stop start JEEP GRAND CHEROKEE 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: JEEP, Model Year: 2017, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2017Pages: 414, PDF Size: 6.11 MB
Page 185 of 414

•TRACK– Kalibratie voor wegracen op on-
dergronden met veel tractie. De aandrijf-
lijn is geoptimaliseerd voor maximale trac-
tie. Enig slippen kan voelbaar zijn op
moeilijke ondergronden. Deze functie
wordt gereset naar AUTO aan als het con-
tact wordt ingeschakeld.
•TOW- Gebruik deze modus voor het trek-
ken en vervoeren van zware lasten. De
vering van de auto gaat in de sportstand.
Trailer Sway Control wordt ingeschakeld in
het ESC-systeem. Deze functie wordt ge-
reset naar AUTO aan als het contact wordt
ingeschakeld.
Custom
In deze modus kan de bestuurder een aange-
paste autoconfiguratie maken, die wordt op-
geslagen voor een snelle keuze van de favo-
riete instellingen. Het systeem keert terug
naar de modus AUTO (automatisch) wanneer
de contactsleutel van RUN naar OFF wordt
gedraaid als deze modus is geselecteerd. In
de aangepaste modus kunnen de instellingen
voor stabiliteit, transmissie, stuurinrichting,ophanging, aandrijving op alle wielen en
schakelflippers worden geconfigureerd via de
instellingen voor de aangepaste modus.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "SRT-rijmodi" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
Actief dempingssysteem
Deze auto is uitgerust met een elektronisch
geregeld dempingssysteem. Dit systeem ver-
mindert het overhellen en de hellingshoek
van de carrosserie in veel rijomstandigheden
waaronder bochten, accelereren en remmen.
Er zijn 3 modi:
•Street Mode(Beschikbaar in de terrein-
standen AUTO, SNOW en CUSTOM.) -
wordt gebruikt bij hoge snelheden waarbij
een gevoel van comfortabel rijden gewenst
is.
•Sport Mode(Beschikbaar in de terreinstan-
den AUTO, SPORT, CUSTOM en TOW.) -
biedt een stevige vering voor betere rijei-
genschappen.•Track Mode(Beschikbaar in de terrein-
standen AUTO, TRACK en CUSTOM.) -
biedt een zeer stevige vering voor een
agressieve race-ervaring.
Raadpleeg de paragraaf "SRT-rijmodi" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal los te laten of het gaspedaal in te
trappen, wordt de motor automatisch weer
gestart.
183
Page 186 of 414

Automatische modus
De Stop/Start-functie wordt
ingeschakeld na elke nor-
male motorstart. Op dat
moment activeert het sys-
teem de modus STOP/
START READY (Stop/Start-
systeem gereed) en,
wanneer aan alle overige voorwaarden is vol-
daan, activeert het vervolgens de modus STOP/
START AUTOSTOP ACTIVE (Autostop Stop/
Start-systeem actief).
Om de autostop-modus te activeren, doet u het
volgende:
•
Het systeem moet in modus STOP/START
READY (Stop/Start-systeem gereed) staan.
De melding STOP/START READY (Stop/
Start-systeem gereed) wordt weergegeven
op het display in de instrumentengroep in
het gedeelte Stop/Start. Raadpleeg de para-
graaf "Display in de instrumentengroep" in
het hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel le-
ren kennen" in uw gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner.• Het voertuig moet volledig tot stilstand
zijn gebracht.
• De schakelhendel moet in een vooruitver-
snelling staan en het rempedaal moet zijn
ingetrapt.
De motor wordt uitgeschakeld, de toerentel-
ler gaat naar de nulstand en het controle-
lampje Stop/Start gaat branden om aan te
geven dat autostop is ingeschakeld. De in-
stellingen van de klant blijven gehandhaafd
wanneer de motor weer wordt gestart.
Raadpleeg de paragraaf "Stop/Start-systeem" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" in uw gebrui-
kershandleiding op
www.mopar.eu/owner.
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt
Voor het uitschakelen van de motor, contro-
leert het systeem vele veiligheids- en com-
fortvoorwaarden om te controleren of hieraan
is voldaan. Op het Stop/Start-scherm van het
display in de instrumentengroep kan gede-
tailleerde informatie worden weergegeven
over de werking van het Stop/Start-systeem.
In de volgende situaties zal de motor niet
stoppen:• De veiligheidsgordel van de bestuurder is
niet vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is niet gesloten.
• De accutemperatuur is te hoog of te laag.
• De accu is bijna leeg.
• Het voertuig bevindt zich op een steile
helling.
• De interieurverwarming of -koeling is inge-
schakeld en er is geen acceptabele tem-
peratuur in het interieur bereikt.
• De klimaatregeling is ingesteld op volledig
ontwasemen bij een hoge aanjagersnel-
heid.
• De klimaatregeling is ingesteld op MAX
A/C.
• De motor heeft de normale bedrijfstempe-
ratuur nog niet bereikt.
• De transmissie staat niet in een vooruitver-
snelling.
STARTEN EN RIJDEN
184
Page 187 of 414

