service JEEP GRAND CHEROKEE 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2015, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2015Pages: 480, PDF Size: 4.63 MB
Page 328 of 480

OPMERKING:
Het reservewiel is niet voorzien van een
bandenspanningssensor. Het bandenspan-
ningscontrolesysteem kan de bandenspan-
ning niet controleren. De eerst volgende
keer dat u de auto start na de montage van
het reservewiel op de plaats van een band
met een te lage spanning, gaat het banden-
spanningslampje branden, klinkt een ge-
luidssignaal, wordt een spanningswaarde in
een andere kleur op het display van het DID
weergegeven en wordt de melding Inflate to
XXX kPa (oppompen tot XXX kPa) weerge-
geven. Nadat u maximaal 20 minuten met
een snelheid van meer dan 24 km/u (15 mph)
hebt gereden, gaat het bandenspannings-
lampje gedurende 75 seconden knipperen
en vervolgens continu branden. Verder ver-
schijnt er op het DID vijf seconden lang het
bericht SERVICE TPM SYSTEM (Onder-
houd bandenspanningscontrolesysteem) en
worden er streepjes (- -) weergegeven in
plaats van de bandenspanning. Elke vol-
gende keer dat u de auto start, klinkt het geluidssignaal, knippert het bandenspan-
ningslampje gedurende 75 seconden en
blijft daarna continu branden, wordt op het
DID gedurende vijf seconden het bericht
SERVICE TPM SYSTEM
(Onderhoud ban-
denspanningscontrolesysteem) weergege-
ven en worden vervolgens streepjes (- -) in
plaats van de bandenspanning weergege-
ven. Zodra de oorspronkelijke band is gere-
pareerd of vervangen en op de auto is ge-
monteerd in plaats van het reservewiel,
wordt het bandenspanningscontrolesys-
teem automatisch bijgewerkt.
Bovendien dooft het bandenspanningslampje
en verschijnt op het DID in plaats van de
streepjes (- -) een nieuwe spanningswaarde,
tenzij de spanning in een van de vier banden tot
onder de waarschuwingsgrens is gedaald. Het
is mogelijk dat u eerst ongeveer 20 minuten met
een snelheid hoger dan 24 km/u (15 mph) moet
rijden, voordat het bandenspanningscontrole-
systeem deze informatie ontvangt.
Bandenspanningscontrolesysteem
uitschakelen - indien aanwezigHet bandenspanningscontrolesysteem kan
worden uitgeschakeld als alle vier de wielen
met banden worden vervangen door wielen met
banden die geen bandenspanningssensoren
hebben, bijvoorbeeld wanneer winterbanden op
de auto worden gezet. Om het bandenspan-
ningscontrolesysteem uit te schakelen, moeten
alle vier de (originele) banden met wielen met
bandenspanningssensoren weer vervangen
worden door banden zijn voorzien van banden-
spanningssensoren. Rijd daarna gedurende 20
minuten met een snelheid van meer dan
25 km/u (15,5 mph). Het bandenspanningscon-
trolesysteem geeft een geluidssignaal, het ban-
denspanningslampje knippert gedurende 75 se-
conden en brandt daarna continu, en op het
bestuurdersinformatiedisplay (DID) verschijnt
het bericht "SERVICE TPM SYSTEM" onder-
houd bandenspanningscontrolesysteem) weer,
gevolgd door streepjes (--) in plaats van de
bandenspanningswaarden. De eerstvolgende
keer dat het contact wordt ingeschakeld, zal het
bandenspanningscontrolesysteem niet langer
een geluidssignaal weergeven en het bericht
324
Page 329 of 480

