JEEP GRAND CHEROKEE 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2017, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2017Pages: 414, PDF Size: 6.11 MB
Page 251 of 414

LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten
zijn aangesloten, ontvangen ook voedings-
spanning van de accu in de auto als u ze
niet gebruikt (bijv. mobiele apparatuur).
Als u de accessoires te lang aangesloten
laat zonder dat de motor draait, raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur
ervan afneemt en/of de motor niet meer zal
starten.
Kabels aansluiten
1. Sluit het einde van de pluskabel(+)van
de startkabel aan op de externe pluspool
(+)van de auto met de lege accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel
(+)aan op de pluspool(+)van de
hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel(-)van de
startkabel aan op de minpool(-)van de
hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de minkabel(-)
aan op de externe minpool(-)van de auto
met de lege accu.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de minpool
(-)van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven massa-
aansluiting; gebruik geen andere blootlig-
gende metalen onderdelen.
5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van de auto met de lege accu.
LET OP!
Laat de motor van het voertuig met de hulp-
accu niet boven 2000 tpm draaien. Dit
heeft namelijk geen voordelen voor het op-
laden, verspilt brandstof en kan de motor
van het voertuig met de hulpaccu beschadi-
gen.
6. Nadat de motor is gestart moeten de start-
kabels in omgekeerde volgorde worden
verwijderd:
Kabels loskoppelen
1. Koppel het einde van de minkabel(-)van
de startkabel los van de externe minpool(
-)van de auto met de lege accu.
2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.
4. Koppel het andere uiteinde van de plus-
kabel(+)van de startkabel los van de
externe pluspool(+)van de auto met de
lege accu.
5. Plaats de beschermkap weer op de ex-
terne pluspool(+)van de auto met de lege
accu.
249
Page 252 of 414

TANKEN IN
NOODGEVALLEN
De trechter voor het doploze brandstofsys-
teem bevindt zich in de opbergruimte voor
het reservewiel. Als uw voertuig zonder
brandstof staat en moet worden bijgevuld
vanuit een jerrycan, plaatst u de trechter in
de vulhals om brandstof te kunnen bijvullen.
Raadpleeg voor meer informatie over het
doploze brandstofsysteem de paragraaf
"Brandstof tanken" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" in deze handleiding.
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
• In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in
de stand NEUTRAL wanneer u stilstaat,
maar verhoog het stationair toerental niet
terwijl u door te remmen voorkomt dat het
voertuig gaat rollen.OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschake-
laar in een hoge stand zetten. Zo onder-
steunt het verwarmingssysteem de wer-
king van de radiateur bij het afvoeren van
warmte uit het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de
vuldop van het koelsysteem als de radi-
ateur of het koelvloeistofreservoir heet is.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Als de meternaald in de zone HOT
("H") staat, zet dan de auto veilig stil langs
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald in de zone HOT
("H") blijft staan en u voortdurend gongsig-
nalen hoort, zet de motor dan direct af en
waarschuw de wegenwacht.
HANDMATIGE
PARKEERONTGRENDELING
WAARSCHUWING!
Zorg altijd dat de auto niet weg kan rollen,
door de handrem stevig aan te trekken
voordat u de handmatige parkeerontgren-
deling inschakelt. Wanneer u de handma-
tige parkeerontgrendeling inschakelt, kan
de auto wegrollen als u de handrem niet
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
250
Page 253 of 414

WAARSCHUWING!
hebt aangetrokken of als de auto niet cor-
rect aan een sleepvoertuig is gekoppeld.
Wanneer de auto niet op zijn plaats wordt
gehouden als de handmatige parkeeront-
grendeling wordt ingeschakeld, kan dit lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel van
personen in of nabij de auto.
Om het voertuig te verplaatsen in gevallen
waarbij de versnellingsbak niet uit de stand
PARK kan worden geschakeld (bijvoorbeeld
door een lege accu), kunt u de handmatige
parkeerontgrendeling gebruiken.
Volg deze stappen voor het gebruik van de
handmatige parkeerontgrendeling:
1. Trek de handrem stevig aan.
2. Open de middenconsole en lokaliseer het
deksel van de handmatige parkeeront-
grendeling, verwijder het door het deksel
weg te breken uit de scharnieren van de
console.3. Druk met een schroevendraaier of soort-
gelijk gereedschap de metalen ontgrende-
ling in de richting van de trekband.
4. Terwijl de metalen ontgrendeling in de
geopende stand staat, trekt u tegelijker-
tijd de trekband omhoog tot de hendel
klikt en in de ontgrendelstand grijpt. De
versnellingsbak is nu uit de stand PARK
en het voertuig kan worden verplaatst.
LET OP!
Als de armsteun wordt gesloten terwijl de
handmatige parkeerontgrendeling is inge-
schakeld, kunnen het mechanisme van de
handmatige parkeerontgrendeling, de ver-
snellingsbak en/of de armsteun bescha-
digd raken.
Deksel van de handmatige
parkeerontgrendeling verwijderdOntgrendelde stand
251
Page 254 of 414