• De motorkap is geopend.
• De tussenbak van het voertuig staat in
stand 4LO.
• Het rempedaal is niet ingedrukt met vol-
doende druk.
Andere factoren die het gebruik van Autostop
verhinderen:
• Bediening van het gaspedaal.
• Motortemperatuur te hoog.
• 5 MPH drempelwaarde niet bereikt bij
vorige AUTOSTOP.
• Stuurhoek boven drempelwaarde.
• ACC is ingeschakeld en snelheid is
ingesteld.
Het is mogelijk dat meerdere malen met het
voertuig wordt gereden, zonder dat het STOP/
START-systeem de status STOP/START
READY (Stop/Start gereed) aanneemt, wan-
neer de omstandigheden extremer zijn dan
hierboven genoemd.
De motor starten in de stand autostop
In de vooruitversnelling start de motor wan-
neer het rempedaal niet is ingetrapt of het
gaspedaal wordt ingetrapt. De transmissiewordt automatisch opnieuw ingeschakeld als
de motor opnieuw wordt gestart.
Omstandigheden waarin de motor automatisch
opnieuw start in de stand autostop:
• De schakelhendel wordt uit DRIVE gezet.
• De comfortstand van de temperatuur in
het interieur wordt gehandhaafd.
• Het klimaatsysteem in volle ontwase-
mingsmodus is.
• De temperatuur van het klimaatsysteem of
de aanjagersnelheid wordt handmatig ver-
steld.
• De accuspanning daalt naar een te lage
waarde.
• Lage vacuümwaarde van remsysteem
(bijv. na meerdere keren na elkaar rem-
men).
• De schakelaar STOP/START OFF is inge-
drukt.
• Er doet zich een storing voor in het STOP/
START-systeem.
• De vierwielaandrijving is in de stand 4LO
gezet.
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen
1. Druk op de schakelaar STOP/START OFF
(in de rij schakelaars). Het lampje in de
schakelaar dooft.
2. De melding "STOP/START OFF" (stop/
start uit) verschijnt op het display in de
instrumentengroep. Raadpleeg de para-
graaf "Display Instrumentengroep" in het
Schakelaar STOP/START OFF
185
Page 188 of 414

hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in uw gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner.
3. Bij de volgende stop van het voertuig
(nadat het STOP/START-systeem is uitge-
schakeld) zal de motor niet worden
uitgeschakeld.
4. Het STOP/START-systeem schakelt elke
keer zelfstandig weer in wanneer het con-
tact uit- en weer ingeschakeld wordt.
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen
Druk op de schakelaar STOP/START OFF (in
de rij schakelaars). Het lampje in de schake-
laar dooft.
Raadpleeg voor meer informatie over het Stop/
Start-systeem de paragraaf "Stop/Start-systeem"
in het hoofdstuk "Starten en rijden" in uw gebrui-
kershandleiding op
www.mopar.eu/owner.
CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol
bij snelheden boven 40 km/u (25 mph) de
werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur.OPMERKING:
Om de correcte werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig ontworpen dat het sys-
teem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig
meerdere functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het systeem op-
nieuw in werking worden gesteld door op de
aan/uit-knop van de cruisecontrol te drukken
en de gewenste snelheid opnieuw in te stel-
len.
Activering
Druk op de toets aan/uit om de cruisecontrol
in te schakelen. CRUISE CONTROL READY
(Cruisecontrol gereed) wordt weergegeven op
het display in de instrumentengroep om aan
te geven dat de cruisecontrol is ingeschakeld.
Druk nogmaals op de toets aan/uit om het
systeem uit te schakelen. CRUISE CONTROL
OFF (Cruisecontrol uit) wordt weergegeven op
het display in de instrumentengroep om aan
te geven dat de cruisecontrol is uitgescha-
keld. Het systeem moet worden uitgescha-
keld wanneer het niet wordt gebruikt.
Cruisecontrol-schakelaars
1 — Druk op Cancel
2 — Druk op Set+/Accel
3 — Druk op Resume
4 — Druk op On/Off
5 — Druk op Set-/Decel
STARTEN EN RIJDEN
186
Page 208 of 414

