JEEP GRAND CHEROKEE 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: GRAND CHEROKEE, Model: JEEP GRAND CHEROKEE 2020Pages: 412, PDF Size: 7.51 MB
Page 131 of 412

Extra actieve hoofdsteunen
Deze hoofdsteunen zijn passieve componen-
ten die kunnen worden geactiveerd. Auto's
met dit systeem kunnen niet eenvoudigweg
aan de hand van markeringen worden geïden-
tificeerd, maar alleen door visuele inspectie
van de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zich in
twee helften splitsen; de voorste helft bestaat
uit zacht schuim en bekleding en de achter-
ste helft uit decoratief kunststof.
Werking van de actieve hoofdsteunen
De controller van het veiligheidssysteem voor
inzittenden (ORC) bepaalt afhankelijk van de
kracht of van het type botsing van achteren of
de actieve hoofdsteunen (AHR) moeten wor-
den geactiveerd. Als activering noodzakelijk
is bij een botsing van achteren, worden de
actieve hoofdsteunen van zowel de
bestuurders- als passagiersstoel geactiveerd.Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een
botsing van achteren worden geactiveerd,
schuift de voorste helft van de actieve hoofd-
steun naar voren om de afstand tussen het
achterhoofd van de inzittende en de actieve
hoofdsteun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde botsin-
gen van achteren het risico van letsel bij de
bestuurder en voorpassagier te voorkomen of
te verlagen.
OPMERKING:
De actieve hoofdsteunen kunnen wel of niet
geactiveerd worden bij een frontale botsing of
een botsing van opzij. Als echter tijdens een
frontale botsing een secundaire botsing van
achteren plaatsvindt, kunnen de actieve
hoofdsteunen (AHR) worden geactiveerd
naargelang de kracht of van het type botsing.Onderdelen van de actieve hoofdsteunen (AHR):
Onderdelen van de actieve hoofdsteunen
1 — Voorste helft van de hoofdsteun
(zacht schuim en bekleding)
2 — Achterste helft van de hoofdsteun
(decoratief kunststof aan de achter-
zijde)
3 — Geleidestangen van de hoofdsteu-
nen
4 — Rugleuning
129
Page 132 of 412

WAARSCHUWING!
• Alle inzittenden, inclusief de bestuur-
der, mogen de auto niet besturen en niet
in de auto zitten totdat de hoofdsteunen
in de juiste stand staan om het risico op
nekletsel bij een aanrijding te minimali-
seren.
• Leg geen voorwerpen zoals jassen, stoel-
hoezen of draagbare dvd-spelers over de
hoofdsteunen. Deze voorwerpen kunnen
bij botsingen de werking van de actieve
hoofdsteunen belemmeren en leiden tot
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
• Actieve hoofdsteunen kunnen geacti-
veerd worden als ze geraakt worden,
bijvoorbeeld door een hand, voet of losse
voorwerpen. Om ongewenste activering
van de actieve hoofdsteun te voorko-
men, dienen alle voorwerpen veilig te
worden opgeborgen, aangezien losse
voorwerpen in aanraking kunnen komen
met de actieve hoofdsteun wanneer er
plotseling moet worden geremd. Als aan
deze waarschuwing geen gehoor wordt
gegeven, kan persoonlijk letsel het ge-
WAARSCHUWING!
volg zijn als de actieve hoofdsteun geac-
tiveerd wordt.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Hoofdsteunen" in
het hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen"
voor meer informatie over het correct afstel-
len en positioneren van de hoofdsteunen.
Actieve hoofdsteunen terugstellenWanneer de actieve hoofdsteunen tijdens een
aanrijding worden geactiveerd, zal de voorste
helft van de hoofdsteun naar voren worden
uitgeschoven en worden gescheiden van de
achterste helft van de hoofdsteun (zie afbeel-
ding). Ga niet met de auto rijden nadat de
actieve hoofdsteunen zijn uitgeschoven. De
hoofdsteun moet worden gereset naar de oor-
spronkelijke stand om de inzittenden de
beste bescherming te bieden bij alle soorten
aanrijdingen. Een erkende FCA-dealer moet
de actieve hoofdsteunen voor de bestuurder
en de voorpassagier resetten voordat u gaat
rijden. Pogingen om de actieve hoofdsteunen
zelf te resetten kunnen leiden tot beschadi-
ging van de actieve hoofdsteunen, waardoor
hun werking negatief kan worden beïnvloed.
WAARSCHUWING!
Geactiveerde actieve hoofdsteunen kun-
nen u niet bij alle soorten aanrijdingen
optimaal beschermen. Laat geactiveerde
actieve hoofsteunen onmiddellijk door een
erkende dealer resetten.
Actieve hoofdsteun (AHR) geactiveerd
VEILIGHEID
130
Page 133 of 412

Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Sommige van de in dit hoofdstuk beschreven
veiligheidsvoorzieningen behoren voor be-
paalde modellen mogelijk tot de stan-
daarduitrusting en zijn optioneel voor andere
modellen. Vraag het bij twijfel aan een er-
kende dealer.
Het airbagsysteem moet gereed zijn om u te
beschermen bij een aanrijding. De controller
van het beschermingssysteem voor inzitten-
den (ORC) controleert de interne circuits en
de bedrading van de elektrische componen-
ten van het airbagsysteem. Uw voertuig is
mogelijk uitgerust met de volgende compo-
nenten van het airbagsysteem:
Componenten van het airbagsysteem
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
• Aanvullende zijairbags
• Aanvullende knie-airbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de gereedheid
van de elektronische onderdelen van het air-
bagsysteem wanneer de contactschakelaar in
de stand START of ON/RUN staat. Als het
contactslot in de stand OFF of ACC staat, is
het airbagsysteem niet ingeschakeld en zul-
len de airbags niet worden opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC) beschikt over een re-
servevoeding, waardoor de airbags ook geac-
tiveerd kunnen worden wanneer de accu leeg
is of is losgekoppeld.De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden schakelt het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem aan in het
instrumentenpaneel voor een zelftest gedu-
rende vier tot acht seconden, wanneer de
contactschakelaar voor het eerst in de stand
ON/RUN wordt gezet. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem uit. Als de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden een storing in
het systeem detecteert, gaat het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem knippe-
ren of continu branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt om u te waarschuwen wanneer het
lampje weer gaat branden na de eerste keer
starten.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem in het instrumentenpaneel laten
branden wanneer een storing wordt geconsta-
teerd die het airbagsysteem zou kunnen beïn-
vloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect. Omdat het airbagsysteem
zodanig is ontworpen dat het geen onderhoud
131
Page 134 of 412

vergt, raden wij u aan onmiddellijk een er-
kende dealer te raadplegen wanneer een van
de volgende problemen zich voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden.
OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of andere
meters voor motorfuncties niet werken, is het
mogelijk dat ook de controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden niet werkt. In
deze toestand zijn de airbags mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Laat het airbag-
systeem onmiddellijk controleren door een
erkende dealer.WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumentenpa-
neel negeert, kan dat betekenen dat het
airbagsysteem u bij een aanrijding niet
beschermt. Als het lampje niet gaat bran-
den tijdens de gloeilampcontrole wanneer
u de contactsleutel omdraait, blijft bran-
den nadat u de auto hebt gestart of gaat
branden tijdens het rijden, dient u het
defect onmiddellijk door uw erkende dea-
ler te laten repareren.
Redundant airbagwaarschuwingslampje
Als er bij het airbagwaarschuwingslampje
een storing wordt gedetecteerd die van
invloed kan zijn op het aanvullend veilig-
heidssysteem (SRS), gaat het redundant air-
bagwaarschuwingslampje op het instrumen-
tenpaneel branden. Het redundant
airbagwaarschuwingslampje blijft branden
tot de storing is verholpen. Bovendien klinkt
er een geluidssignaal om u erop te wijzen dat
het redundant airbagwaarschuwingslampje
brandt en er een storing is gedetecteerd. Alshet redundant airbagwaarschuwingslampje
met tussenpozen gaat branden of blijft bran-
den tijdens het rijden, laat dan onmiddellijk
uw voertuig door een erkende dealer contro-
leren.
Raadpleeg de paragraaf "Uw instrumenten-
paneel leren kennen" in deze handleiding
voor meer informatie over het redundant air-
bagwaarschuwingslampje.
Frontairbags
Dit voertuig heeft frontairbags en driepunts-
gordels voor zowel de bestuurder als de voor-
passagier. De frontairbags vormen een aan-
vulling op de veiligheidsgordels. De
bestuurdersfrontairbag bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De passagiersfron-
tairbag bevindt zich in het instrumentenpa-
neel, boven het handschoenenkastje. De air-
bagpanelen zijn voorzien van het opschrift
SRS AIRBAG of AIRBAG.
VEILIGHEID
132
Page 135 of 412