OPMERKING:
Zorg ervoor dat de auto niet onbedoeld weg
kan rollen, door de handrem stevig aan te
trekken.
De handmatige parkeerontgrendeling ophef-
fen:
1. Om de handmatige parkeerontgrendeling
op te heffen, trekt u de trekband omhoog
terwijl u de metalen ontgrendeling naar de
trekband duwt om de hendel te
ontgrendelen.
2. Nadat de spanning is afgenomen en de
hendel is ontgrendeld, zorgt u ervoor dat
deze goed opgeborgen wordt en op zijn
plaats wordt vergrendeld.
OPMERKING:
Plaats het deksel altijd terug door hem op zijn
plaats vast te klemmen.EEN VASTZITTENDE AUTO
WEER VRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kunt u de auto meestal
door een heen en weer gaande beweging los
krijgen. Draai het stuur links- en rechtsom
om de voorwielen vrij te maken. Houd de
vergrendelknop op de schakelhendel inge-
drukt. Schakel vervolgens tussen DRIVE en
REVERSE en trap tegelijkertijd het gaspedaal
licht in.
OPMERKING:
Schakelen tussen DRIVE en REVERSE kan
alleen bij wielsnelheden van 8 km/u (5 mph)
of minder. Wanneer de transmissie langer
dan twee seconden in de stand NEUTRAL
blijft, moet u het rempedaal ingetrapt hou-
den om DRIVE of REVERSE in te schakelen.
Trap het gaspedaal net voldoende in om de
heen en weer gaande beweging van de auto op
gang te houden, zonder dat de wielen doorslip-
pen of het toerental overmatig oploopt.
OPMERKING:
Druk, indien nodig, voordat u de auto heen en
weer beweegt eerst op de toets "ESC Off" om
het elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESC) in de stand "Partial Off" (gedeeltelijk
uit) te zetten. Raadpleeg de paragraaf "Elek-
tronische remregeling" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" in uw gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
Als de auto is losgekomen, drukt u nogmaals
op de schakelaar "ESC Off" om de stand "ESC
On" te herstellen.
LET OP!
•Het overmatig laten oplopen van het toe-
rental van de motor of het laten doorslip-
pen van de wielen kan leiden tot overver-
hitting en beschadiging van de
versnellingsbak. Laat de motor ten minste
één minuut stationair draaien met de ver-
snellingsbak in de stand NEUTRAL tel-
kens nadat de auto vijf keer heen en weer
is bewogen. Zo voorkomt u oververhitting
en vermindert u het risico op schade aan
de versnellingsbak bij langdurige pogin-
gen om de auto vrij te krijgen.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
252
Page 255 of 414

LET OP!
• Wanneer u een vastzittende auto heen
en weer beweegt door snel te schakelen
tussen DRIVE en REVERSE, mogen de
wielen nooit sneller doorslippen dan
24 km/u (15 mph), omdat anders
schade kan ontstaan aan de aandrijflijn.
• Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het te snel
laten doorslippen van de wielen kan lei-
den tot oververhitting en beschadiging
van de versnellingsbak. Ook kunnen de
banden beschadigd raken. Laat de wie-
len niet met meer dan 48 km/u
(30 mph) doorslippen (de transmissie
schakelt niet op).
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden en
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen.
Er kan een band exploderen, waardoor
iemand gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een hogere snelheid
WAARSCHUWING!
dan 48 km/u (30 mph) of langer dan
30 seconden continu doorslippen. Zorg er
ook voor dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een doorslippend
wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait.
SLEPEN VAN EEN AUTO
MET PECH
In dit hoofdstuk worden de procedures be-
schreven voor het slepen van een auto met
pech door een wegsleepbedrijf. Als de trans-
missie en de aandrijflijn nog werken, kunnen
auto's met pech ook worden weggesleept zo-
als beschreven bij "De auto slepen achter een
camper" in "Starten en rijden".OPMERKING:
Auto's uitgerust met Quadra-Lift moeten in
de Transportstand worden gezet voordat de
auto wordt vastgemaakt (aan de carrosserie)
op een aanhanger op autoambulance. Raad-
pleeg voor meer informatie de paragraaf
"Quadra-Lift" in het hoofdstuk "Starten en
rijden". Als de auto niet in de transportmodus
kan worden gezet (bijvoorbeeld omdat de
motor niet kan draaien), moeten de sjorban-
den worden vastgemaakt aan de assen (niet
aan de carrosserie). Als u deze aanwijzingen
niet opvolgt, kunnen er storingscodes worden
aangemaakt en/of worden de sjorhaken mo-
gelijk niet strak genoeg bevestigd.
253
Page 256 of 414