Gebruik van verontreinigde brandstof
vermijden
Brandstof die is verontreinigd door water of
vuil, kan ernstige schade aan het brandstofsys-
teem van de motor veroorzaken. Goed onder-
houd van het brandstoffilter en de brandstof-
tank is essentieel. Raadpleeg de paragraaf
"Dealer Service" in het hoofdstuk "Service en
onderhoud" op
www.mopar.com/eu/owner/
voor meer informatie.
Brandstofopslag - dieselbrandstof
Als u hoeveelheden brandstof opslaat, is een
goed onderhoud van de opgeslagen brandstof
ook van groot belang. Brandstof verontreinigd
met water zal de groei van "bacteriën" bevor-
deren. Deze bacteriën vormen "slib" dat het
brandstoffiltersysteem en -leidingen ver-
stopt. Tap regelmatig condens van de toe-
voertank af en vervang het filter van de lei-
ding op gezette tijden.
OPMERKING:
Wanneer een dieselmotor zonder brandstof
komt te staan, wordt er lucht in het brand-
stofsysteem gezogen.Als het voertuig niet start, raadpleegt u de
paragraaf "Dealer Service / Voorvullen wan-
neer de motor geen brandstof heeft gehad" in
het hoofdstuk "Service en onderhoud" op
www.mopar.com/eu/owner/ voor meer
informatie.
WAARSCHUWING!
Open het hogedrukbrandstofsysteem niet
bij draaiende motor. Als de motor draait,
ontstaat er een hoge brandstofdruk. Weg-
spuitende brandstof onder druk kan ern-
stig letsel of de dood tot gevolg hebben.
Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
selectieve katalytische reductie (SCR-
systeem) om te voldoen aan de zeer strenge
dieselemissienormen van het Environmental
Protection Agency.
Het doel van het SCR-systeem is de hoeveel-
heid NOx (stikstofoxiden die motoren uitsto-
ten), dat schadelijk is voor onze gezondheid
en het milieu, tot vrijwel nul terug te brengen.
Kleine hoeveelheden Diesel Exhaust Fluid
(DEF) worden vóór de katalysator in de uitlaatgespoten waar deze na verdamping de smog
veroorzakende stikstofoxiden (NOx) omzet in
onschadelijke stikstof (N2) en waterdamp
(H2O), twee natuurlijke componenten van de
lucht die wij inademen. U kunt in uw auto
rijden met het geruststellende idee dat uw
voertuig bijdraagt aan een schoner en gezon-
der milieu voor de huidige én komende gene-
raties.
Systeemoverzicht
Dit voertuig is uitgerust met een DEF-
inspuitsysteem (Diesel Exhaust Fluid) en een
SCR-katalysator (selectieve katalytische re-
ductie) om te voldoen aan de emissie-eisen.
Het DEF-inspuitsysteem bestaat uit de vol-
gende onderdelen:
• DEF-tank
• DEF-pomp
• DEF-verstuiver
• Elektronisch verwarmde DEF-leidingen
• NOx-sensoren
• Temperatuursensoren
• SCR-katalysator
STARTEN EN RIJDEN
206
Page 220 of 414

