelt, met name niet wanneer de rijbaan
wordt verlaten of wanneer er objecten of
andere voertuigen worden geraakt. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met ERM
nooit op een roekeloze of gevaarlijke wijze
die de veiligheid van de bestuurder of ande-
ren in gevaar brengt.
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP)Dit systeem verbetert de bestuurbaarheid en
stabiliteit van de auto onder diverse rijomstan-
digheden. ESP corrigeert over- en ondersturen
van het voertuig door het juiste wiel af te
remmen. Zo wordt tegengestuurd bij onder- of
oversturen. Ook kan het motorvermogen wor-
den verminderd om het voertuig te helpen bij
het handhaven van de juiste rijrichting.
ESP bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste rijrich-
ting. Het systeem vergelijkt deze baan dan met
de werkelijke rijrichting van het voertuig. Wan-
neer de werkelijke baan niet overeenkomt met
de gewenste baan, remt ESP het juiste wiel af
om over- of onderstuur tegen te gaan.
Overstuur: de auto draait meer dan correct is
voor de stand van het stuur
Onderstuur: de auto draait minder dan cor-
rect is voor de stand van het stuur.
Het controle-/storingslampje ESP in de instru-
mentengroep begint te knipperen zodra de ban-
den grip verliezen en het ESP-systeem wordt
geactiveerd. Het controle-/storingslampje ESP knippert ook wanneer het ASR-systeem actief
is. Als het controle-/storingslampje ESP gaat
knipperen tijdens het optrekken, neem dan gas
terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk gas
geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de
toestand van het wegdek aan.
WAARSCHUWING!
Met het ESC-systeem wordt niet voorkomen
dat de auto onderworpen blijft aan de wetten
van de natuur en het systeem zorgt evenmin
voor meer grip op het wegdek. ESC kan
geen ongelukken voorkomen, zeker geen
ongelukken die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. ESC kan
evenmin ongelukken voorkomen die het ge-
volg zijn van het verlies van de controle over
het voertuig doordat het rijgedrag niet is
aangepast aan de omstandigheden. Alleen
een oplettende en bekwame bestuurder met
een veilige rijstijl kan ongelukken voorko-
(Vervolgd)
293
Page 298 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
men! Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ESC nooit op een roekeloze of
risicovolle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
Het ESP-systeem kent twee bedrijfsmodi in de
groep 4WD HIGH en tweewielaangedreven
voertuigen, en één bedrijfsmodus in de groep
4WD LOW.
Groep High (modellen met
vierwielaandrijving) of modellen met
tweewielaandrijving
On (Aan)
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD HIGH en in voertuigen met twee-
wielaandrijving. Als de auto wordt gestart of als
de tussenbak (indien aanwezig) vanuit de groep
4WD LOW of vanuit NEUTRAL wordt terugge-
schakeld naar de groep 4WD HIGH dan is het
ESP-systeem in deze "On"-modus. Deze mo-
dus dient te worden gebruikt onder bijna alle
rijomstandigheden. Het ESP mag alleen om specifieke redenen in de bedrijfsmodus
"Partial
Off" (gedeeltelijk uit) worden geschakeld, zoals
hieronder beschreven.
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Deze instelling bereikt u door kort op de scha-
kelaar "ESP uit" te drukken. Wanneer ESP in de
stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) staat, is de
ASR-functie van ESP uitgeschakeld (behalve
BLD, dat wordt beschreven in de paragraaf over
ASR) en brandt het controlelampje "ESP uit".
Alle overige stabiliteitsvoorzieningen van het
ESP-systeem functioneren normaal. Deze mo-
dus is bedoeld voor situaties waarin het voer-
tuig zich in diepe sneeuw, zand of gravel be-
vindt en waar de wielen sneller moeten draaien
dan het ESP normaal gesproken zou toestaan,
om weer grip te krijgen. Om ESP weer in te
schakelen, drukt u kort op de schakelaar "ESP
uit". Hierdoor wordt de normale bedrijfsmodus
"ESP aan" hersteld. OPMERKING:
Om de trekkracht tijdens het rijden met
sneeuwkettingen of bij het wegrijden in diepe
sneeuw, zand of grind te verbeteren, is het
raadzaam de functie
Partial Off (gedeeltelijk
uit) in te schakelen door kort op de schakelaar
ESP uit te drukken. Wanneer er geen reden
meer is om de functie Partial Off (gedeeltelijk
uit) te gebruiken, drukt u kort op de schake-
laar ESP Uit om ESP weer in te schakelen. Dit
is ook mogelijk tijdens het rijden.WAARSCHUWING!
Wanneer ESC in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de ASR-functie van ESC uitge-
schakeld (behalve de slipbeperking die is
beschreven de paragraaf over ASR) en
brandt het indicatielampje "ESC uit". Wan-
neer ESC in de stand "Gedeeltelijk uit"staat,
wordt de functie voor het verminderen van
het motorvermogen van ASR uitgeschakeld
en neemt de verbeterde voertuigstabiliteit
die het ESC-systeem biedt af.