Sleepmethode Wielen LOS van de grondUitvoeringen met tweewiel-
aandrijvingUitvoeringen met vierwiel-
aandrijving zonder de groep
4WD LOWUitvoeringen met vierwiel-
aandrijving met de groep
4WD LOW
Slepen met alle wielen op
de grondGEENNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAANZie de instructies in "Slepen
achter een camper"
• Versnellingsbak in PARK
• Tussenbak in NEUTRAL
(N)
• Slepen in voorwaartse
richting
• Contactschakelaar in de
stand ACC of ON/RUN
(of negatieve accukabel
loskoppelen).
Slepen met behulp van een
wiellift of dollyVoorNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Achter OKNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OK OK
OPMERKING:
SRT-voertuigen en 4WD modellen zonder de
groep 4WD LOW moeten worden gesleept
met alle vier wielenVANde grond.Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitslui-
tend sleepstangen en andere uitrusting die
speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg de
instructies van de fabrikant van de uitrusting.
Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of andere
sleepuitrusting altijd aan een dragend deel
van de auto, nooit aan bumpers of hieraanbevestigde beugels. De verkeersvoorschriften
met betrekking tot het slepen van voertuigen
moeten worden opgevolgd.
Wanneer u tijdens het slepen accessoires
wenst te gebruiken (ruitenwissers, ruitont-
dooier, enz.), dient de contactschakelaar in
stand ON/RUN te staan en niet in stand ACC.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
254
Page 257 of 414

Wanneer de accu van de auto leeg is, raad-
pleeg dan de paragraaf "Handmatige parkeer-
ontgrendeling" in dit hoofdstuk voor instruc-
ties over hoe u de automatische
versnellingsbak uit de stand PARK haalt om
het voertuig te kunnen slepen.
LET OP!
• Gebruik geen takelsysteem met sleeplus
om de auto te slepen. Anders kan de
auto beschadigd raken.
• Bij het vastmaken van de auto op een
autoambulance mogen de onderdelen in
de wielophanging vóór of achter niet
worden vastgemaakt. Door een foutieve
sleepwijze kan uw auto worden bescha-
digd.
• Als het te slepen voertuig bestuurbaar
moet blijven, moet de contactschakelaar
in de stand ACC of ON/RUN staan en
niet in de stand LOCK/OFF.
Zonder sleutelhouder
Er moeten speciale voorzorgsmaatregelen
worden genomen wanneer het voertuig wordt
gesleept met het contact in de stand LOCK/OFF. Zonder sleutelhouder mag de auto al-
leen worden gesleept op een autoambulance.
Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist.
Uitvoeringen met tweewielaandrijving
De fabrikant raadt aan de auto op een au-
toambulance te vervoeren (alle wielenVANde
grond).
Als geen autoambulance beschikbaar is en de
versnellingsbak nog werkt, kan de auto onder
de volgende voorwaarden met de achterwie-
len op de grond worden gesleept:
• De schakelhendel moet in de stand NEU-
TRAL staan. Raadpleeg de paragraaf
"Handmatige parkeerontgrendeling" in dit
hoofdstuk voor instructies over hoe de
transmissie in de neutraalstand kan wor-
den gezet bij uitgeschakelde motor.
• De sleepsnelheid mag niet hoger zijn dan
48 km/u (30 mph).
• De sleepafstand mag niet groter zijn dan
48 km (30 mijl).Als de transmissie niet werkt of de auto
sneller moet worden gesleept dan 48 km/u
(30 mph) of verder moet worden gesleept dan
48 km (30 mijl), moet u het voertuig trekken
met de achterwielenvande grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de auto
op een autoambulance, of met de voorwielen
van de grond en de achterwielen op een dolly,
of (bij gebruik van een voor dit doeleinde
geschikte stuurwielstabilisator om de voor-
wielen in de stand recht vooruit te houden)
met de achterwielen omhoog en de voorwie-
len op de grond.
LET OP!
Als met een snelheid van meer dan
48 km/u (30 mph) of over een afstand van
meer dan 48 km (30 mijl) wordt gesleept
met de voorwielen op de weg, kan zware
schade aan de versnellingsbak ontstaan.
Beschadigingen, veroorzaakt door onjuist
slepen, vallen niet onder de garantie van
de auto.
255
Page 258 of 414