"SERVICE TPM SYSTEM"(onderhoud ban-
denspanningscontrolesysteem) niet langer to-
nen in het DID. De streepjes (--) blijven echter
de plaats innemen van de spanningswaarden.
Om het bandenspanningscontrolesysteem
weer in te schakelen, moeten alle vier de ban-
den met wielen weer vervangen worden door
banden die voorzien zijn van bandenspannings-
sensoren. Rijd daarna gedurende maximaal 20
minuten met een snelheid van meer dan
25 km/u (15,5 mph). Het bandenspanningscon-
trolesysteem geeft een geluidssignaal, het ban-
denspanningslampje knippert gedurende 75 se-
conden en dooft vervolgens, en het
bestuurdersinformatiedisplay (DID) geeft het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM" (onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem) weer. Het
DID toont ook de spanningwaarden in plaats
van de streepjes. Als de auto opnieuw wordt
gestart zal het bericht "SERVICE TPM SYS-
TEM" (onderhoud bandenspanningscontrole-
systeem) niet meer verschijnen zolang zich
geen systeemstoring voordoet.
BRANDSTOFVEREISTEN
3,6-liter motorAlle motoren voldoen aan alle emissie-eisen,
hebben een laag brandstofverbruik en bieden
optimale rijeigenschappen als u hoogwaardige
loodvrije benzine met een minimum octaangetal
(RON) van 91 gebruikt.
Licht pingelen bij lage motortoerentallen is niet
schadelijk voor de motor. Aanhoudend ernstig
pingelen bij hoge motortoerentallen kan echter
schade veroorzaken en vereist onmiddellijk on-
derhoud. Benzine van slechte kwaliteit kan pro-
blemen veroorzaken, zoals slecht starten, af-
slaan en haperen van de motor. Als u last heeft
van dergelijke storingen, probeer dan eerst een
ander merk benzine voordat u contact opneemt
met uw dealer.
Meer dan 40 automobielfabrikanten overal ter
wereld hebben uniforme specificaties opgesteld
voor de kwaliteit van brandstoffen (het World-
wide Fuel Charter oftewel het WWFC). Deze
specificaties definiëren de noodzakelijke eigen-
schappen voor de optimale emissiewaarden,
prestaties en duurzaamheid van uw auto. De fabrikant raadt het gebruik van benzine aan die
voldoet aan de WWFC-specificaties.
Naast loodvrije benzine met het juiste octaan-
gehalte, wordt ook benzine aanbevolen waar-
aan reinigingsmiddelen en additieven voor cor-
rosiepreventie en stabiliteit zijn toegevoegd.
Het gebruik van benzine met deze additieven
heeft een gunstige invloed op het brandstofver-
bruik, verlaagt de emissiewaarden en hand-
haaft de motorprestaties.
Benzine van slechte kwaliteit kan problemen
veroorzaken, zoals slecht starten, afslaan en
haperen van de motor. Als u last heeft van
dergelijke storingen, probeer dan eerst een
ander merk benzine voordat u contact opneemt
met uw dealer.
5.7-liter motorDeze motoren voldoen aan alle emissie-eisen,
hebben een laag brandstofverbruik en bieden
optimale prestaties als u hoogwaardige lood-
vrije benzine met een octaangetal van 91 t/m 95
RON (Research Octane Number) gebruikt.
Voor optimale prestaties raadt de fabrikant aan
benzine met een octaangetal van 95 RON
(Research Octane Number) te gebruiken.
325
Page 366 of 480

10. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw demoersleutel aan het einde van de hendel
omlaag voor meer hefboomwerking. Trek
de wielmoeren in stervolgorde aan totdat
iedere moer twee keer aangetrokken is.
Raadpleeg de paragraaf "Voorgeschreven
aanhaalmomenten" in dit hoofdstuk voor
het juiste aanhaalmoment voor de wiel-
moeren. Als u twijfelt of de moeren goed
zijn vastgezet, laat dit dan bij uw dealer of
een bandenservicebedrijf nog eens contro-
leren met een momentsleutel.
11. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand en leg de krik en het gereedschap weer op
hun plaats in de opbergruimte van schuim.
12. Verwijder de kleine middendop en berg de band veilig op in de laadruimte. 13. Laat het aluminium wiel en de band zo snel
mogelijk repareren, bevestig het reserve-
wiel stevig met de speciale vleugelmoer en
een aanhaalmoment van 5 Nm, leg de krik
en het gereedschap weer op hun plaats in
de opbergruimte van schuim en vergrendel
het achterste laadvloerpaneel.
WAARSCHUWING!
Een losse krik of wiel kan bij een noodstop of
ongeval naar voren schieten en zo de inzit-
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
tenden ernstig letsel toebrengen. Berg de
krik en het reservewiel altijd op de daarvoor
bestemde plaatsen op. Laat de leeggelopen
(lekke) band onmiddellijk repareren of ver-
vangen.Origineel wiel monteren1. Monteer het originele wiel op de as.
2. Breng de overige wielmoeren aan met hetconusvormige uiteinde van de moer in de
richting van het wiel. Haal de wielmoeren
licht aan.WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op de
krik uitgeoefende kracht verschuift, mogen
de wielmoeren pas definitief worden vastge-
zet als de auto weer vast op de grond staat.
Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan
dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
Opgeborgen reservewiel
362
Page 385 of 480