WAARSCHUWING!
• Als u tijdens het activeren van de front-
airbag te dicht op het stuur of bij het
instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te worden op-
geblazen. Ga achterover zitten en strek
uw armen zodanig dat u comfortabel het
WAARSCHUWING!
stuur en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
• Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
• Installeer nooit een naar achteren ge-
richt kinderzitje op de voorstoel van een
auto. Gebruik alleen een naar achteren
gericht kinderzitje op de achterbank. Als
de auto niet is uitgerust met een achter-
bank, transporteer dan geen naar achte-
ren gericht kinderzitje in die auto.
• Als de frontairbag aan de passagiers-
zijde wordt opgeblazen, kan een kind
van 12 of jonger, maar ook een kind in
een kinderzitje tegen de rijrichting in,
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Kenmerken frontairbag bestuurders- en
passagierszijde
Het geavanceerde frontairbagsysteem be-
staat uit airbags aan de bestuurderszijde en
aan de passagierszijde die in meerdere stadiaworden geactiveerd. Dit systeem reageert
overeenkomstig de kracht en de aard van de
botsing die worden vastgesteld door de con-
troller van het beveiligingssysteem voor inzit-
tenden. Deze controller ontvangt informatie
van de sensoren voor frontale botsingen (in-
dien aanwezig) of van andere systeemcompo-
nenten.
Het eerste opblaasmechanisme wordt onmid-
dellijk geactiveerd bij een botsing waarbij
gebruik van de airbags noodzakelijk is. Een
geringe opblazing wordt toegepast voor min-
der zware botsingen. Bij zwaardere botsingen
wordt een krachtiger opblazing toegepast.
Deze auto is mogelijk uitgerust met een ge-
spsluitingsschakelaar voor de veiligheidsgor-
del voor de bestuurders- en/of de voorpassa-
giersstoel die registreert of de gordel is
vastgegespt. Met deze gespsluitingschake-
laar kan het niveau worden aangepast waar-
mee de geavanceerde frontairbags worden
opgeblazen.
Locaties van de frontairbags/
kniebescherming
1 — Frontairbags voor bestuurder en
passagier
2 — Kniebescherming voor de passa-
gier
3 — Kniebescherming / aanvullende
knie-airbag voor de bestuurder
133
Page 136 of 412

WAARSCHUWING!
• Er mogen geen voorwerpen op of nabij
het airbagpaneel op het instrumenten-
paneel of het stuur worden geplaatst,
omdat deze letsel kunnen veroorzaken
bij botsingen waarbij de airbag wordt
opgeblazen.
• Plaats niets op of rond de airbagpanelen
en probeer deze nooit handmatig te ope-
nen. Anders is het mogelijk dat u de
airbags beschadigt. Bovendien kunt u
letsel oplopen doordat de airbags moge-
lijk niet meer functioneren. De be-
schermpanelen van de airbagkussens
gaan alleen open als de airbags worden
opgeblazen.
• Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan
dit bij een aanrijding leiden tot ernstig
letsel. De airbags werken in combinatie
met uw veiligheidsgordel om u op de
juiste wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags niet op-
geblazen. Draag uw veiligheidsgordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust met
airbags.
Werking frontairbags
De frontairbags zijn ontworpen om extra be-
scherming te bieden als aanvulling op de
veiligheidsgordels. Frontairbags zijn niet be-
doeld voor het verminderen van het risico op
letsel bij botsingen van achteren, botsingen
van opzij of over de kop slaan. De frontair-
bags worden niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor sommige fron-
tale botsingen die ernstige schade aan het
voertuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde
aanrijdingen tegen palen, aanrijdingen waar-
bij de auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor denoodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd ter-
wijl de airbags volledig worden opgeblazen.
De frontairbags worden binnen een oogwenk
volledig opgeblazen. De frontairbags lopen
vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder
en de voorpassagier bescherming bieden.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
VEILIGHEID
134
Page 137 of 412