Uitvoeringen met vierwielaandrijving
De fabrikant raadt aan om de auto te vervoe-
ren met alle wielenVANde grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de auto
op een autoambulance of de auto aan de
voorzijde op te takelen en de achterzijde op
een dolly te plaatsen.
Als geen autoambulance beschikbaar is en
de tussenbak nog werkt, kunnen voertuigen
met een tussenbak met twee snelhedenworden
gesleept (in voorwaartse richting, metALLE
wielen op de grond),MITSde tussenbak in de
stand NEUTRAL (N) en de versnellingsbak in
PARKstaat. Zie "Slepen achter een camper"
voor gedetailleerde instructies.
Auto's die zijn uitgerust met een tussenbak
met één versnelling hebben geen stand NEU-
TRAL, enmoetendaarom worden gesleept
met alle vier de wielenVANde grond.
LET OP!
• Voor- of achterwielliften mogen niet wor-
den gebruikt. Bij slepen met behulp van
een voor- of achterwiellift ontstaat in-
wendige schade aan de versnellingsbak
of tussenbak.
• Wanneer dit voertuig in strijd met de
bovenvermelde voorschriften wordt ge-
trokken, kan er ernstige beschadiging
van de versnellingsbak en/of de tussen-
bak optreden. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet
onder de garantie van de auto.
UITGEBREID ONGELUK-
KENRESPONSSYSTEEM
(EARS)
Deze auto is uitgerust van een uitgebreid
ongelukkenresponssysteem.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssystemen
voor inzittenden" in het hoofdstuk "Veiligheid"
voor meer informatie over de functie uitgebreid
ongelukkenresponssysteem (EARS).
EVENT DATA RECORDER
(EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recorder (EDR). Het belangrijkste doel van
de EDR is het registreren van gegevens die
helpen om te begrijpen hoe voertuigsystemen
zich gedragen bij bepaalde aanrijdingen of
bijna-aanrijdingen, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie over de Event
Data Recorder (EDR).
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
256
Page 259 of 414

SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD......258
Gepland onderhoud — niet-SRT.....258
Gepland onderhoud — SRT........263
Gepland onderhoud — dieselmotor . . .268
MOTORCOMPARTIMENT......273
3.6-liter motor...............273
5,7-liter motor................274
6.4-liter motor................275
3.0-liter dieselmotor............276
Oliepeil controleren — Benzinemotor . .277
Oliepeil controleren — dieselmotor . . .277
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.....278
Remsysteem.................278
Automatische versnellingsbak.......279
Onderhoudsvrije accu...........280
DEALERSERVICE...........280
Onderhoud van de airconditioning. . . .281
Ruitenwisserbladen............283
Koelsysteem.................287
HET VOERTUIG OMHOOG TE
BRENGEN.................288
BANDEN..................288
Banden — Algemene informatie.....288
Type banden.................293
Reservewielen — indien aanwezig. . . .294
Onderhoud van velgen en wieldoppen. .296
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
niet-SRT...................298
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
SRT ......................298
Rouleren van banden...........299
HET VOERTUIG STALLEN.....300
CAROSSERIE...............301
Behoud van de carosserie.........301
INTERIEUR................302
Stoelen en bekleding............302
Kunststof- en gelakte onderdelen. . . .302
Lederen onderdelen.............303
SERVICE EN ONDERHOUD
257
Page 260 of 414

GEPLAND ONDERHOUD
Gepland onderhoud — niet-SRT
De geplande onderhoudsbeurten in deze hand-
leiding moeten op de aangeduide tijdstippen of
kilometerstanden worden uitgevoerd om uw
garantie te behouden en optimale betrouw-
baarheid en prestaties van het voertuig te ga-
randeren. Bij veeleisend gebruik, bijvoorbeeld
door het rijden in stoffige omgevingen of veel
korte ritten, is mogelijk meer onderhoud ver-
eist. Laat ook telkens inspectie en onderhoud
uitvoeren wanneer u een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt nodig
heeft.
In de instrumentengroep wordt het bericht "Oil
Change Required" (olie verversen) weergege-
ven en er klinkt een geluidssignaal om aan te
geven dat de olie ververst moet worden.
Het bericht voor olieverversing wordt telkens
ongeveer 11.200 km (7000 mijl) na de laat-
ste olieverversing weergegeven. Laat het on-
derhoud zo snel mogelijk, binnen 800 km
(500 mijl), uitvoeren.
OPMERKING:
• Het systeem houdt geen rekening met de
tijd die is verstreken sinds de laatste olie-
verversing. Ververs de olie van uw auto als
de laatste verversingsbeurt langer dan
twaalf maanden geleden is, ook wanneer
het bericht voor olieverversing NIET wordt
weergegeven.
• Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
• Onder geen beding mogen de intervalter-
mijnen voor olieverversing groter zijn dan
12.000 km (7500 mijl) of 12 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.De erkende dealer reset de indicator voor
olieverversing nadat de geplande olieverver-
sing is uitgevoerd. Als deze geplande olie-
beurt wordt uitgevoerd door iemand anders
dan uw erkende dealer, kan het bericht wor-
den gereset door de stappen te volgen zoals
beschreven in de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw in-
strumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie.
SERVICE EN ONDERHOUD
258