BOORDDIAGNOSESYSTEEM
(OBD II)Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem genaamd OBD II (On-Board
Diagnostic). Dit systeem bewaakt de regelsys-
temen voor uitlaatgasemissie, de motor en de
automatische versnellingsbak. Als deze syste-
men correct werken, zal uw auto uitstekende
prestaties leveren, brandstof besparen en lage
emissiewaarden hebben die aan de strengste
eisen voldoen.
Als een van deze systemen onderhoud nodig
heeft, zorgt OBD II ervoor dat het storings-
lampje gaat branden. Daarnaast slaat het sys-
teem diagnostische codes en andere gegevens
op die monteurs kunnen helpen bij het uitvoe-
ren van reparaties. Hoewel u dan meestal nog
met de auto kunt rijden en niet gesleept hoeft te
worden, dient u toch zo spoedig mogelijk uw
erkende dealer te bezoeken voor service.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje, kan het emissiere-
gelsysteem verder beschadigd raken. Het
kan ook van invloed zijn op het brandstof-
verbruik en het rijgedrag. De auto vereist
onderhoud om emissietests te kunnen uit-
voeren.
Als het lampje knippert wanneer de motor
draait, zal de katalysator vrij snel ernstig
defect raken en zal het motorvermogen afne-
men. Raadpleeg dan onmiddellijk uw dealer.
VERVANGENDE ONDERDELENHet gebruik van originele MOPAR® onderdelen
voor normaal/periodiek onderhoud en voor re-
paraties wordt ten zeerste aanbevolen om ze-
ker te zijn van de gespecificeerde prestaties.
Schade en storingen die worden veroorzaakt
door het gebruik van andere dan originele MO-
PAR® onderdelen voor onderhoud en repara-
ties worden niet gedekt door de standaardga-
rantie van de fabrikant.
ONDERHOUDSPROCEDURESDe volgende pagina’s bevatten de vereiste
onderhoudswerkzaamheden zoals vastgesteld
door de fabrikant van uw auto.
Naast de onderhoudsaspecten die worden ver-
meld in het vaste onderhoudsschema zijn er
mogelijk ook andere componenten die op een
later tijdstip onderhoud vereisen of vervangen
moeten worden.LET OP!
Onvoldoende onderhoud van uw auto of
het achterwege laten van benodigde beur-
ten en reparaties kan leiden tot duurdere
reparaties, schade aan andere onderdelen
of slechtere prestaties van de auto. Laat
mogelijke storingen onmiddellijk onder-
zoeken door een erkende dealer of een
erkend garagebedrijf.
(Vervolgd)
381
Page 389 of 480

LET OP!
Tap het brandstoffilter/filter van de water-
afscheider niet af wanneer de motor draait.
Dieselbrandstof beschadigt de asfaltbekle-
ding van het wegdek. Tap de filters af in
een voor dit doeleinde geschikte opvang-
bak.
Als er water wordt gedetecteerd in de wateraf-
scheider terwijl de motor draait of de contact-
schakelaar in de stand ON staat, gaat het
controlelampje "Water in brandstof" branden en
klinkt er een geluidssignaal. Op dit punt moet u
de motor uitzetten en het water uit het filterhuis
aftappen.
1 — Toegang tot brandstoffilter
2 — Water in brandstof aftappenLET OP!Als het controlelampje "Water in brandstof"
blijft branden, START de motor NIET alvorens
het water uit de brandstoffilters af te tappen om
schade aan de motor te voorkomen.
Als het controlelampje "Water in brandstof"gaat
branden en er één geluidssignaal klinkt terwijl u
rijdt, of met de contactschakelaar in de stand
ON, is er mogelijk een probleem met de bedra-
ding of sensor van uw waterafscheider. Bezoek
uw erkende dealer voor service.
Nadat het water uit het brandstoffilter is afge-
tapt, blijft het controlelampje "Water in brand-
stof" ongeveer 10 seconden branden. Nadat het
water uit het brandstoffilter is afgetapt, kan het
controlelampje "Water in brandstof" nog onge-
veer drie minuten blijven branden.
OPMERKING:
Wees zorgvuldig bij het afvoeren van ge-
bruikte vloeistoffen van uw auto. Onzorgvul-
dig afvoerde vloeistoffen kunnen een belas-
ting voor het milieu vormen. Neem contact
op met een erkende dealer, vakgarage of de
gemeentelijke overheid voor advies over re-
cyclingprogramma’s en het afvoeren van
afgewerkte vloeistoffen en filters.
Brandstoffilter
385
Page 393 of 480

WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig. Voer
alleen de service uit waarvan u de kennis
en waarvoor u de juiste apparatuur heeft.
Als u twijfelt over uw kunde om een be-
paalde werkzaamheid uit te voeren, breng
dan uw auto naar een vakkundige mon-
teur.
Bij het inspecteren van hulpaandrijfriemen zijn
kleine barsten die over het multi-oppervlak van
de riem van rib naar rib lopen normaal. Deze
zijn geen reden om de riem te vervangen.
Echter, scheuren in de lengterichting van een
rib (niet overdwars) zijn niet normaal. Een riem
met scheuren in de lengterichting van een rib
moet worden vervangen. Ook dient u de riem te
vervangen als deze overmatige slijtage, rafelige
koorden of ernstige verglazing vertoont. Omstandigheden waarbij deze moet worden
vervangen:
Losraken rib (één of meer ribben zijn losge-
raakt van de riem)
Slijtage rib of riem
Riem in lengterichting gescheurd (scheuren
tussen twee ribben)
Riem slipt
"Verspringen van groef" (aandrijfriem blijft
niet in de correcte positie op de poelie)
Aandrijfriem gebroken (opmerking: identifi-
ceer en corrigeer het probleem voordat de
nieuwe riem wordt gemonteerd)
Geluid (bezwaarlijk gejengel, gepiep of
bromgeluid te horen of voelen terwijl de
aandrijfriem in bedrijf is)
Sommige omstandigheden kunnen worden ver-
oorzaakt door een defecte component, zoals
een riempoelie. Riempoelies moeten zorgvuldig
worden gecontroleerd op beschadiging en
juiste uitlijning.
Voor riemvervanging is op sommige modellen
het gebruik van speciaal gereedschap vereist,
wij adviseren uw auto te laten onderhouden bij
een erkende dealer.
Accessoireriem (lusvormige riem)
389
Page 411 of 480

ZEKERINGENWAARSCHUWING!
Vervang doorgebrande zekeringen uitslui-
tend door exemplaren met dezelfde ampè-
rewaarde. Vervang een zekering nooit
door een zekering met een hogere ampè-
rewaarde. Vervang een doorgebrande ze-
kering nooit door een metalen draad of
enig ander materiaal. Als u nalaat de juiste
zekeringen te gebruiken, kan dit resulteren
in ernstig persoonlijk letsel, brand en/of
schade aan eigendommen.
Voordat u een zekering vervangt, moet u
ervoor zorgen dat het contact is uitgescha-
keld en dat alle andere services zijn uitge-
schakeld.
Als de vervangen zekering opnieuw door-
brandt, neem dan contact op met een
erkende dealer.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Als een algemene-beveiligingszekering
voor de veiligheidssystemen (airbagsys-
teem, remsysteem), vermogenseenheids-
systemen (motorsysteem, versnellings-
baksysteem) of het besturingssysteem
doorbrandt, dient u contact op te nemen
met een erkende dealer.
StroomverdeelkastDe stroomverdeelkast bevindt zich in de motor-
ruimte in de buurt van de accu. Deze kast bevat
patroonzekeringen, microzekeringen, relais en
stroomonderbrekers. Mogelijk is een beschrijving
van iedere zekering en van ieder onderdeel op de
binnenste kap gestempeld. Anders is de locatie van
iedere zekering op de binnenste kap gestempeld,
in overeenstemming met de volgende tabel.
Stroomverdeelkast
407
Page 418 of 480