men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
•
Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting, audio-
installaties, 27 MC-apparatuur, enz.
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
Deze auto is aan de bestuurderszijde voorzien
van een knieairbag, die zich in het instrumen-
tenpaneel onder de stuurkolom bevindt. De
extra knieairbag aan bestuurderszijde biedt
meer bescherming en werkt bij frontale aan-
rijdingen samen met de veiligheidsgordels,
de gordelspanners en de frontairbags.
Aanvullende zijairbags
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
(indien aanwezig)
Dit voertuig is mogelijk ook uitgerust met
aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's).
Raadpleeg de onderstaande informatie wan-neer uw voertuig is uitgerust met aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB's).
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
bevinden zich aan de buitenzijde van de
voorstoelen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met het opschrift "SRS AIRBAG"
of "AIRBAG", op een label of op de bekleding
aan de buitenzijde van de stoelen.
De zijairbags (indien aanwezig) kunnen hel-
pen om het risico van letsel van inzittenden tebeperken tijdens bepaalde zijdelingse botsin-
gen, als aanvulling op de potentiële letselre-
ductie door de veiligheidsgordels en de con-
structie van de carrosserie.
Als een zijairbag wordt geactiveerd, gaat de
naad aan de buitenkant van de stoelbekle-
ding open. De geactiveerde aanvullende zij-
airbag in de stoel komt via de stoelnaad naar
buiten in de ruimte tussen de inzittende en
het portier. De zijairbag beweegt zo snel en
krachtig dat deze letsel kan veroorzaken wan-
neer de inzittenden niet goed in de stoel
zitten, of wanneer zich voorwerpen bevinden
in de ruimte waar de zijairbag wordt opgebla-
zen. Kinderen lopen een nog hoger risico van
letsel door een geactiveerde airbag.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.
Opschrift aanvullende zijairbags in de
stoelen vóór
135
Page 138 of 412

Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC's) (in-
dien aanwezig)
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met aanvul-
lende gordijn-zijairbags (SABIC's). Raad-
pleeg de onderstaande informatie wanneer
uw voertuig is uitgerust met aanvullende
gordijn-zijairbags (SABIC's).
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC's) be-
vinden zich boven de zijruiten. Op de bekle-
ding over de gordijn-zijairbags bevindt zich
een label met het opschrift "SRS AIRBAG" of
"AIRBAG".
SABIC's (indien aanwezig) kunnen helpen
het risico van hoofdletsel en ander letsel voor
inzittenden op de voorstoelen of buitenste
zitplaatsen achterin te beperken tijdens be-
paalde zijdelingse botsingen, als aanvulling
op de potentiële letselreductie door de veilig-
heidsgordels en de constructie van de carros-
serie.De gordijn-zijairbag wordt naar beneden ge-
activeerd en bedekt de zijruiten. Een geacti-
veerde gordijn-zijairbag drukt de buitenrand
van de hemelbekleding opzij en bedekt de
zijruit. De gordijn-zijairbags worden met een
dermate grote kracht opgeblazen, dat ze in-
zittenden kunnen verwonden indien ze niet
naar behoren in de stoel zitten of hun veilig-
heidsgordel niet naar behoren dragen, of in-
dien er zich voorwerpen bevinden in het ge-
bied waar de gordijn-zijairbags worden
opgeblazen. Kinderen lopen een nog hoger
risico van letsel door een geactiveerde airbag.
De SABIC's (indien aanwezig) kunnen helpen
bij het beperken van het risico van gedeelte-
lijk of volledig uit het voertuig geslingerd
worden van inzittenden dóór de zijruiten bij
bepaalde zijdelingse botsingen.
WAARSCHUWING!
• Stapel apparatuur, bagage of andere la-
ding niet dermate hoog op dat het opbla-
zen van de gordijn-zijairbags wordt ge-
blokkeerd. De bekleding boven de
zijruiten waar de gordijn-zijairbags en
Plaats van het label voor aanvullende
gordijn-zijairbags
VEILIGHEID
136
Page 139 of 412