1. Breng het voertuig volledig tot stilstand,
terwijl de motor draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.
4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-
Lift luchtvering, controleert u of het voer-
tuig op de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voor-
werp en houd daarmee gedurende vier
seconden de verzonken knop NEUTRAL
(N) van de tussenbak (deze bevindt zich
bij de modusschakelaar) ingedrukt. Het
lampje achter het N-symbool gaat knippe-
ren om aan te geven dat wordt gescha-
keld. Het lampje stopt met knipperen (en
blijft branden) nadat het schakelen naar
NEUTRAAL (N) voltooid is. Het bericht
“FOUR WHEEL DRIVE SYSTEM IN NEU-
TRAL” (vierwielaandrijfsysteem in neu-
traal) verschijnt op het display in de
instrumentengroep.6. Nadat het schakelen voltooid is en het
NEUTRAL (N)-lampje blijft branden, laat
u de knop NEUTRAL (N) los.
7. Schakel de versnellingsbak in REVERSE
(achteruit).
8. Laat het rempedaal gedurende vijf secon-
den los en zorg ervoor dat de auto niet
gaat rollen.
9. Houd het rempedaal ingetrapt. Schakel
de transmissie weer naar de stand
NEUTRAL.10. Trek de handrem stevig aan.
11. Met de transmissie en de tussenbak in
de stand NEUTRAL, houdt u de knop
START/STOP ingedrukt totdat de motor
wordt uitgeschakeld.
12. Zet de schakelhendel in de stand PARK.
Laat het rempedaal los.
13. Druk twee keer op de knop STOP/START
(zonder het rempedaal in te trappen) om
het contact in de stand OFF te zetten.
14. Bevestig het voertuig aan het slepend
voertuig met een geschikte trekhaak.
15. Zet de handrem vrij.
16. Zet de contactschakelaar in de stand
ON/RUN, maar start de motor niet.
17. Controleer of de stuurkolom is
ontgrendeld.
18. Koppel de minkabel van de accu los en
zet hem vast uit de buurt van de minpool
van de accu.
NEUTRAAL (N)-schakelaarSTARTEN EN RIJDEN
218
Page 279 of 414

Oliepeil controleren — Benzinemotor
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet de motorolie op het juiste
peil worden gehouden. Controleer het oliepeil
daarom regelmatig, bijvoorbeeld bij elke
tankstop. Het ideale tijdstip voor een controle
van het motoroliepeil is ongeveer vijf minuten
nadat een volledig opgewarmde motor is uit-
geschakeld.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Handhaaf het motoroliepeil al-
tijd binnen de SAFE-zone op de peilstok.
Wanneer u bij deze motoren 0,95 l (1 Quart)
olie toevoegt wanneer het oliepeil zich aan de
onderkant van de SAFE-zone bevindt, zal het
oliepeil stijgen tot aan de bovenkant van de
SAFE-zone.
LET OP!
Als het carter met te veel of te weinig
motorolie wordt gevuld, kan aëratie of ver-
lies van oliedruk optreden. Dit kan leiden
tot motorschade.
Oliepeil controleren — dieselmotor
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet de motorolie op het juiste
peil worden gehouden. Controleer regelmatig
het oliepeil. Het ideale tijdstip voor een con-
trole van het motoroliepeil is 's ochtends
voordat u de motor de eerste keer start. Wan-
neer u het oliepeil controleert nadat de motor
heeft gedraaid, controleert u eerst of de mo-
tor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
Wacht vervolgens vijf minuten na het uitscha-
kelen van de motor voordat u het oliepeil
controleert.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Vul alleen olie bij wanneer het
oliepeil zich onder de markering "MIN" op de
peilstok bevindt. De totale inhoud van de
markering "MIN" tot de markering "MAX" is
1 liter (1 qt).
LET OP!
Als er te veel of te weinig motorolie in het
carter wordt bijgevuld, kan er lucht in de
olie terechtkomen of kan verlies van olie-
druk optreden. Dit kan leiden tot motor-
schade.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat het oliepeil iets hoger is
dan bij een vorige controle. Dit komt door
dieselbrandstof die zich tijdelijk in het carter
bevindt door toepassing van de regeneratie-
strategie met roetfilter. Deze brandstof ver-
dampt bij normaal bedrijf.
Start de motor nooit wanneer het oliepeil zich
onder de markering "MIN" of boven de mar-
kering "MAX" bevindt.
277