VERVANGENDE LAMPEN
Gloeilampen van de binnenverlichting
Gloeilampnummer
Verlichting handschoenenkastje 194
Handgreepverlichting L002825W5W
Leeslampen in dakconsole VT4976
Verlichting laadruimte achter 214–2
Verlichting make-up spiegel V26377
Interieurverlichting benedenpaneel 906
Instrumentenpaneel (algemene verlichting) 103
Alarmlicht 74
Gloeilampen van de buitenverlichting
Gloeilampnummer
Koplampen (dimlicht) - indien aanwezig H11
Premium-koplampen (dim-/grootlicht) D3S (service bij erkende dealer)
Koplampen (grootlicht) - indien aanwezig 9005
Premium parkeerlichten/richtingaanwijzers LED - (service bij erkende dealer)
414
Page 419 of 480

Gloeilampnummer
Premium daglichtlamp (DRL) LED - (service bij erkende dealer)
Mistlampen voor H11
Markeerverlichting voor - indien aanwezig W5W
Premium markeerverlichting voor - indien aanwezig LED - (service bij erkende dealer)
Parkeerlicht/richtingaanwijzer - indien aanwezig 7444NA (WY27/8W)
Richtingaanwijzers achteraan op zijkant carrosserie 7440NA(WY21W)
Aanvullende achterlichten achterklep LED - (service bij erkende dealer)
Achteruitrijlichten achterklep 921 (W16W)
Kentekenverlichting achter LED - (service bij erkende dealer)
Remlichten achteraan op zijkant carrosserie 3157KRD LCP
Achterlichten, achteraan op de zijkant van de carrosserie LED - (service bij erkende dealer)
CHMSL - Derde remlicht LED - (service bij erkende dealer)
OPMERKING:
De nummers verwijzen naar in de handel verkrijgbare gloeilamptypen die bij uw erkende dealer kunnen worden aangeschaft.
Als een gloeilamp moet worden vervangen, gaat u naar uw erkende dealer of raadpleegt u het desbetreffende onderhoudshandleiding.
415
Page 420 of 480

GLOEILAMPEN VERVANGENOPMERKING:
Onder bepaalde weersomstandigheden kun-
nen de lenzen beslaan. Normaliter lost dit
zich weer op wanneer de weersomstandig-
heden veranderen en de condens weer ver-
dampt. Het inschakelen van de lampen ver-
snelt het ontwasemingsproces meestal.HID-koplampen (High Intensity
Discharge) — indien aanwezigDe koplampen zijn een soort hoogspan-
ningsontladingsbuis. Zelfs wanneer de koplam-
pen zijn uitgeschakeld en de sleutel uit het
contactslot is verwijderd, kan er nog hoogspan-
ning aanwezig zijn in het circuit.Daarom mag u
niet zelf proberen een koplamp te vervan-
gen. Als een koplamp defect raakt, laat deze
dan door een erkende dealer vervangen.
WAARSCHUWING!
Wanneer de koplampschakelaar wordt inge-
schakeld, treedt er kortstondig hoogspan-
ning op aan de fittingen van de HID-
koplampen. Als het onderhoud niet correct
wordt uitgevoerd, kan deze hoogspanning
een ernstige elektrische schok of zelfs elek-
trocutie veroorzaken. Bezoek uw erkende
dealer voor service.
OPMERKING:
Bij auto’s met HID-koplampen (High Inten-
sity Discharge) hebben de lichten een
blauwe tint wanneer ze worden ingescha-
keld. Na ongeveer 10 seconden, wanneer
het systeem is opgeladen, vermindert de
intensiteit van de tint en wordt de kleur
witter.
Halogeenkoplampen — indien
aanwezig1. Open de motorkap.
2. Draai de lamp voor dimlicht of grootlicht een kwartslag linksom om deze uit het lamphuis
te verwijderen.
3. Koppel de stekker los en vervang de lamp.LET OP!
Raak de nieuwe gloeilamp niet met de vin-
gers aan. Contact met huidvet verkort de
levensduur van de lamp. Wanneer de lamp
in aanraking is gekomen met vet, reinig deze
dan eerst met reinigingsalcohol.
416