WAARSCHUWING!
het opblaaspad zich bevinden, moet vrij
van obstakels blijven.
• Om de gordijn-zijairbags naar behoren te
laten werken, geen accessoires in uw
auto installeren die het dak kunnen ver-
anderen. Voeg later geen open dak toe
aan uw voertuig. Monteer geen daktrans-
portsystemen waarbij permanente be-
vestigingen nodig zijn (bouten of schroe-
ven) voor montage op het autodak. Boor
nooit in het autodak, om welke reden
dan ook.
Zijdelingse botsingen
De zijairbags zijn ontworpen om te worden
geactiveerd bij bepaalde zijdelingse botsin-
gen. De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden (ORC) bepaalt op basis
van de aard en ernst van een botsing of de
zijairbags moeten worden opgeblazen. De
sensoren voor zijdelingse botsingen helpen
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen. Het systeem is ge-
kalibreerd om de zijairbags aan de zijde vande botsing van het voertuig te activeren bij
botsingen waarbij bescherming van de inzit-
tenden door zijairbags noodzakelijk is. Bij
een zijdelingse botsing worden de zijairbags
onafhankelijk geactiveerd; bij een botsing
aan de linkerzijde worden alleen de zijairbags
links geactiveerd en bij een botsing aan de
rechterzijde alleen de zijairbags rechts. Be-
schadiging van de auto is op zichzelf geen
goede indicatie of activering van de zijairbags
al dan niet vereist was.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen geactiveerd, zoals sommige aanrij-
dingen onder bepaalde hoeken of bij be-
paalde zijdelingse botsingen die geen invloed
hebben op het interieur. De zijairbags kunnen
worden geactiveerd tijdens botsingen onder
een hoek of frontale botsingen, waarbij de
frontairbags worden geactiveerd.
Zijairbags vormen een aanvulling op de vei-
ligheidsgordels. Zijairbags worden sneller op-
geblazen dan u met uw ogen kunt knipperen.
WAARSCHUWING!
• Inzittenden, waaronder kinderen, die te-
gen of heel dicht bij zijairbags zitten,
kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen. Inzittenden, waaronder kinde-
ren, dienen nooit tegen het portier, de
zijruiten of het gebied waar de zijairbags
worden opgeblazen aan te leunen of in
slaap te vallen, ook niet als zij in een
babyzitje of kinderzitje zitten.
• Veiligheidsgordels (en kinderzitjes in-
dien van toepassing) zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming. Ze houden u ook op uw plaats, uit
de buurt van een zijairbag die wordt
opgeblazen. Voor de beste bescherming
van de zijairbags, moeten inzittenden
hun veiligheidsgordels naar behoren
dragen en rechtop zitten met hun rug
tegen hun stoel. Kinderen moeten naar
behoren worden vastgegespt in een kin-
derzitje of zitverhoger, afgestemd op de
grootte van het kind.
137
Page 140 of 412

WAARSCHUWING!
• Zijairbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Leun niet tegen het
portier of het raam. Zit rechtop op het
midden van de stoel.
• Als u zich tijdens het activeren te dicht
bij de zijairbags bevindt, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
• Als u alleen op de zijairbags vertrouwt,
kan dit bij een aanrijding leiden tot ern-
stig letsel. De zijairbags werken in com-
binatie met uw veiligheidsgordel om u
op de juiste wijze te beschermen. Bij
sommige aanrijdingen worden de zijair-
bags niet opgeblazen. Draag altijd uw
veiligheidsgordel, ook als uw auto is uit-
gerust met zijairbags.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.Over de kop slaan van het voertuig (indien
uitgerust met systeem voor detectie van over de
kop slaan)
Zijairbags zijn ontworpen om te worden geac-
tiveerd bij bepaalde gevallen van over de kop
slaan van de auto (indien uitgerust met de-
tectie van over de kop slaan). De controller
van het beveiligingssysteem voor inzittenden
bepaalt op basis van de aard en ernst van het
over de kop rollen van de auto, of de zijair-
bags moeten worden opgeblazen. Beschadi-
ging van de auto is op zichzelf geen goede
indicatie of activering van de zijairbags al
dan niet vereist was.
De zijairbags altijd geactiveerd wanneer de
auto over de kop slaat. Het systeem voor
detectie van over de kop slaan bepaalt of de
het voertuig mogelijk over de kop slaat en of
activering noodzakelijk is. In het geval dat
het voertuig over de kop of bijna over de kop
slaat en de zijairbags moeten worden opge-
blazen, activeert het systeem voor detectie
van over de kop slaan ook de voorspanners
van de veiligheidsgordels aan beide zijden
van het voertuig.De gordijn-zijairbags kunnen helpen bij het
beperken van het risico van gedeeltelijk of
volledig uit de auto geslingerd worden van
inzittenden dóór de zijruiten bij bepaalde
zijdelingse botsingen of het over de kop slaan
van de auto.
Componenten van het airbagsysteem
OPMERKING:
De controller van het beschermingssysteem
voor de inzittenden (ORC) controleert de in-
terne circuits en de bedrading van de onder-
staande elektrische componenten van het
airbagsysteem:
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
VEILIGHEID
138