(Vervolgd)
294
Page 299 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Trailer Sway control (TSC) is uitgescha-
keld wanneer het ESC-systeem in de
stand "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) staat.
Groep 4WD LOW
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD LOW. Als de auto wordt gestart in
de groep 4WD LOW of als de tussenbak (indien
aanwezig) wordt geschakeld van de groep 4WD
HIGH of NEUTRAL naar groep 4WD LOW,
bevindt het ESP-systeem zich in de modus
"Partial Off" (Gedeeltelijk uit).Antislingerregeling (ASR)ASR maakt gebruik van sensoren in de auto die
het gevaarlijk slingeren van de aanhanger de-
tecteren. ASR neemt de nodige maatregelen
om het slingeren te stoppen. Het systeem kan
het motorvermogen verlagen en de betreffende
wielen afremmen om het slingeren tegen te
gaan. ASR wordt automatisch ingeschakeld
wanneer een gevaarlijk slingerende aanhanger
wordt gedetecteerd. ASR is niet in staat om het slingeren van alle aanhangers te stoppen. Ga
tijdens het trekken van een aanhanger altijd
voorzichtig te werk en volg de aanbevelingen
voor het disselgewicht van de aanhanger.
Raadpleeg
"Trekken van een aanhanger" in dit
hoofdstuk voor meer informatie. Wanneer ASR
is ingeschakeld, knippert het controle-/
storingslampje ESP, wordt het motorvermogen
verlaagd en voelt u dat de wielen afzonderlijk
worden afgeremd om te proberen het slingeren
van de aanhanger te stoppen. Als het ESP-
systeem in de stand "Partial Off"(gedeeltelijk
uit) staat, is ASR uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Als TSC tijdens het rijden wordt geactiveerd,
rem dan af, zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats aan de kant en verdeel de
lading van de aanhanger opnieuw om het
slingeren tegen te gaan.Hill Start Assist (HSA)Het HSA-systeem is bedoeld om de bestuurder te
helpen bij het wegrijden vanuit stilstand op een
helling. HSA handhaaft gedurende een korte pe- riode dezelfde remkracht die de bestuurder heeft
uitgeoefend, nadat de bestuurder zijn voet van
het rempedaal haalt. Als de bestuurder tijdens
deze korte periode geen gas geeft, zal het sys-
teem minder remkracht uitoefenen en zal de auto
van de helling rollen. Het systeem vermindert de
remkracht in verhouding tot de hoeveelheid gas
die gegeven wordt zodra de auto in de bedoelde
rijrichting begint te bewegen.
Voorwaarden voor activering van HSA
HSA wordt geactiveerd als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
De auto moet stilstaan.
De auto moet op een helling van ongeveer
6% of meer staan.
De gekozen versnelling moet overeenkomen
met de stand van de auto op de helling (in
een vooruitversnelling als de voorkant van de
auto naar boven is gericht; in de achteruit-
versnelling (REVERSE) als de voorkant van
de auto naar beneden is gericht).
HSA werkt in de achteruitversnelling (RE-
VERSE) en alle vooruitversnellingen als aan de
voorwaarden voor activering wordt voldaan. Het
295
Page 300 of 480

systeem wordt niet geactiveerd als de schakel-
hendel in de stand in NEUTRAL of PARK staat.WAARSCHUWING!
Met een zwaar beladen auto of bij het trek-
ken van een aanhanger kunnen zich op
lichte hellingen situaties voordoen waarbij
het systeem niet wordt geactiveerd en de
auto een iets gaat rollen. Dit kan leiden tot
een aanrijding met een ander voertuig of
object. Vergeet nooit dat de bestuurder ver-
antwoordelijk is voor het remmen.
Een aanhanger trekken met HSA
HSA helpt u tijdens het wegrijden op een helling
terwijl u een aanhanger trekt.
WAARSCHUWING!
Als u een aanhangerremregeling gebruikt
op uw aanhanger, kunt u de remmen van
uw aanhanger in- en uitschakelen met de
remschakelaar. Het is dan mogelijk dat er,
wanneer u het rempedaal loslaat, onvol-
doende remkracht is om de auto en aan-
hanger op een helling op hun plaats te
houden, wat kan leiden tot een aanrijding
met een ander voertuig of object achter u.
Om te voorkomen dat de auto omlaag rolt
als u weer gaat rijden, moet u de aanhan-
gerrem handmatig inschakelen voordat u
het rempedaal loslaat. Vergeet nooit dat
de bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
HSA is geen handrem. Als u de auto
stopzet op een helling zonder de versnel-
lingsbak in de stand PARK te zetten of de
handrem aan te trekken, zal de auto van
de helling rollen en in botsing kunnen
komen met een andere auto of een object.
Gebruik altijd handrem wanneer u op een
helling parkeert en vergeet nooit dat de
bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen.
HSA uitschakelen
Als u het HSA-systeem wilt uitschakelen, kan
dit worden uitgevoerd met behulp van de instel-
lingen van Uconnect® Access. Raadpleeg
"Uconnect® Access instellingen" in het hoofd-
stuk "Het instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
296